Jacques Borlée, stamvader van een unieke atletenfamilie, heeft er vertrouwen in: zijn zonen zullen schitteren op het WK in Daegu, dat zaterdag begint. ‘Ze lopen stukken beter dan vorig seizoen.’

‘In 2010 werden mijn zonen de besten van Europa. Nu moeten ze zich met de wereldtop meten. Dat is weer een belangrijke uitdaging, zowel fysiek als mentaal. Een goeie prestatie zou een flinke boost zijn, omdat die andere belangrijke afspraak, de Olympische Spelen, er al over een jaar aankomt. Ik heb het gevoel dat we alles hebben gedaan om er een fantastisch WK van te maken. We hebben voor elk detail aandacht gehad, en hebben op training het volle pond gegeven. Daardoor is er eigenlijk geen druk meer. Je kunt pas teleurgesteld zijn als je tekortschiet, maar ik weet nu al dat we trots zullen kunnen terugkijken op dit wereldkampioenschap. Voor een goed resultaat heb je hoe dan ook een beetje geluk nodig. In de selectierondes moeten de omstandigheden meezitten. Maar als mijn zonen in de finale raken, is alles mogelijk. Letterlijk álles.’

Aan het woord is een trotse vader. Jacques Borlée staat aan het hoofd van een bijzondere atletenfamilie, waarvan oudste dochter Olivia en de tweeling Jonathan en Kevin de bekendste telgen zijn. Jacques coacht zijn kinderen al sinds ze, eigenlijk relatief laat, de atletiek ontdekten. Zaterdag beginnen in het Zuid-Koreaanse Daegu de wereldkampioenschappen atletiek. Olivia is er niet bij, nu het vrouwenteam op de 4 x 100 meter niet door het BOIC werd opgevist. Jonathan en Kevin wel. Voor hen wordt Daegu een heel belangrijk toernooi: de tweeling kruipt jaar na jaar dichter bij de wereldtop. Kevin werd vorig jaar Europees kampioen op de 400 meter, hoewel Jonathan – die intrinsiek de snelste van de twee zou zijn – die dag als favoriet startte.

Men zegt dat Kevin de perfectionist van de twee is, en Jonathan de zorgeloze levensgenieter. Is dat waar, en wat verandert dat?

Jacques Borlée: Qua karater zijn ze inderdaad twee totaal verschillende types. Raar voor een tweeling, naar het schijnt, maar het is niet anders. Kevin is een binnenvetter. Zijn kracht zit in zijn kalmte, hij weet op elk moment wat hij doet en waarom hij het doet. Als Kevin zijn mentale verdedigingsmuur rond zich weet te bouwen, valt hij niet te kloppen. Maar loopt het minder, dan begint hij te forceren. Dat helpt natuurlijk niet.

Jonathan is totaal anders. Hij is meer een killer, iemand die zo graag wint dat hij boven zichzelf uitstijgt. Je mag niet te veel druk op hem leggen, hij zal er wel staan wanneer het er echt toe doet. Jonathan moet een beetje twijfelen, dat motiveert hem om het beste uit zichzelf te halen. Ik hou hem liever een beetje in de luwte, tot het tijd is voor het grote moment. Vorig seizoen wist iedereen dat hij de beste Europeaan was, hij kon het EK alleen van zichzelf verliezen. Winst zou maar normaal zijn geweest. Dat is voor Jonathan een lastige situatie.

Ik zeg het misschien beter niet, maar Jonathan klokt op training momenteel onvoorstelbare tijden. Het is goed dat hij in competitie nog geen grote resultaten heeft gelopen: dan blijft de honger voor het WK. Als hij tot en met de finale van Daegu aan zichzelf blijft twijfelen, zal hij daar heel sterk lopen. En Kevin heeft nog geen moment een reden gehad om te twijfelen: ook hem mag je dus verwachten.

Ze zijn broers. Ongetwijfeld leeft er concurrentie tussen die twee.

Borlée: Uiteraard botsen ze af en toe. Ze verliezen niet graag. Niet op training, en al helemaal niet in competitie. Voor mij is dat soms delicaat. Als Olivia goed presteert, kan ik juichen. Maar als de tweeling tegen elkaar loopt, moet ik ook altijd denken aan degene die het niet gehaald heeft. Toen Kevin Europees kampioen werd, kon ik maar moeilijk juichen omdat ik zag hoe teleurgesteld Jonathan was. Op die momenten is Jef Brouwers, hun sportpsycholoog, erg belangrijk. Hij vindt dan de juiste woorden, waardoor ze allebei met een positief gevoel kunnen terugkijken.

In de estafette mag u wel juichen, dan lopen ze samen. Wat mogen we nog verwachten van de 4 x 400 meter? Cédric Van Branteghem is gestopt. Wie hem ook vervangt, hij zal trager zijn dan de Gentenaar.

Borlée: Waarom hebben de Belgische vrouwen van de 4 x 100 meter zo fantastisch gepresteerd in Peking? Omdat Olivia, Elodie Ouedraogo, Kim Gevaert en Hanna Mariën mentaal ontzettend sterk stonden. Ze hadden door een muur gelopen als dat moest. Dat maakte hen zo sterk dat ze konden compenseren dat er eigenlijk maar één echte wereldtopper bij liep. Wel, zoiets moeten wij ook creëren. Er moet concurrentie zijn – het blijft tenslotte topsport -, maar broederschap is minstens even belangrijk. Want op de momenten dat het erom spant, bepaalt dat het resultaat. Dat was de grote meerwaarde van Cédric Van Branteghem. Die jongen had charisma, hij nam de ploeg op sleeptouw als het moeilijk ging. We zullen hem missen.

Mijn zonen moeten nu de leiders worden, dat zijn ze aan hun status verplicht. En net daarom is deze estafetteploeg voor hen ook zo belangrijk. Een leider wordt pas ernstig genomen als hij bescheiden blijft, als hij toont dat hij zich niet beter voelt dan de anderen. Dat is een belangrijke levensles. Kevin en Jonathan mogen trots zijn op wat ze doen, maar er is geen reden om arrogant te worden. Ik hou nogal van geschiedenis, moet u weten. Napoleon Bonaparte dacht ook dat hij niet verslagen kon worden. Dan anticipeer je niet meer en word je kwetsbaar. Ik wil dat mijn zonen met de voeten op de grond blijven. Zo halen ze het meeste uit hun carrière, en minstens even belangrijk: zo worden ze mooie mensen.

Van Branteghem gelooft dat een van de broers Borlée vroeg of laat het Europees record breekt. Dat staat met 44.33 al 23 jaar op naam van de Oost-Duitser Thomas Schönlebe.

Borlée: Waarom niet? De ontwikkeling van hun lichaam bereikt stilaan een piek, dat zie je aan hun trainingstijden. Nu zal het ervan afhangen hoe ze zich mentaal ontwikkelen, of ze in hun hoofd de metamorfose tot absolute kampioenen kunnen maken. We zullen zien. Ze lopen in elk geval stukken beter dan vorig seizoen. En toen ging het al lang niet slecht.

Leken beseffen het niet, maar een 400 meter is één groot tactisch steekspel.

Borlée: Je moet een eigen strategie hebben, dat is het belangrijkste. Wie anderen kopieert, is bij voorbaat verloren. Daarvoor moet je eerst en vooral goed beseffen wie je bent en wat je kunt. Jonathan komt sterk uit de startblokken en kan, als de vorm er is, ook heel goed eindigen. Kevin is meer een echte finisher, die zijn race opbouwt richting eindsprint. Op het EK zei ik hem vlak voor de start: ‘Na 200 meter gaat de Fransman Leslie Djhone je voorbijgaan. Raak niet in paniek, je pakt hem nog gemakkelijk in de laatste rechte lijn.’ Dat is anticiperen: als Kevin tijdens de race naast zich kijkt, verliest hij zijn ritme. Nu wist hij wat er zou komen en kon hij, zoals gepland, het verschil maken.

In principe is een 400 meter gemakkelijk. Na 100 meter zit je op maximumsnelheid, en die probeer je zo lang mogelijk aan te houden. Aan het 200 meterpunt moet je je positie verdedigen of eventueel een andere loper aanvallen. Dan komt de strijd tegen de verzuring, wat eigenlijk ook een strijd is om de focus op de aankomstlijn te houden en je niet te laten afleiden door de tegenstand of door het publiek. Op een of andere manier moet je pijn omzetten in plezier.

Om dat allemaal de baas te kunnen, kun je niet zonder een vooraf doorgedachte tactiek. En zelfs dan is zo’n strategie makkelijk geformuleerd, maar zeer moeilijk om uit te voeren.

Jonathan start snel, Kevin finisht beter. U hebt eigenlijk een combinatie van de twee nodig.

Borlée:(lacht) Als ik een euro kreeg voor elke keer dat ik dat al heb gedacht, dan zat hier nu een rijk man.

Het kan voor een vader niet evident zijn om zijn kinderen te coachen. Botst wat vader Jacques Borlée wil soms met wat trainer Jacques Borlée nodig acht?

Borlée: Natuurlijk. Een vader wil het beste voor zijn kinderen. Ik wil dat ze gelukkig zijn, meer heb ik nooit verlangd. Maar een trainer wil het uiterste uit zijn atleet halen en moet daarbij soms risico nemen. Trainen we met die blessure? Gaan we tijdens een wedstrijd voluit, ook al voelt de atleet zich slap? Risico nemen met je eigen vlees en bloed: dat is niet evident. Mijn geluk is dat ik vrij goed afstand kan nemen van mijn emoties. Maar soms denk ik toch: had ik dit nu ook gedaan als het niet mijn eigen kind was geweest?

U hebt een grote familie. Hoe zit het met de andere kinderen?

Borlée: Dylan is achttien en loopt nu bij de juniores. Hij doet het lang niet slecht, maar het is natuurlijk nog veel te vroeg om al van topsportprestaties te spreken. Ryan en Ilian spelen tennis, maar zitten nog op de lagere school. En Alizia, die een jaar ouder is dan Dylan, studeert. Er is geen druk, ze hoeven zeker niet allemaal profsporters te worden. Wel probeer ik ze allemaal mee te geven hoe belangrijk het is om aan sport te doen. Voetballen, zwemmen, lopen, fietsen: zolang er maar bewogen wordt. En elke zaterdag gaan we met het hele gezin in het bos ravotten.

In België zijn wij een uitzonderlijke familie. Sport telt hier niet hè, en dat is heel erg. Het is ook een gigantisch nadeel tegenover het buitenland. Je moet eens een Amerikaanse universiteit bezoeken. Daar zetten ze sport op een voetstuk. Atleten krijgen er respect, worden er gezien als een voorbeeld van wilskracht en doorzettingsvermogen. Belgen zijn niet zo. Wij hebben alleen respect voor voetbal en wielrennen, want daar kun je veel geld mee verdienen. Maar sporten als atletiek, zwemmen of judo? Wie dat doet, is amper achting waard vinden we hier. Je overleeft op moed, want steun is er niet. Ik vind dat fout. Atleten zijn maatschappelijk kapitaal. Ze doen dromen, ze illustreren dat je iets kunt bereiken, als je het écht wilt. Judoka Dirk Van Tichelt zei in Knack dat hij nog sponsors zoekt. Hoe erg is dat? Die man is een grote kandidaat voor een olympische medaille. Zo iemand moet toch niet lopen bedelen om geld? Maar zo is de Belgische werkelijkheid.

Een van de eerste dingen die ik mijn kinderen zei toen ze het topsportstatuut aanvroegen, was: ‘Zorg dat je financiële zekerheid hebt.’ Ik heb ze allemaal laten sparen, om appartementen te kopen. Want als je topsportcontract niet verlengd wordt, zit je morgen op zwart zaad. Die stress is moordend. Móéten presteren is het moeilijkste wat er is.

Ik heb veel bewondering voor onze atleten, echt waar. Als ik zie wat een Hans Van Alphen of een Sara Aerts allemaal doen en laten… Werken als een beest, dag na dag, in volstrekte stilte. En amper erkenning krijgen. Petje af.

Zijn uw zonen daarom naar Amerika getrokken? Voor de erkenning?

Borlée: Zo zou je het kunnen zeggen. Want uit die erkenning van de sport volgt dat de infrastructuur er een pak beter is dan in Europa. Niet dat wij zo veel armer zijn dan de Amerikanen, het is gewoon een kwestie van prioriteiten. Nog een plus: psychologisch zijn de Amerikanen niet te kraken. Nooit worden ze negatief. Je kunt dat naïef vinden, maar tegelijk geeft het hen focus. Alles is gericht op de droom: komaan, doorzetten! Mijn zonen werden er enthousiast van. Het heeft hen een mentaal overwicht gegeven dat ze vroeger niet hadden. Bovendien zijn de Amerikanen hun tijd vooruit qua trainingsmethoden. Ik zou te technisch moeten worden om het precies uit te leggen, maar laat ik het erop houden dat ze de spieren op een veel verstandiger manier ontwikkelen. Maar goed, de allerbelangrijkste winst is dat je het gevoel krijgt dat je er alles voor gedaan hebt. Dat alle facetten perfect verzorgd zijn, dat het niet beter kan. Niet gefrustreerd hoeven te zijn om gemiste kansen – dát is onbetaalbaar.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Een trainer wil het uiterste uit zijn atleet halen en moet daarbij soms risico nemen. Maar risico nemen met je eigen vlees en bloed: dat is niet evident.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content