Met de evolutieteorie van Charles Darwin gaat het na anderhalve eeuw nog altijd goed. Het landhuis waarin die leer werd bedacht,
is er veel slechter aan toe. Een bezoek aan Downe, nabij Londen.
DE Britse selfmade bioloog Charles Darwin was geen man van ingewikkelde experimenten of bevlogen gedachten. “Zonder de vijf jaar durende bootreis rond de wereld met de Beagle, die hem de gegevens verschafte waarop hij later zijn baanbrekende inzichten over de evolutie van het leven zou bouwen, zou Darwin waarschijnlijk als een gelukkig man een anoniem leven hebben geleid op het landhuis net buiten Londen, waar hij woonde tot aan zijn dood, ” zegt curator Solene Morris van het Darwin Museum in Downe, een piepklein dorp net binnen de grote ring rond Londen. “Darwin kon jaren spenderen aan het nauwgezet exploreren van de natuurverschijnselen die hem interesseerden. Daarom is een groot deel van zijn werk zoveel jaren na publikatie nog altijd niet door de wetenschappelijke feiten achterhaald. “
Darwin hoefde zich niet te haasten. Hij was van rijke afkomst, en moest dus niet werken om in zijn onderhoud te voorzien. Na zijn reis rond de wereld hield hij zich twee jaar bezig met het ordenen van zijn verzamelingen en dagboeken. Vervolgens trok hij telkens twee jaar uit voor de uitwerking van zijn gegevens op het gebied van koraalriffen, vulkanische eilanden en de geologie van Zuid-Amerika. Nadien boog hij zich meer dan zeven jaar over de biologie van eendenmossels. Ondertussen bleef hij nadenken over de konsekwenties van de waarnemingen die hij tijdens zijn reis had gedaan. Die kristallizeerden zich in het inzicht dat soorten ontstaan in een proces van geleidelijke evolutie. In de jaren vijftig zette hij dat inzicht eindelijk op papier. Het werd zijn belangrijkste werk : “On the Origin of Species by means of Natural Selection”, dat verscheen in 1859.
Het boek verstrekte voor het eerst een solide analyse van het koncept “evolutie”. Tegenwoordig spreekt de wetenschap zelfs van “Darwiniaanse evolutie” om het verschijnsel te beschrijven dat soorten in een gradueel proces veranderen, en zo nieuwe soorten kunnen vormen, als gevolg van een fenomeen dat Darwin “natuurlijke selektie” noemde, of in de praktijk “survival of the fittest” : de best aangepasten aan een steeds veranderende omgeving overleven. De eerste reakties op Darwins werk waren niet bemoedigend. Nadat iemand een jaar voor de publikatie van het boek, op een wetenschappelijke bijeenkomst een stuk van Darwins manuskript had voorgelezen, luidde de enige kommentaar van een hoogleraar : “Alles wat in het boek nieuw is, is fout. En alles wat juist is, is niet nieuw. ” Maar zodra het werk op ruimere schaal verspreid raakte, brak de kritiek pas goed los. Darwin werd verguisd als een godslasteraar, omdat hij het waagde te stellen dat de mens dat heilige en superieure wezen van de apen afstamde.
Met de lancering van het idee van een geleidelijke evolutie besmeurde hij het tot dan toe onaantastbare beeld van de schepping. Ook nu nog zorgen de “kreationisten” met hun oogkleppen geregeld voor animositeit. Ze weigeren te geloven in een evolutie, omdat er volgens hen een Schepper aan het werk was, die de mens maakte naar zijn plan.
“Sommige mensen hebben zelfs moeite om hier binnen te stappen, ” vertelt curator Morris van het Darwin Museum. “Van bij het begin deden zich moeilijkheden voor om dit huis te bewaren, nochtans ter ere van één van de grootste wetenschappers uit de geschiedenis. Nu nog worden we geregeld gekonfronteerd met mensen die alleen maar komen om te kijken hoe ze het museum kapot kunnen krijgen. Soms willen mensen het museum wel bezoeken, maar slagen ze er niet in hun drempelvrees te overwinnen. Een vrouw vroeg me onlangs : hoe is het mogelijk dat God zo afwezig is in alles wat Darwin gedaan heeft ? Darwin is voor sommigen echt de antikrist. Terwijl hij in werkelijkheid een praktizerend gelovige was, zeker tot de dood op jeugdige leeftijd van zijn lievelingsdochter Annie. Overigens versterkte dat drama wel zijn geloof in de overleving van de sterkste, want Annie was een zwak kind. “
Anderhalve eeuw nadat hij ze ontwikkelde, staat de evolutieteorie van Charles Darwin nog altijd stevig overeind. Links en rechts werden wat scherpe kantjes bijgevijld, maar geen enkele wetenschapper met gezond verstand en zonder verblindend geloof zal het bestaan van evolutie nog aanvechten. De feiten zijn overweldigend.
De wetenschappelijke kritiek betreft details van het mekanisme van natuurlijke selektie. Beantwoordde de evolutie aan een heel geleidelijk proces van kleine veranderingen, zoals Darwin het zag, of verliep ze veeleer schoksgewijs met sterke veranderingen ? En in welke mate spelen externe faktoren, zoals belangrijke klimaatsveranderingen, een essentiële rol in het sturen van de evolutie ?
In de loop van de jaren zeventig kwam een school van gerenommeerde biologen en paleontologen op de proppen met nog enkele konkrete vragen. Wat zou er gebeurd zijn, mocht God tien miljoen jaar geleden beslist hebben dat er geen grote klimatologische veranderingen meer zouden plaatsvinden ? Dus ook geen vulkaanuitbarstingen meer, geen zware aardbevingen of belangrijke tektonische verschuivingen. Zouden soorten dan gestopt zijn met evolueren ? Hingen de chimpansee-achtige apen waaruit de mens tussen zeven en vijf miljoen jaar geleden begon te ontstaan, dan nu nog altijd in de bomen ?
JACHTLUIPAARDEN.
Darwin zou op die laatste vraag geantwoord hebben met een krachtig : nee. Hij zou gezegd hebben dat er altijd evolutie zou zijn, omdat er altijd een vorm van kompetitie tussen soorten zou blijven bestaan. Als jachtluipaarden hun jachttechniek zouden verfijnen, zouden alleen die impala-antilopen overleven die op een of andere manier alert op die wijziging van de omstandigheden zouden reageren. Darwin gaf wel toe dat zo’n evolutie trager zou verlopen dan bij een veranderende omgeving, maar stilvallen zou ze niet.
Daarover wordt nog altijd gedebatteerd. Zeker omdat paleontologen, die vooral fossielen bestuderen, de indruk krijgen dat de evolutie effektief met schokken vorderde. De fauna van geologisch aan elkaar grenzende perioden kan zeer drastisch gewijzigd zijn, met vele nieuwe soorten die plotseling opduiken.
Ook op kleinere geologische schaal worden tot dusver niet verklaarde verschijnselen geregistreerd. Fossiele gegevens wijzen er, bijvoorbeeld, op dat zo’n 2,5 miljoen jaar geleden, in volle ontwikkeling van de mens, de soortsamenstelling van het leven op vele plaatsen op aarde radikaal zou zijn veranderd. Die wijziging zou samengehangen hebben met een tijdelijke afkoeling van het aardklimaat. Vele soorten zouden “groter” geworden zijn, om beter aangepast te zijn aan de koude. Ook nu wordt er voorspeld dat een eventuele opwarming van het aardklimaat als gevolg van het door de mens veroorzaakte broeikaseffekt, het leven verregaand zou beïnvloeden.
Toch is ook deze teorie niet solide. Niemand ontkent dat klimaatschokken lokaal wijzigingen in het leven kunnen aanbrengen, maar slechts weinige wetenschappers geloven dat dit dikwijls op wereldschaal gebeurd zou zijn. Zo bleken diergroepen als spitsmuizen en knaagdieren 2,5 miljoen jaar geleden wel gevoelig van uitzicht te veranderen, maar andere groepen, zoals de varkensachtigen, ondergingen geen wijzigingen. Spitsmuizen en knaagdieren zijn klein, dus kwetsbaar bij temperatuursveranderingen ; varkens zijn omnivoor, dat maakt ze beter bestand tegen temperatuursschommelingen.
Voor de mensachtigen zijn de gegevens gewoon te schaars om een ondubbelzinnig oordeel te kunnen vellen. Alles bij elkaar zijn maar van een tweeduizendtal individuen voldoende fossiele beenderen verzameld om een beeld te kunnen vormen over hun anatomie. Als Darwin iets goed begrepen had, dan wel dat het geen zin had om een controversiële stelling te poneren, als die niet stevig was onderbouwd door niet te weerleggen waarnemingen.
Toch blijven er feiten die niet in zijn visie passen. Zo zijn noch jachtluipaarden, noch impala’s de jongste drie miljoen jaar merkbaar veranderd. Hun onderlinge relatie zou al een tijd geleden een “evenwicht” hebben bereikt : er zou dus geen druk meer zijn om te evolueren, noch in de ene, noch in de andere richting. Wat de notie zou ontkrachten dat de evolutie altijd en overal van kracht is.
Anderzijds worden er de jongste decennia almaar meer aanwijzingen aangetroffen voor het bestaan van een “mikro-evolutie” : soorten blijken zich zeer snel aan te passen aan lichte wijzigingen in hun leefomgeving. Sommige Europese trekvogelsoorten, zoals zwartkopgrasmussen, verliezen nu al, onder invloed van een opeenvolging van zachte winters, de neiging om naar Noord-Afrika te trekken. Futen worden hoe langer hoe meer wintergasten in onze streken, omdat er meer geschikte overwinteringsgebieden ter beschikking komen. In dit laatste geval leerden de waarnemingen dat het hier niet handelde om een aanpassing van individuen, maar wel om het doorvoeren van een snelle selektie tegen trekkende vogels, die door hun verplaatsing in het “nadeel” zouden zijn.
KEVIN COSTNER.
Genetisch onderzoek bevestigt dat evolutionaire schokken tot de mogelijkheden behoren. Darwin was zich uiteraard niet bewust van het bestaan van genen als overdragers van erfelijke kenmerken hij trouwde zelf met zijn nicht, wat mede de zwakke gezondheid van enkele van zijn kinderen zou kunnen verklaren. De genetika raakte pas een halve eeuw na het koncipiëren van zijn evolutieteorie op ruime schaal bekend.
Genen vormen het perfekte model om de natuurlijke selektie in de praktijk te verklaren. Genen hebben geen vaste samenstelling, maar kunnen zich lichtjes wijzigen door mutaties. Dikwijls sorteren die veranderingen geen effekt. Als zich wel een effekt voordoet, is dat meestal negatief, omdat de drager in principe optimaal aan zijn leefomgeving was aangepast, en dus geen nood had aan een wijziging. Maar als een mutatie toch gunstig uitviel, werd ze versneld naar de volgende generaties overgedragen, omdat de individuen die ze droegen, beter aangepast waren, en zich met meer sukses konden voortplanten dan de andere. Omdat genen ook van individu tot individu kunnen verschillen, bieden ze eveneens een mekanisme voor de overleving van de sterkste in de breedste betekenis van het woord.
Recent echter groeit het inzicht dat een lichaam genen draagt die een grotere invloed op de ontwikkeling uitoefenen dan de meeste andere. Ze worden hox-genen genoemd. Experimenten met het al dan niet tot expressie laten komen van die genen, leidden tot bizarre resultaten. Zo zijn er muizen gecreëerd met een type ruggegraat dat 300 miljoen jaar geleden is uitgestorven, en met gehoorbeentjes die als twee druppels water gelijken op deze van lang geleden uitgestorven reptielen. In de film Waterworld heeft de held Kevin Costner een 300 miljoen jaar oud paar kieuwen achter zijn oren.
De hox-genen zouden de blauwdruk bevatten van wat een lichaam moet worden of, in het geval van de beschreven experimenten, van wat een lichaam was. Verrassend is dat vele hox-genen van muizen en fruitvliegjes sterk op elkaar gelijken, en zelfs onderling uitwisselbaar zijn. Het lijkt dus logisch dat zelfs een kleine verandering in zo’n sleutelgen een nogal drastisch effekt op zijn drager kan hebben. Dat maakt een sprongsgewijze evolutie genetisch mogelijk.
Sommige biologen waarschuwen er echter voor dat dit omkeren van de evolutie door de aktivering van “vergeten genen”, niet zo maar geïnterpreteerd kan worden als een bewijs dat de evolutie in sprongen verloopt. Het is niet omdat het mogelijk is met één ingreep een vergeten gen weer tot aktie te bewegen, dat het ook met één ingreep zou zijn verdwenen. De Costner-mutant zou in een echte waterwereld voortdurend zijn hoofd boven water moeten houden, omdat de kieuwen die hij heeft, voor een warmbloedig en aktief organisme te klein zijn om voldoende zuurstof uit het water te halen. Om een echte mens-vis te maken, moet de natuur meer tijd uittrekken.
NAZI-PROPAGANDA.
De meest drastische ingrepen op Darwins evolutieleer lokalilizeren zich echter niet op het niveau van de biologie. Almaar meer waarnemers raken ervan overtuigd dat de Darwiniaanse evolutie meer is dan een wetenschappelijke teorie, namelijk een idee dat veel dieper dan Darwin ooit bevroedde, in het wezen van mens en wereld geworteld zit. Daarmee refereren ze niet aan de malafide pogingen om natuurlijke selektie voor de kar te spannen van, bijvoorbeeld, de nazi-propaganda om de eliminiatie van “minderwaardige rassen” goed te praten.
Wél keerde Darwin volledig het denken over God en de positie van de mens in de wereld om. God creëerde de mens, en de rest afhankelijk van hem. Dat was een beeld, dat (bijna) iedereen behaagde. Darwins werk impliceerde echter dat de mens geen eindpunt was, en ook geen bevoorrecht unicum, hoewel Darwin zelf er zich voor hoedde om al te extreme uitspraken te doen over de gevolgen van zijn werk voor de positie van de mens. De meeste deskundigen twijfelen er echter niet meer aan dat de mens niet het “ultieme doel van de evolutie” was, zoals sommige door hun ideologie misleide denkers ook in ons land nog altijd menen te moeten uitroepen, maar wel het gevolg van een reeks toevalstreffers.
De Darwiniaanse evolutie krijgt tegenwoordig hoe langer hoe meer uitbreiding naar een “Darwiniaans denken”, dat de kosmologie beïnvloedt, de psychologie, de kultuur, de etiek, de politiek en zelfs de religie. Een evolutie die velen doet huiveren. “Maar een evolutie die onvermijdelijk is, ” beweert curator Morris van het Darwin Museum. “Wij krijgen hier wetenschappers op bezoek die het effekt van Darwin op de literatuur uit de negentiende eeuw bestuderen, of die het Darwiniaanse denken gebruiken om moderne atonale muziek te begrijpen. Misschien wel het belangrijkste wat Darwin de mensheid bijbracht, is dat het de moeite kan lonen om de vaste paden te verlaten om een onduidelijk weggetje te volgen, waarvan niemand weet naar waar het leidt. “
Darwin zelf wordt er op die manier nog het beste bewijs van dat evolutie ook kulturele evolutie niet altijd geleidelijk hoeft te verlopen, maar schokken kan kennen. Hij was in zijn tijd niet de enige die speelde met het idee van een evolutie door natuurlijke selektie. Hij was wel degene die dat idee met de meeste zorg in de wereld gooide. Op die manier boog hij op korte tijd het hele denken van de mens in een totaal nieuwe richting.
Dirk Draulans
Charles Darwin veranderde niet alleen de wetenschap, maar ook het denken van de mens.
Evolutie verloopt niet altijd geleidelijk, maar soms in schokken.
Darwin bestudeerde bij hem thuis de natuurverschijnselen die hem interesseerden.
Impala’s lijken de laatste drie miljoen jaar niet geëvolueerd. Evolutie valt soms stil.