Claude Criquielion ruilde de wielersport voor de politiek en heeft de draad met het verleden doorgeknipt. Maar als zondag Luik-Bastenaken-Luik wordt gereden, drijven herinneringen boven. De klassieker leek hem op de maat gesneden, maar toch won hij nooit.

In het gemeentehuis van Lessines ligt het nieuwe werkterrein van Claude Criquielion (52). De ex-wereldkampioen is schepen van Sport, Feestelijkheden en Jeugd in dit 18.000 inwoners tellende stadje, waar een kartel van PS en MR onder de lijstnaam Ensemble aan de macht is. Op zijn bureau stapelen de dossiers zich op. Geregeld springt iemand bij hem binnen. Er hangt een ongedwongen en amicale sfeer in het gemeentehuis waar zestig mensen werken. De burgemeester komt Criquielion vragen hoe het gaat met een van zijn paarden dat dezelfde ochtend een zware val maakte. Zijn bezorgdheid is oprecht.

De ‘Criq’ haalde eind 2006 bij de gemeenteraadsverkiezingen 867 stemmen, een score die hij niet voor mogelijk hield. Het past bij hem: ook als renner was hij nooit overtuigd van zichzelf. Toen hij schepen kon worden, keerde hij het wielerpeloton definitief de rug toe.

Hoewel Criquielion niet echt een winnaar was, bouwde hij een schitterende carrière uit. De Waal veroverde met zijn bescheidenheid en haast ontwapenende eerlijkheid de harten van het publiek. Toen hij in 1988 in Ronse een tweede wereldtitelverspeelde omdat de Canadees Steve Bauer hem in een spurt met drie ten val bracht, stond wielerminnend België met gebalde vuisten op de barricaden. Dit drama verhoogde zijn populariteit, al kostte het hem uiteindelijk veel geld. Zeker omdat hij een proces tegen Bauer verloor en ook nog eens 500.000 frank aan gerechtskosten moest betalen. Nu nog, meer dan twintig jaar later, gaat er geen week voorbij of Criquielion wordt over deze wedstrijd aangesproken, al kan hij die tragedie van toen nu wel een plaats geven. Dat moet ook: hij passeert verschillende keren per week in de Kruisstraat van Ronse, waar toen de aankomststreep lag.

Criquielion leek met zijn klimmerscapaciteiten vooral gemaakt voor de Ardense klassiekers. Hij won twee keer de Waalse Pijl, maar Luik-Bastenaken-Luik, het absolute wielermonument in Wallonië, kon hij nooit op zijn erelijst schrijven: twee keer tweede en één keer derde. Wel behaalde hij in 1987 een opmerkelijke triomf in de Ronde van Vlaanderen, als eerste en tot dusver enige Waal. Contradictorisch, want hij hield van de Ardense hellingen maar niet van de Vlaamse kasseien.

Claude Criquielion: ‘De mensen vragen me vaak of het me geen bitter gevoel geeft dat ik als Waal nooit Luik-Bastenaken-Luik won. Alsof die wedstrijd in mijn achtertuin ligt. Terwijl ik dus in Deux-Acren woon, vlakbij de Vlaamse Ardennen. Als ik in mijn tuin sta, zie ik de Muur van Geraardsbergen en de Bosberg liggen. Daarom zou ik die overwinning in de Ronde van Vlaanderen voor geen enkele andere willen ruilen.

‘Vooral ook door de manier waarop: ik spring heel alleen weg uit een kopgroep en kon profiteren van de rivaliteit tussen Sean Kelly en Eric Vanderaerden. Toen ik demarreerde, op vijftien kilometer van de aankomst, bleef Kelly gewoon zitten, hoewel we niet voor dezelfde ploeg reden. Dat was een soort wederdienst: ik heb in Luik-Bastenaken-Luik eens vijf kilometer aan een stuk voor hem de ziel uit mijn lijf gereden om Laurent Fignon en Phil Anderson terug te pakken. Vijf kilometer sleuren met Kelly in mijn wiel, in de laatste kilometer werden Fignon en Anderson gepakt en won Kelly gemakkelijk in de spurt. Dat soort vriendschappen bestond toen in het peloton. Nu is dat anders. Je merkt zelfs dat renners die samen gaan trainen tegen elkaar rijden in de koers.

‘Ik heb in mijn carrière wel nooit sneller gefietst dan die laatste vijftien kilometer in de Ronde van Vlaanderen. Ik kende het parcours als mijn broekzak, ik ging er dagelijks trainen, ik wist hoe de wind waaide. En ik wist ook dat de wind na de laatste hindernis, de Bosberg, in de rug zou zitten. Ik ben zelden zo gelukkig geweest als die dag.’

Toch stemde je je voorseizoen altijd af op Luik-Bastenaken-Luik.

CLAUDE CRIQUIELION: Omdat die hellingen me heel goed lagen. Maar er was één probleem: de laatste klim lag op achttien kilometer van het einde, je moest ervoor zorgen dat je tegen dan de selectie maakte. Maar het gebeurde vaak dat renners nadien weer bij elkaar kwamen. Zo heb ik in 1987 eens een pijnlijke nederlaag geleden: ik reed samen met Stephen Roche voorop, maar plots wilde die geen kop meer doen. ‘Ik ben zo sterk dat ik toch win’, zei hij. Daarna reed ik ook niet meer voluit en kon de Italiaan Moreno Argentin met een paar anderen weer aansluiten, op drie kilometer van het einde. Ook omdat achter ons nog een paar auto’s reden die hen weer vooraan brachten, de wedstrijdcommissaris heeft toen een zware fout gemaakt. Hij is nog altijd kwaad als ik dat zeg, maar hij had die auto’s moeten wegsturen, zoals dat reglementair is voorzien als de kloof te klein wordt. Argentin won uiteindelijk in de spurt. Ik heb lang niet meer met Roche gesproken en pas jaren later, op het afscheidsfeest van Kelly, heeft hij zich verontschuldigd. Hij kon niet anders, want Kelly hard ervoor gezorgd dat ik aan tafel naast Roche zat. Die zei toen dat het allemaal de schuld was van zijn vrouw die vond dat hij te veel op kop reed.

Later ben je nog vaker op Argentin gebotst.

CRIQUIELION: Hij was veel sneller dan ik en je kon hem moeilijk lossen. Giancarlo Ferretti, de ploegleider van Argentin, zei hem altijd dat geen koers tactisch gemakkelijker was dan Luik-Bastenaken-Luik: hij moest gewoon op mijn wiel rijden en dat niet lossen. En het bleek nog juist te zijn ook. Nadat ik ben gestopt met wielrennen heeft Argentin nooit meer Luik-Bastenaken-Luik gewonnen.

Intussen is het parcours veranderd en werd de aankomst verplaatst naar Ans.

CRIQUIELION: Dat zou in mijn voordeel geweest zijn: de laatste helling, de Côte de Saint-Nicolas, ligt op vijf kilometer van de aankomst. Van de andere kant blokkeert dat de koers ook. Er wordt heel lang gewacht, vaak zitten er nog tachtig renners samen als de finale echt gaat beginnen. Iedereen wacht op die laatste scherprechter. Dat maakt van Luik-Bastenaken-Luik een speciale koers: je moet de hele dag door zeer economisch met je krachten omringen, je moet je sparen en verstoppen, tot op de Saint-Nicolas. Dan komt het erop aan op het juiste moment een demarrage te plaatsen, want het is nooit degene die het eerst aanvalt die wint.

De renner met het meeste geduld heeft de grootste kans op de zege. En als je zeker weet dat je de snelste bent, val je ook daar niet aan, dan volg je gewoon. Dat zag je vorig jaar bijvoorbeeld bij Alejandro Valverde, die is echt geknipt voor Luik-Bastenaken-Luik. Hoewel Saint-Nicolas weleens een Italiaanse helling wordt genoemd. Davide Rebellin rijdt er altijd goed, Damiano Cunego ook, dat zijn samen met Valverde de renners die ik zondag weer verwacht. Maar de wedstrijd zal pas laat openbreken. Dat is eigenlijk jammer als je ziet tot welke schitterende spektakelstukken de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix uitgroeiden.

Met Belgen in de hoofdrol. Dat zal zondag wellicht anders zijn.

CRIQUIELION: Toch denk ik dat er in Stijn Devolder een potentiële winnaar van Luik-Bastenaken-Luik schuilt. Ik vind Devolder een Italiaans type, hij moet die hellingen echt kunnen verteren. Alleen moet je dus lang kunnen wachten, en dat is zijn probleem. Hij rijdt niet altijd even verstandig, levert op onnodige momenten te bruuske inspanningen, hij kan zichzelf niet onder controle houden en begaat dan stommiteiten. Er zou constant iemand naast hem moeten rijden om hem te kalmeren. Dan is Phillipe Gilbert veel intelligenter in de koers. Maar hij is drie jaar jonger dan Devolder en dus minder sterk. Bovendien blijkt er dit seizoen toch iets verkeerd gelopen te zijn met z’n planning. In februari en maart reed hij op twee wedstrijden na dezelfde voorbereidingskoersen als Alberto Contador die op de Tour mikt. Dat lijkt me zeer vreemd.

De Waalse Pijl, die woensdag vier dagen voor Luik-Bastenaken-Luik wordt gereden, is een heel andere koers.

CRIQUIELION: Het was een wedstrijd die ik heel graag reed. Tenminste: vanaf het moment dat de aankomst op de Muur van Hoei lag. Vroeger werd de Muur beklommen, maar vanaf de top tot aan de streep lagen er nog achttien kilometer, in dalende lijn. Zodat je op de Muur moeilijk een beslissende forcing kon voeren. In 1985 is dat veranderd, de organisatoren wilden hun wedstrijd een andere dimensie geven. Dat kwam me goed uit, want ik won meteen. En vier jaar later nog eens.

Ik moet zeggen: ik kende iedere meter van de Muur, wist precies hoe je de bochten moest aansnijden. Zo heb ik in 1989 Steven Rooks uit de wielen gekegeld: ik reed altijd helemaal rechts, net voor een scherpe bocht drong ik Rooks naar links, naar de binnenkant. Ik moest wel meer meters afleggen, maar omdat hij links reed, lag het klimpercentage voor hem hoger. Toen versnelde ik, sloeg een kloof van vijf meter en hij kwam niet meer terug. Toen ik later ploegleider werd, heb ik dikwijls tegen de renners gezegd: je moet altijd rechts rijden als je de Muur beklimt. Daardoor heeft Rik Verbrugghe nog gewonnen. En Mario Aerts. Dat geeft veel voldoening.

Je bent na je carrière een tijdje sportdirecteur geweest. Mis je dat niet?

CRIQUIELION: Nee. Ik heb eerst bij GB/Mapei een tijdje pr-werk gedaan, met vips rondrijden in de klassiekers, zeven jaar lang, al mocht ik af en toe inspringen als sportdirecteur. Maar op den duur vroeg ik me na al die jaren af: wat moet ik nu weer de hele dag tegen die vips gaan vertellen? Later werd ik sportdirecteur bij Lotto, maar in grote koersen zit je dan ook altijd met een belangrijke invité in je auto. Terwijl je invloed op de wedstrijd niet groot is. Moest ik in de Ronde van Vlaanderen aan Peter Van Petegem gaan vertellen dat hij vóór de Oude Kwaremont vooraan moet zitten? Dat wist hij echt zelf wel. In feite reed je dus maar achter het peloton, met een paar fietsen op je wagen. Al probeerde ik in de ploeg altijd voor mentale rust te zorgen, om de sfeer ontspannen te maken. Ik heb me zelf ook altijd het best gevoeld in zo’n klimaat.

Later heb je wel met jongeren gewerkt?

CRIQUIELION: Dat deed ik graag: jonge renners niet alleen mee formeren maar ze ook informeren over het vak, in al zijn aspecten. Daarom ben ik in 2005 ingegaan op een aanbieding van Landbouwkrediet waar Gérard Bulens de kaart van de jeugd wou trekken. Ik zag echt heel veel in dat project, ik had daarvoor zelfs een aanbieding van de Spaanse ploeg Caisse d’Epar- gne laten schieten. Alleen veranderde de filosofie van Bulens op een gegeven moment. Dat is jammer. Het is niet gemakkelijk voor jonge renners om door te stromen, zeker niet in Wallonië. In Vlaanderen heb je goed georganiseerde semiprofessionele ploegen en is er het team van Topsport Vlaanderen. In topploegen is het al helemaal moeilijk. Als je ziet hoe de stress overal toeneemt. Door het geld natuurlijk. Ik reed in mijn tijd bij Splendor met Sean Kelly, Eddy en Walter Planckaert en Johan Demuynck, en ons budget was nauwelijks 30 miljoen Belgische frank. Nu werkt Quick-Step met een budget van meer dan 400 miljoen oude franken. Het zijn natuurlijk andere tijden. Vroeger had je twaalf, dertien Belgische profploegen en reden er een stuk of zes de Tour.

Ga je nog vaak naar de koersen?

CRIQUIELION: Alleen als mijn zoon Mathieu meerijdt en alleen in België. Ik word wel vaak uitgenodigd, maar ik kijk liever op televisie. Trouwens, ik moet tijdens het weekend dikwijls naar een of ander feest, dat hoort erbij als je in de gemeentepolitiek bent gestapt. Als je dat soort gelegenheden laat passeren, dan zeggen ze: ‘Wie denkt hij wel dat hij is?’

Het is een nieuw leven.

CRIQUIELION: Een heel ander leven. Maar wel boeiend. Aanvankelijk had ik mijn twijfels of ik verkozen zou worden. Ze hadden me in mijn actieve carrière al gevraagd om op de lijst van de MR te staan, maar dat vond ik te gemakkelijk. Dan profiteer je van je naam. Terwijl je nu moet denken: gaan al die mensen die je ooit eens vergat te groeten wel voor je stemmen? Want als ik eens iemand voorbijliep zonder te knikken, sprak heel de stad daarvan. Je bent bovendien nooit koning in eigen streek.

Maar uiteindelijk bleek het dus allemaal goed mee te vallen, ik had het op twee na hoogste aantal stemmen. Liefst 7,5 procent stemde op mij. Ik ben nu tweede schepen. Natuurlijk is het een heel ander leven: vroeger stond ik in dienst van een wielerploeg, nu sta ik in dienst van de bevolking. En in een domein dat ik absoluut niet kende. Maar ik heb me alle dossiers redelijk snel eigen kunnen maken.

We hebben bijvoorbeeld een groot project met een sportzaal in Lessines, de plannen bestaan al sinds 1996 en zijn vervolgens tien jaar in een lade gestopt. Nu hebben we de nodige subsidies gekregen en binnenkort wordt er met de bouw begonnen. Dat geeft zeer veel voldoening. In ieder geval slorpt dit werk me helemaal op, ik zit elke ochtend in het gemeentehuis. Ik zou het echt niet kunnen combineren met een job in de wielersport. In het begin van het seizoen heb ik nog een aanbieding gehad om sportdirecteur te worden van Katusha, Andrei Tchmil had me daarvoor benaderd. Ik wilde eventueel wel inspringen in een paar Belgische koersen, maar hij zag het als een fulltimejob. Daar heb ik echt geen tijd voor.

Je hoort niet bij die ex-renners die het milieu niet kunnen missen.

CRIQUIELION: Ik heb de wielersport in al zijn facetten leren kennen. Op mijn vijfde kreeg ik een fiets. Dat beschouwde ik toen als een stuk speelgoed. Dan mag je dankbaar zijn dat je daar meer dan dertig jaar mee mag spelen en dat je ook na je carrière met die fiets verder geld blijft verdienen. Maar nu is het genoeg geweest. Al ben ik nog altijd niet veel thuis, ik slaap nu wel iedere avond in hetzelfde bed.

DOOR JACQUES SYS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content