Recent onderzoek suggereert dat de moeder haar verstand aan de kinderen doorgeeft. De vader doet niet meer dan wat instincten aanbrengen. De natuur blijkt hoe langer hoe meer van de vrouw.
Een mens begint zijn leven als vrouw. De eerste zes weken zijn embryo’s in feite vrouwelijk, hoewel ongeveer de helft van hun vader een Y-geslachtschromosoom heeft meegekregen de ruggengraat van een chromosoom is de DNA-molecule die de code voor de erfelijke kenmerken draagt. Op het Y liggen de genen die van een individu een man moeten maken. Maar in het begin van een leven zijn die nog niet wakker. Ze komen pas relatief laat tot activiteit, en zwengelen dan in ijltempo de processen aan gang die het embryo in de richting van de mannelijkheid moeten sturen. Dat veronderstelt onder meer een snelle celdeling. Kwaadaardige geesten hebben al geponeerd dat een man in zijn haast om man te worden zoveel levenskracht verspilt, dat dit proces minstens gedeeltelijk verantwoordelijk moet worden geacht voor de gemiddeld kortere levensduur van mannen in vergelijking met vrouwen. Man worden kost, volgens die theorie, vele jaren.
De natuur introduceerde mannen om voor de vrouwen het probleem van de geslachtelijke voortplanting op te lossen. Geslachtelijke voortplanting is voordelig, omdat het een snelle uitwisseling van erfelijke kenmerken garandeert. Dit kan nut opleveren, onder meer in de strijd tegen parasieten. Maar geslachtelijke voortplanting is veel omslachtiger dan ongeslachtelijke. Het bij elkaar brengen van vreemde individuen en vreemde genetische kenmerken kan tot complicaties leiden. Het vermijden daarvan moet de drijvende kracht geweest zijn achter de ontwikkeling van twee verschillende geslachten. In tegenstelling tot de overheersende opinie sneed de natuur niet Eva uit de rib van Adam. Ze voegde Adam aan Eva toe om haar overlevingskansen te verbeteren.
DE MAN IS HET ZWAKKE GESLACHT
Zelfs op genetisch niveau moet de man onderdoen voor de vrouw. De vrouwelijke tegenhanger van het mannelijke Y is het X-geslachtschromosoom. Een vrouw erft zowel van de vader als van de moeder een X. Een man krijgt van zijn moeder een X en van zijn vader een Y. Beide chromosomen komen na de bevruchting samen. In een proces bekend als recombinatie, dat opgaat voor alle 23 chromosomenparen die een mens maken, kunnen de twee X-en van een vrouw in elkaar strengelen en informatie uitwisselen. Zo profiteert de vrouw maximaal van de voordelen van geslachtelijke voortplanting. Om het onderscheid met de man niet te drastisch te maken, wordt later een van beide X-chromosomen geïnactiveerd. Recent verscheen in het wetenschappelijke vakblad Cell een studie waaruit bleek dat die inactivatie afhangt van de werking van een gen op het X zelf (het Xist). Het topvakblad Nature wist een maand geleden te melden dat dit gen een ?schild? produceert dat het hele chromosoom afdekt, zodat de genen die erop liggen, niet in bruikbare eigenschappen kunnen worden overgeschreven.
Het Y beschikt jammer genoeg niet over zulke uitwisselingsmogelijkheden. Het komt nooit in een situatie waarin het informatie met een partner kan ruilen. Het is ook veel korter dan het X, en bevat bijna uitsluitend een (klein) aantal genen, dat nodig is om van hun drager een man te maken. Onderzoek waarover het blad New Scientist rapporteerde, wees uit dat het Y (en bijgevolg ook de mannen) op die manier genetisch in een ongunstige situatie wordt gedwongen. De genen op het Y zouden zichzelf wel veel sneller wijzigen dan de genen op de andere chromosomen, maar het is onduidelijk of zij zich uitsluitend in de gunstige zin aanpassen. Die extra snelheid zou even goed negatieve als positieve effecten kunnen sorteren. De man is ook hier het zwakke geslacht.
Heeft de man dan werkelijk geen stok achter de deur om zich toch te manifesteren en onontbeerlijk te maken ? Jawel, een genetisch proces dat bekend is geraakt onder de noemer inprinting. Voor de meeste genen speelt het geen rol of ze van de vader of de moeder worden overgeërfd. Ze gedragen zich hetzelfde. Een ?ingeprint? gen echter reageert verschillend naargelang van zijn afkomst. Voor sommige kenmerken wordt uitsluitend de informatie afkomstig van de vader gebruikt ; voor andere uitsluitend die van de moeder. Het fenomeen werd eind de jaren tachtig ontdekt door het homoseksueel creëren van muizenembryo’s. Wetenschappers versmolten het genetisch materiaal van twee onbevruchte eicellen, of brachten het genetisch materiaal van twee zaadcellen samen in een eicel waaruit de kern met haar DNA was verwijderd. Geen enkele van de op die manier gecreëerde embryo’s bleek toen leefbaar. Maar ze stuurden de wetenschap wel naar de ontdekking van inprinting. Er zijn ondertussen een vijftiental in te printen genen ontdekt. Hun totaal wordt op honderden geraamd.
Op een vooralsnog onduidelijke manier wordt een gen biochemisch anders gelabeld als het in een zaadcel terechtkomt dan als het in een eicel zit. Die labeling zou te maken hebben met het selectief hangen van methylgroepen aan cruciale plaatsen op de ellenlange DNA-keten. Bepaalde labels zouden verhinderen dat het gen tot expressie wordt gebracht. Zo ontstaat een systeem waarbij mannen en vrouwen zich verzekeren van een verschillende, maar in beide gevallen wezenlijke inbreng in hun nakomelingschap. Een aantal ingeprinte genen zou een relatief subtiele invloed op de ontwikkeling uitoefenen. Maar er kon al worden aangetoond dat het verkeerd functioneren van ingeprinte genen ziekten veroorzaakt, zoals genetisch gestuurde vetzucht of bepaalde vormen van kanker bij kinderen.
OORLOG TUSSEN VADER EN MOEDER
De vondst van het inprintingsverschijnsel gaf onmiddellijk aanleiding tot de veronderstelling dat de genen van de vader en de moeder in hun nakomelingen een verbeten strijd voor expressie zouden voeren. Deze stelling werd gevoed door de ontdekking dat vaderlijke genen verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van de moederkoek, die ervoor zorgt dat een kind parasiteert op de moeder. Een vader heeft er voordeel bij om zijn kinderen zoveel mogelijk kansen te gunnen. Hij moet zelf weinig of niets investeren tijdens de embryonale ontwikkeling. Grote placenta’s laten embryo’s toe maximaal te teren op het lichaam van hun moeder. De genen van de vrouw zouden er anderzijds op gericht zijn de groei van een embryo niet tot een fysieke uitputtingsslag te laten ontaarden, zodat ze later nog kinderen kan krijgen, desnoods van een andere man.
Later werd nog een set ingeprinte genen ontdekt, die extra voedsel gaf aan de hypothese van een genetische oorlog tussen man en vrouw in het lichaam van een kind. Bij muizen werd een gen aangetroffen dat codeert voor een factor die de groei van een embryo stimuleert. Een ander gen doet precies het omgekeerde : het regelt de vorming van ?valse receptoren? voor deze groeifactor. Deze valse receptoren vangen de groeimoleculen op, zodat die hun groeibevorderende werking niet op het embryo kunnen uitoefenen. Verrassend genoeg bleek het eerste gen alleen actief als het van de vader kwam, en het tweede alleen als het van de moeder werd overgeërfd. De vader probeerde dus de groei van een embryo te stimuleren, terwijl de moeder een mechanisme invoerde om een ongebreidelde groei te counteren.
Het vakblad Proceedings of the Royal Society B publiceert binnenkort echter wetenschappelijke gegevens die het postulaat van zo’n genetische oorlog een stevige dreun geven. Onderzoekers gingen ervan uit dat een wapenwedloop, waarmee elke goede oorlog gepaard gaat, ook in de biologie tot een verhoging van de genetische flexibiliteit leidt. De genen in kwestie kunnen dan sneller anticiperen op wat de tegenstander doet. Dit proces is, bijvoorbeeld, klassiek in de strijd tussen parasieten en het afweersysteem van een gastheer. De parasieten veranderen hun genetisch materiaal voortdurend om zich te verstoppen voor de verkenners en doders van de afweer, die op hun beurt alert proberen te reageren door geregeld nieuwigheden in te voeren. Voor zeven sets van ingeprinte genen kon echter geen verhoogde genetische flexibiliteit worden aangetoond. Het bleek integendeel te handelen om traag evoluerende zeg maar ?normale? genen.
Dat wil niet zeggen dat de mannen ineens op hun twee oren kunnen slapen, omdat hun inbreng in de genetische constellatie van hun nakomelingschap gegarandeerd blijft. Dit nieuws was nog niet goed en wel bekend, of er volgde een nieuwe ernstige klap voor het mannelijke superioriteitsgevoel. Het grapje doet de ronde in verschillende versies dat de geniale Albert Einstein ooit de vraag kreeg van een schone blonde actrice om samen een kind te maken, met als argument dat het toch fantastisch zou zijn om kinderen te hebben met haar schoonheid en zijn verstand. Waarop Einstein zou hebben gereageerd met de opmerking dat het daarentegen een ramp zou inhouden, mochten de kinderen gezegend worden met zijn schoonheid en haar verstand. Hij zat met dit grapje echter dichter tegen de werkelijkheid aan dan hij zelf zal hebben vermoed. Het vakblad Developmental Brain Research publiceerde onlangs de resultaten van bizarre genetische proeven met muizen. Daaruit bleek dat ingeprinte genen van de moeder verantwoordelijk zouden zijn voor de ontwikkeling van die delen van de hersenen die onder meer de zetel voor het verstand en de intelligentie bevatten een van de weinige aspecten waarin de mens zich echt onderscheidt van de andere dieren. Genen van de vader zouden dan weer instaan voor het sturen van de emotionele onderlaag die verantwoordelijk is voor veel primitievere aspecten van het leven, zoals agressie en de drang naar seks. De man brengt de mens, met andere woorden, weinig menselijks bij. Het is de vrouw die de mens maakt. De jacht op slimme vrouwen is bij deze geopend. De commerciële spermabank met zaad van Nobelprijswinnaars mag haar deuren sluiten, tenzij er tussen de donoren mannen met een interessante emotionele onderlaag zaten.
DE MAN VERLIEST OVERAL VELD
Het onderzoek naar de gevolgen van inprinting maakte een grote sprong voorwaarts na de ontdekking dat de homoseksueel verwekte muizenembryo’s uit de pionierstijd leefbaar bleken als een deel van hun cellen ?normaal? waren. De wetenschappers mengden bijgevolg cellen van normale en homoseksuele afkomst. Zo’n embryonale lappendeken heet een genetische chimeer. Door een zorgvuldig merken van de cellen die de geheimen van de inprinting moesten blootleggen, kon men nagaan waar ze precies tot uiting kwamen. De resultaten zorgden voor een biologische schok. Embryo’s met een overwicht aan cellen die uitsluitend moederlijke genen droegen, groeiden op tot foetussen met grote hoofden (en hersenen) op kleine lijfjes. Embryo’s met een proportioneel hoog aantal mannelijke genen hadden kleine koppen op dikke lichamen.
Het merkwerk en de dissecties van de hersenen van een groot aantal chimere muizen leerden dat de moedergenen zich vooral manifesteerden in de hersenschors, en de vadergenen in de hypothalamus en andere stukken van de hersenen die behoren tot het zogenaamde limbische systeem dat wij vanuit onze reptielentijd meeslepen, en dat vooral instinctief gedrag stuurt. De hersenschors, waarin geen enkele van de onderzochte mannelijke genen tot expressie werd gebracht, regelt de controle van geavanceerde hersenfuncties als geheugen en bewustzijn. De schors is ook verantwoordelijk voor de organisatie van door de maatschappij hoog gewaarde verschijnselen als verfijnd taalgebruik en de capaciteit tot planning op lange termijn. In de loop van de evolutie won de schors trouwens geleidelijk aan belang, terwijl de stukken van de man verhoudingsgewijs aan belang hebben ingeboet. De man verliest ook hier veld.
Over de rol van de ingeprinte genen in andere delen van de muizenlijfjes is niets bekend. Het is dus niet geweten waarom muizen met veel mannengenen dikke lichamen ontwikkelen. De wetenschap tast voorlopig ook in het duister over de precieze betekenis van deze baanbrekende ontdekking. Maar over een zaak maakt niemand zich veel illusies : als dit voor muizen opgaat, is de kans heel groot dat hetzelfde verschijnsel zich bij mensen voordoet, hoewel er ondertussen een genenset bekend staat die wel bij muizen wordt ingeprint, maar niet bij mensen.
De medische wereld kent twee genetische aandoeningen, waarin ingeprinte genen een rol spelen. Beide lijken de waarnemingen in verband met de muizenembryo’s te ondersteunen. Bij de eerste ziekte, het syndroom van Angelman, komt een welbepaald gen op het chromosoom-15 alleen tot uiting als het van de moeder is overgeërfd. Wanneer dit niet gebeurt, wordt het kind opgezadeld met een mentale achterstand, spastische bewegingen en een spraakgebrek. De tweede aandoening, het syndroom van Prader-Willy, leidt onder meer tot vraatzucht, overgewicht en een afwezigheid van seksuele interesse. Ook hier valt de fout te situeren op het chromosoom-15, maar in dit geval moet de vader het bepalende gen aanbrengen.
De wetenschap houdt er rekening mee dat vele (min of meer zeldzame) aandoeningen het gevolg van een slecht functioneren van de inprinting zullen blijken te zijn. De muizenonderzoekers gaan nu hardnekkig op zoek naar de ware aard van de genen die in hun chimeren-experimenten tot verrassende resultaten hebben geleid. Er zijn al enkele kandidaten opgespoord. Nu worden er muizen gemaakt met de zogenaamde knock-out-techniek, waarmee de geviseerde genen worden uitgeschakeld, zodat hun functie kan worden nagetrokken. Deze wetenschap zal ons ook veel leren over de genetische sturing van de embryonale ontwikkeling.
De mannen kunnen ondertussen niet veel meer doen dan nagelbijtend hopen dat het ego van hun sekse niet nog grotere klappen zal krijgen. Of ze kunnen zich sussen door middel van reacties, die aantonen dat de ware macho zich niet zo maar door de vrouwen in een hoekje zal laten drummen. ?Dus, als de kleine dom is, kunnen we het op zijn moeder steken,? riep een weldenkend iemand bij een eerste confrontatie met deze resultaten triomfantelijk uit. Nadat hij dit stichtende inzicht koppelde aan de vaststelling dat er op de wereld meer domme dan slimme mensen rondlopen, kon alvast deze man er weer een tijdje tegen.
Dirk Draulans
Genen van de moeder coderen voor geheugen, bewustzijn, intelligentie en verfijnd taalgebruik.
De moderne biologie herleidt de man tot een producent van zaadcellen voor de voortplanting van de vrouw.