Biotechbedrijf ThromboGenics schrijft geschiedenis: als eerste Belgische onderneming mag het een medicijn op de Amerikaanse markt brengen. Bingo: het kost 125.000 keer meer dan goud en moet jaarlijks honderden miljoenen euro’s opbrengen. Topman Patrik De Haes over de fascinerende zoektocht naar een nieuw geneesmiddel én naar het gat in de markt.

‘Wat de doorslaggevende factor was die van ThromboGenics zo’n succes heeft gemaakt?’ Topman Patrik De Haes proeft de vraag. De Haes studeerde geneeskunde in Leuven en maakte carrière in de farmaceutische industrie in Zwitserland en de Verenigde Staten. In 2007 keerde hij terug naar België en ging aan de slag bij het jonge Leuvense biotechbedrijf ThromboGenics. Hij was afgelopen jaar al genomineerd voor Trends’ Manager van het Jaar, en volgens velen maakt hij een grote kans om die titel bij een volgende editie in de wacht te slepen.

‘De mensen’, antwoordt De Haes. ‘De mensen waren en zijn de bepalende succesfactor voor ThromboGenics.’ Jaja, dat zegt iedereen altijd. ‘Neenee’, kaatst hij beslist terug. ‘Ons succes is in de allereerste plaats te danken aan de mensen die jarenlang rotsvast geloofden in de zoektocht naar een nieuw geneesmiddel, ook al leverde dat al die tijd geen eurocent winst op. Het was als lopen over een kabel boven een ravijn zonder vangnet. Je mag niet achterom of naar beneden kijken. Je moet gefocust blijven doorgaan in de volle overtuiging dat je de andere kant haalt. En eens je daar bent, wrijf je het zweet weg en is de voldoening overweldigend.’

ThromboGenics is tot nu toe een uniek Vlaams succesverhaal. De onderneming werd in 1991 opgericht door professor Désiré Collen, verbonden aan de KU Leuven – UZ Gasthuisberg. Collen verwierf in 1980 wereldfaam met de ontdekking van t-PA, een medicijn dat bloedklonters oplost en zo hartinfarcten en beroertes voorkomt. ‘Ik schat dat enkele tienduizenden mensen langer leefden dankzij mijn medicijn’, zei Collen vier jaar geleden in Knack. Daarom is Collen vaak genoemd als kandidaat-Nobelprijswinnaar voor de Geneeskunde. Zijn t-PA leverde hem een fortuin op, en een deel daarvan stak hij in Thrombo- Genics, dat op zoek ging naar nieuwe medicijnen.

ThromboGenics zocht – in het spoor van het succes van Collen – aanvankelijk naar geneesmiddelen die te maken hadden met ons bloedvatensysteem. In 2007 werd Patrik De Haes ceo van ThromboGenics, en onder zijn leiding koos het bedrijf ervoor om zich bijna uitsluitend te concentreren op oogziekten (oftalmologie) en vond een geneesmiddel, ocriplasmine, dat verkleving aan de achterkant van het oog kan oplossen zonder operatie. ‘Het biedt een behandeling voor een onvervulde medische nood bij zo’n 500.000 patiënten per jaar, van wie ongeveer de helft in de VS’, zegt De Haes.

ThromboGenics kreeg eind vorig jaar de toelating om dat medicijn, onder de merknaam Jetrea, in de VS te lanceren. Het is het eerste Belgische bedrijf dat daarin op eigen kracht slaagt. Het geneesmiddel moet jaarlijks honderden miljoenen euro’s opleveren, sommige analisten spreken zelfs van meer dan een half miljard. De Haes blijft er rustig onder: ‘We moeten afwachten. Ik kan bevestigen dat er Jetrea wordt besteld en toegediend. We vullen nu de vriezers bij onze oogspecialisten. De vraag is hoeveel ze er weer uithalen. In de zomer zullen we daar zicht op hebben.’

In 2006 trok ThromboGenics nog naar de beurs als specialist in cardiovasculaire aandoeningen, maar met uw komst een jaar later kwam de focus te liggen op oogziekten. Waarom die strategische ommezwaai?

PatrikDe Haes: Omdat er business zat in oogziekten, daar was geld te verdienen. Je hebt honderden geneesmiddelen om een hoge bloeddruk te behandelen, maar voor oogziekten is er maar weinig. Met een geneesmiddel voor hart en bloedvaten moet je opboksen tegen de grote farmaceutische bedrijven, terwijl er voor medicijnen voor het oog nauwelijks concurrentie bestaat. En toch is dat een interessante markt, want in de toekomst zullen er steeds meer oogziekten voorkomen, aangezien de mensen steeds ouder worden. Als de eerste factor van ons succes de mensen zijn, dan is de tweede factor zonder twijfel onze focus op oogziekten.

Biotechnologie draait dus niet alleen rond iets nieuws ontwikkelen, maar gaat ook over een markt vinden?

De Haes: Absoluut, biotech is commercieel denken gebaseerd op goede wetenschap. Wetenschap is er genoeg, maar waarmee kun je geld verdienen? Dat is de crux. ThromboGenics is gebouwd op schitterende wetenschap van de KU Leuven, maar dankzij onze commerciële visie die we vijf jaar geleden uittekenden, is het bedrijf geworden tot wat het vandaag is. Toen ik hier kwam, werkte ThromboGenics ook nog aan een unieke molecule die kon dienen als bloedverdunner. Maar Bayer was daar ook mee bezig en had er al 2 miljard dollar in geïnvesteerd – een reusachtig bedrag. En hun tests waren goed. We hebben ons toen de vraag gesteld of we de concurrentie moesten aangaan met de Rolls-Royce onder de bloedverdunners die Bayer aan het ontwikkelen was. Zou ons medicijn ooit succesvol worden? We hebben toen snel besloten om geen geld meer in die bloedverdunners te steken en dat onderzoek te stoppen. Een geneesmiddel ontwikkelen kost gigantisch veel geld en geld is schaars, dus moet je scherpe keuzes maken.

Was die keuze om het geld vooral in te zetten op een medicijn tegen een oogziekte een moeilijke stap?

De Haes: Onder de leiding van professor Désiré Collen hebben we uit het geneesmiddel dat we aan het ontwikkelen waren als bloedverdunner een medicijn gemaakt dat een oogprobleem uit de wereld helpt. Die weg zijn we ingeslagen nadat twee professoren in Michigan, VS, en een Canadese oogarts er ons op gewezen hadden dat een stof waar wij en de KU Leuven mee bezig waren, plasmine, verkleving achter het oog oploste. Het is dus een voorbeeld van open innovatie: het uitwisselen van ontdekkingen en bevindingen tussen verschillende specialisten en onderzoekers.

Hoe belangrijk is de rol van een universiteit bij het ontstaan en de ontwikkeling van een biotechbedrijf?

De Haes: De universiteiten leveren de wetenschappers, hebben de patiënten en daar werken de professoren die dagelijks met de ziektes in aanraking komen. Ze spelen dus een cruciale rol en doen dat beter en beter. Vijfentwintig jaar geleden was er in Vlaanderen nog geen sprake van enige samenwerking tussen industrie en universiteiten. Het waren twee gescheiden werelden waarbij de academici zelfs neerkeken op de bedrijven. Ondertussen heeft zowat iedereen begrepen dat wetenschap om de wetenschap achterhaald is. Wie wil daar trouwens nog voor betalen? Laten we eerlijk zijn: je kunt in een lab blijven experimenteren op muizen tot het einde der dagen, maar het nut en de opbrengsten van een product voor de muizenmarkt zijn hoe dan ook beperkt.

In de VS kost jullie nieuwe geneesmiddel, Jetrea, 3950 dollar voor een dosis van 2 milliliter. Dat is 125.000 keer duurder dan een vergelijkbare hoeveelheid goud. Wat doet dat?

De Haes: Dat is fantastisch, het vormt de ultieme bekroning. De mensen in het bedrijf en de investeerders hebben er jarenlang hun nek voor uitgestoken. We hebben er 100 miljoen euro in geïnvesteerd en hoezeer we er ook in geloofden, het bleef een project met een heel hoog risico. Zouden we de verhoopte resultaten halen? Zouden we het op de markt mogen brengen? Daarin zijn we dus geslaagd. We mogen een geneesmiddel produceren dat met één injectie de verkleving achter het oog kan oplossen, een probleem dat tot nu toe alleen operatief was te verhelpen. Zo’n operatie kost 12.000 dollar en is geen pretje: in het oog van de patiënt worden bijvoorbeeld drie gaatjes geboord en na de ingreep moet hij nog een week op zijn buik blijven liggen. Als je dan met een medicijn komt dat dat verhelpt, is dat wel wat waard. We hebben gepolst hoeveel we voor het medicijn konden vragen. Sommige verzekeraars wilden tot 7000 dollar voor een dosis gaan, dan boekten ze nog winst. Maar we hebben ook met de artsen zelf gepraat en zijn uiteindelijk uitgekomen bij een prijs die psychologisch net onder de 4000 dollar ligt.

Die prijs van 3950 dollar is ook ontelbare keren meer dan de productiekostprijs van zo’n druppeltje vandaag?

De Haes: Oh ja, zeker, de productiekosten van de inhoud van het flesje zijn eigenlijk irrelevant. Je moet kijken naar hoeveel onderzoek er in dat nieuwe geneesmiddel is gekropen. En hoeveel risico werd er gelopen? Dat wordt nu door die 3950 dollar per dosis vergoed.

ThromboGenics ging in 2006 naar de beurs tegen 4,5 euro, een jaar geleden was een aandeel 20 euro waard en na de Amerikaanse goedkeuring bedroeg zijn topkoers 47 euro. Daarmee was het een van de weinige bedrijven die erin slaagden hun aandelenkoers te vertienvoudigen. Aan die beurskoers kun je constant de verwachtingen van de investeerders aflezen. Zorgt dat voor extra stress?

De Haes: Als je met je auto rijdt en voortdurend naar je toerenteller kijkt, let je niet meer op de weg en is het risico groot dat je in de gracht belandt. Zo is het ook met de beurskoers: die is niet onbelangrijk, maar we moeten onze blik richten op de strategie van het bedrijf en met het oog daarop de juiste beslissingen nemen. Als dat lukt, volgt de beurskoers wel.

Het bedrijf is nu 1,5 miljard euro waard en is daarmee een van de grootste Belgische ondernemingen. Is ThromboGenics dat ook écht waard, vindt u?

De Haes: De marktwaarde is altijd terecht, het is het bedrag dat investeerders voor een bedrijf willen neertellen. Ik kan alleen zeggen: om een molecule te ontwikkelen, moet je sowieso rekenen op meer dan een miljard euro investeringskosten. En wij hebben zo’n volledig ontwikkelde molecule die in de VS op de markt is en binnenkort ook in Europa en Azië te verkrijgen zal zijn. Zo aberrant hoog is die 1,5 miljard voor ons bedrijf dus niet. We hebben bovendien ook altijd onze beloften nagekomen. We hebben altijd gehandeld volgens het motto underpromise and overdeliver: onze doelstellingen die we bekendmaakten lagen steeds lager dan we zelf haalbaar achtten, maar onze prestaties waren steeds een stuk beter. Dat wekt vertrouwen bij investeerders. Dat is een fout die veel biotechbedrijven maken: ze stellen de zaken te mooi voor, komen dan één keer net onder de verwachtingen uit en dan ben je alle vertrouwen van de financiers in een klap kwijt. Daarnaast wordt onze beurswaarde ook nog gevoed door de eeuwige speculatie: zal ThromboGenics worden overgenomen?

En, zal het worden overgenomen?

De Haes: Als er iemand komt met een zeer aantrekkelijk bod zullen het de aandeelhouders zijn die daarover beslissen.

Is een overname vroeg of laat niet onvermijdelijk? Kan een onderneming als ThromboGenics als onafhankelijk, Vlaams bedrijf blijven bestaan?

De Haes: Ik denk het wel, al is het vandaag moeilijker dan in het verleden omdat een geneesmiddel op de markt brengen complexer geworden is en dus veel meer geld kost. Thrombo- Genics profiteert hier weer van het feit dat het zich gericht heeft op een zeer specifieke markt: wij willen de leading company zijn in medicijnen voor de achterkant van het oog. België telt geen 50 specialisten die daarop werken. In heel Europa zijn er dat misschien 2000 en in de VS ook 2000. Dat wil ook zeggen dat we die groep zelf kunnen benaderen. In de VS hebben we nu 44 mensen die al die specialisten aflopen. Dat kost ons iets meer dan 10 miljoen dollar, en dat kunnen we zelfstandig aan. Mochten we een product tegen hoge bloeddruk in de markt willen zetten, dan hadden we 1000 vertegenwoordigers nodig en dan wordt het moeilijker om dat te financieren en dus om onafhankelijk te blijven. En omdat we het product zelf verdelen in de VS, plukken we er ook zelf de grootste vruchten van, we hoeven de opbrengst niet met anderen te delen.

Dus, kan een Vlaams farmabedrijf vandaag nog een rol spelen in de wereld? Ja, als het zich focust op en meester is in een niche. Maar die specifieke markt kan heel groot zijn, kijk maar naar ons: er zijn veel mensen op de wereld, die worden almaar ouder en ze hebben allemaal twee ogen. We tellen dus veel potentiële patiënten die misschien ooit voor een behandeling in aanmerking komen. En dubbel zoveel ogen!

Is ThromboGenics een one-trick pony: afhankelijk van één sterproduct, met alle risico’s die daarbij horen?

De Haes: Ach, beter één pony die prijzen pakt dan een stal vol ezels. We overwegen trouwens geneesmiddelen voor het oog van ander producenten, tot en met glazen ogen, in ons pakket op te nemen en samen met Jetrea te verdelen.

Biotechonderneming ThromboGenics wordt zo meer en meer een farmabedrijf: vroeger waren de wetenschappers het belangrijkste, nu wordt vooral uitgekeken naar de resultaten van de verkopers. Wat denken die onderzoekers van het eerste uur daarover?

De Haes: ThromboGenics verandert inderdaad van gedaante, maar we blijven de wetenschappers nieuwe uitdagingen aanbieden. Wetenschap blijft van het grootste belang. We zoeken nog steeds naar nieuwe moleculen, nieuwe medicijnen. Zo werken we nu aan een medicijn tegen bepaalde vormen van kanker dat ook zou kunnen werken bij oogproblemen die het gevolg zijn van diabetes. In welke richting we daarbij zullen gaan, is nog niet beslist: schuiven we ook op richting kankerbestrijding? Maar hoe doen we dat dan zonder de focus op oogziekten te verliezen? Die knopen moeten we ooit doorhakken.

Onze onderzoekers werken ondertussen ook aan de verbetering van Jetrea. Vandaag moet het nog worden bewaard in vriezers bij min twintig graden Celsius. Als dat niet gebeurt, eet het medicijn zichzelf op en verdwijnt het. Dat is ook de reden waarom we in de VS samen met onze geneesmiddelen een vriezer afleveren bij de oogspecialisten. We zijn nu aan het onderzoeken of we een variant kunnen ontwikkelen die ook in gewone koelkasten kan overleven.

In uw raad van bestuur zitten wetenschappers, financiers enzovoort, maar ook twee politici: Jean-Luc Dehaene (CD&V) en Patricia Ceysens (Open VLD). Welke meerwaarde bieden zij?

De Haes: Als politicus is het hun beroep om in moeilijke materies rekening te houden met 11 miljoen opinies, die af te wegen, om dan de best mogelijke beslissing te nemen. Goede politici weten hoe ze tot een compromis moeten komen, en dat is ook hun rol in onze raad van bestuur. Een voorbeeld is de prijszetting van Jetrea in de VS. Zoals gezegd konden we er volgens sommigen 7000 dollar voor een dosis vragen, maar anderen vonden 2500 dollar ook al mooi. We hebben dat tijdens twee sessies van de raad van bestuur besproken, want het is natuurlijk een uiterst belangrijke beslissing. Dehaene en Ceysens hebben toen een wezenlijke rol gespeeld in de afweging in die complexe materie. Zij hebben de belangen van patiënten, artsen, verzekeringsmaatschappijen, investeerders enzoverder tegen elkaar helpen afwegen en zo zijn we uiteindelijk uitgekomen bij de prijs van 3950 dollar.

Als er industriële jobs verdwijnen, zoals met Ford Genk of ArcelorMittal in Luik, hoor je politici steeds weer zeggen dat we meer moeten inzetten op innovatie. Wat denkt u dan?

De Haes: Sorry, dat is dan veel te laat. Dat de staalfabrieken en de autoassemblage bij ons zouden verdwijnen, zagen we toch allemaal al lang aankomen? Alleen durven onze politici dat niet altijd hardop te zeggen. Ze pompen liever geld in die bedrijven om zogezegd de jobs te redden. Hadden ze al dat geld de voorbije decennia nog meer in innovatie gestoken, wie weet waar we dan hadden gestaan? Maar dat is ook het probleem met innovatie: de politicus die erin investeert, kan er zelf niet de vruchten van plukken, want het duurt tientallen jaren eer je daar succes mee boekt. Misschien. Maar als het een succes is, kan het ook een groot succes zijn. Samen met onze aandeelhouders hopen wij dat ThromboGenics daarvan een schoolvoorbeeld kan worden.

DOOR EWALD PIRONET, FOTO’S LIES WILLAERT

‘Je kunt in een lab experimenteren op muizen tot het einde der dagen, maar de opbrengsten uit de muizenmarkt zijn beperkt.”Een Vlaams farmabedrijf kan vandaag nog een rol spelen in de wereld als het zich focust op en meester is in een niche.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content