Welke kiezers houdt de Open VLD nog over?
In november 1992 keek de Wetstraat met verbazing naar de branie waarmee de aloude liberale partij zichzelf vernieuwde en verruimde tot de hyperambitieuze (Open) VLD. Wat blijft dertig jaar later nog over van de bravoure van toen?
Er zijn weinig partijen die de voorbije weken zo openlijk aan het aanmodderen waren als de Open VLD. Dat wil wat zeggen, want de concurrentie van de CD&V is niet te onderschatten. Eerst lag minister van Justitie Vincent Van Quickenborne onder vuur. Als jonge ‘staatssecretaris Q’ bedacht hij ooit een ‘Kafkameter’ om de absurditeit van onze complexe regelgeving te hekelen. Nu moest ‘Quick’ zelf een verklaring zoeken voor de kafkaiaanse procedures die een jonge agent in Schaarbeek het leven hadden gekost. Tegelijk vestigde Vlaams Parlementslid Sihame El Kaouakibi opnieuw aandacht op zich én dus op haar voormalige partij. Twee jonge liberalen die haar nieuwe parlementaire medewerkers wilden zijn, werden prompt uit de Open VLD gezet.
De Open VLD ging meer lijken op een tumbling-turnclub dan op een politieke partij, met leden die zich bekwamen in salto’s en buitelingen.
Op de koop toe kreeg premier Alexander De Croo bonje met zijn partijgenote Eva De Bleeker. Als staatssecretaris voor Begroting was zij te secuur te werk gegaan, waardoor het tekort een tikje hoger opliep dan De Croo had gewild. De Croo eiste dat De Bleeker toegaf dat zij een ‘materiële fout’ had gemaakt. Met die brutale tussenkomst zette hij vooral in de verf dat zijn imago van sterke regeringsleider belangrijker is dan echt sterk regeringswerk. Na plotse ‘nieuwe fouten’ nam De Bleeker vrijdag ontslag. Haar opvolgster wordt Alexia Bertrand, die daarvoor speciaal van de MR naar de Open VLD verhuist. Macht is nog belangrijker dan een partijkaart.
Politieke herverkaveling
Het was helemaal niet onverstandig van Philippe Nys, voorzitter van Jong Open VLD, om vorige week een Insta-Live-avond te organiseren naar aanleiding van de dertigste verjaardag van de stichting van de Open VLD. Toen Guy Verhofstadt in november 1992 zijn Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) veranderde in Vlaamse Liberalen en Democraten (VLD), ambieerde hij een politieke herverkaveling, een nieuwe partijcultuur én een electorale aardverschuiving. Waarom zouden liberale jongeren zich in deze kille tijden niet eens warmen aan die glorieuze geschiedenis?
Al draagt dat verleden de kiemen in zich van de huidige problemen en van een problematische toekomst. Alles begon natuurlijk met Guy Verhofstadt en zijn spraakmakende prestaties. In 1999 werd Verhofstadt de eerste liberale premier in zestig jaar. De VLD werd in 2003 met 25,9 procent de grootste partij van het land, voor het eerst sinds het algemeen enkelvoudig mannelijk stemrecht in 1918. Bovendien is sinds 1999 de (Open) VLD de énige partij die continu in elke regering vertegenwoordigd was, telkens op federaal, Vlaams en Brussels niveau. En dat voor een partij die in 2019 nog maar 570.000 stemmen behaalde, amper iets meer dan de helft van de meer dan een miljoen kiezers die Verhofstadt in 2003 kon mobiliseren. Eigenlijk eet elke belangrijke Vlaamse liberaal nog altijd uit diens hand.
‘Blauwe missionaris’
Guy Verhofstadt was amper 26 toen hij als voorzitter van de PVV-Jongeren zijn partij bestookte met het zogenaamde Radicaal Manifest. ‘We zijn gekomen op een dood punt’, zo luidde de openingszin. ‘Langs radicale hervormingen willen wij een nieuwe maatschappij opbouwen.’ Met enige zin voor understatement schreef Knack-directeur Frans Verleyen: ‘De tekst is hier en daar een beetje overdone.’ Maar intussen hadden partijbonzen als Frans Grootjans en Willy De Clercq aanvaard dat Verhofstadt de gezapig geworden partij mocht radicaliseren. Met dat scherpe profiel wonnen de liberalen in 1981 de verkiezingen en traden ze toe tot de nieuwe rooms-blauwe regering van eerste minister Wilfried Martens (CVP, de huidige CD&V).
Centraal in die regering stond de begroting. Want die was totaal ontspoord onder begrotingsminister Guy Mathot (PS), de man van ‘het gat in de begroting is er vanzelf gekomen en zal dus ook vanzelf verdwijnen’. Helaas, het kostte het land en vooral de bevolking twintig jaar hard inleveren voor dat gat dichtgereden was. Daarbij moest de Belgische frank gedevalueerd worden, slikten werknemers ettelijke indexsprongen en werden de overheidsuitgaven niet over een kaasschaaf gehaald, maar door een wijnpers. De grote inspirator van dat beleid? Guy Verhofstadt, eerst als PVV-partijvoorzitter en dan als minister van Begroting. Vergeleken met Guy Verhofstadt was Eva De Bleeker een haast timide curator van de Belgische rekeningen.
VRT-journalist Jos Bouveroux beschreef hem aldus: ‘Guy Verhofstadt trok de touwtjes naar zich toe. Met grote verbetenheid hield hij koppig vol. Met het Sint-Annaplan (een gigantische saneringsoperatie waarvoor de regeringsleden zich in 1986 zes weken lang (!) afzonderden in de Sint-Annapriorij, nvdr) daalde het overheidstekort spectaculair en de naam en faam van de Begrotingsminister namen toe.’
Zoals dat in de Wetstraat gaat: de val van een politicus begint wanneer hij succes heeft. De christelijke arbeidersbeweging had al snel de buik vol van ‘da stukske pretentie’. De vertrouwensman van het ACW in de regering was niemand minder dan Jean-Luc Dehaene. In zijn memoires schreef Dehaene over ‘harde confrontaties, die vaak luidkeels werden uitgevochten. Verhofstadt en ikzelf hebben een stemvolume dat nogal wat decibels kan ontwikkelen.’ Want: ‘Verhofstadt is knap en belezen, maar wordt vaak nijdig als je je niet bij zijn overtuiging aansluit.’ Of zoals Jos Bouveroux het zag: Verhofstadt was ‘een gedreven man, een blauwe missionaris, geobsedeerd door De Waarheid van Zijn Boodschap.’
In 1988 zwierden christendemocraten en socialisten de liberalen uit de regering. Die oppositie zou elf jaar duren. Persoonlijke rancune, politieke frustratie en ideologisch radicalisme deden Verhofstadt eerst een aantal Burgermanifesten schrijven en ten slotte stichtte hij een nieuwe partij, de (Open) Vlaamse Liberalen en Democraten (VLD). Daarmee wilde hij de CVP naar de kroon steken als ‘nieuwe Vlaamse volkspartij’. Achteraf gezien zijn die Burgermanifesten intrigerende mengelingen van ideologisch radicalisme en politiek opportunisme. Naarmate de tijden veranderden, veranderde ook de insteek van de manifesten. En dus de koers van Open VLD.
Verpletterend zelfvertrouwen
Een voorbeeld? Verhofstadt schreef zijn eerste Burgermanifest kort na de val van de Berlijnse Muur in 1989. De Amerikaanse auteur Francis Fukuyama noemde die gebeurtenissen ‘The End of History’. Verhofstadt eigende zich de these van Fukuyama gewoon toe. ‘Het einde van de grote verhalen’, zo heet het eerste hoofdstuk van zijn eerste burgermanifest: ‘Aan de botsing van de ideeën, de tegenstelling tussen links en rechts, tussen socialisme en liberalisme, tussen planeconomie en vrijemarktsysteem is een einde gekomen.’
De winnaar was natuurlijk de markt. Meer nog: ‘de vrije markt zit in de mens trouwens ingebakken’. De vrije markt niet als een economisch systeem, maar als wezenlijk voor de condition humaine: het is typisch voor de zwier waarmee Verhofstadt lijnen trekt door de geschiedenis. Maar dat verpletterende zelfvertrouwen hielp hem niet om weer in de regering te raken. Ook al werd hij radicaler dan ooit.
Voor de verkiezingen van 1995 liet Verhofstadt zich inspireren door de bikkelharde campagnes die het reclamebureau Saatchi & Saatchi had gemaakt voor de Britse Conservatieven. Maar Vlaanderen schrok terug van VLD-affiches waarop werklozen een brandmerk dreigden te krijgen. Verhofstadt werd dan maar gematigder, zelfs socialer. Tussen 1999 en 2007 kon hij daardoor zelfs eerste minister worden van twee paarse regeringen met liberalen, socialisten en in het begin ook groenen. Inspiratie haalde hij bij de links-liberale ‘Derde Weg’ van Tony Blair.
Ongeveer op dat moment ging de Open VLD meer lijken op een tumbling-turnclub dan op een gewone politieke partij, met leden die zich bekwamen in salto’s en buitelingen. Hoe kan het anders dat je je in 1995 laat inspireren door de Tory’s en in 1999 door New Labour? De christendemocraten zijn/waren de partij van enerzijds/anderzijds, Open VLD werd de formatie van nu dit, straks dat en dan weer iets anders, of toch weer dit. De ooit zo strikte begrotingsminister Verhofstadt werd de meest lakse premier inzake begrotingen, toch tot Alexander De Croo de leiding kreeg van de Vivaldi-regering. Toen zijn eigen kabinetschef Wouter Gabriels opmerkte dat de begroting niet in evenwicht was, blufte Verhofstadt dat het wel zo was. Het doet denken aan de ‘goede raad’ die een jonge, hondsbrutale kroonprins kreeg in de tv-serie Game of Thrones:‘Some day, you’ll sit on the throne and the truth shall be what you make it.’
Draaien als attitude
Heeft die dwingende machtslogica het DNA van de Open VLD aangetast? De partij nam al snel afstand van enkele van de ‘revolutionaire’ hervormingen van paars-groen. Neem de fameuze wet op de kernuitstap uit 2003, dus ten tijde van Verhofstadt I. Al in 2007 nam Guy Verhofstadt zelf impliciet afstand van de kernuitstap door in zijn Klimaatplan ineens te pleiten ‘voor investeringen in nieuwe, moderne kerncentrales van de vierde generatie’. Vervolgens deed Open VLD… niets. Of toch weinig: Bart Tommelein was een ijverige minister van Energie, maar stuitte al eens op de Raad van State. Wat dan weer leidde tot woede van ‘bedrogen’ eigenaars van zonnepanelen. De liberalen drongen niet aan op investeringen in nieuwe nucleaire technologie, noch deden ze veel aan de uitbouw van alternatieve energie. En vandaag wil de Open VLD een aantal stokoude kerncentrales langer openhouden. Op twintig jaar tijd is de Open VLD met alles akkoord gegaan en heeft die partij helemaal niets gedaan. Alle ballen mis.
Draaien werd de nieuwe attitude. Als paarse premier was Verhofstadt de sloper van ‘de CVP-staat’. Maar toen Yves Leterme met het Vlaamse kartel CD&V-N-VA in 2007 de verkiezingen won, trad de Open VLD dan maar toe tot de regeringen-Leterme. De nieuwe voorzitter Alexander De Croo had begrepen dat ‘Vlaams’ het goed deed bij de potentiële kiezer. Toen Jean-Luc Dehaene in 2010 een paar weken over tijd dreigde te gaan in het zoeken naar een communautair compromis, trok een plots zéér Vlaamse De Croo triomfantelijk ‘de stekker eruit’. Vervolgens duurde de regeringsvorming meer dan een jaar, tot december 2011. En daarna stapte de Open VLD mee in… de regering-Di Rupo, volgens de N-VA een regering tégen Vlaanderen.
Bij de volgende verkiezing wilde Di Rupo voortdoen, maar de Open VLD hing nu haar wagen aan die van de zegevierende N-VA en de liberalen stapten mee in een centrumrechtse Zweedse regering. Dat kibbelkabinet ging al in december 2018 ruziënd ten onder. Geen probleem: in 2020 stond de Open VLD paraat om te helpen bij de vorming van een vrij centrumlinkse regering.
Nochtans was Egbert Lachaert, de nieuwe Open VLD-voorzitter, verkozen met een uitgesproken rechts-liberaal programma. Maar tot verbijstering van N-VA-voorzitter Bart De Wever loosde Lachaert de Vlaams-nationalisten ten voordele van de groenen. De nieuwe premier werd Alexander De Croo. Zijn extreme Vlaamsgezindheid uit 2010 is hij als Belgische premier helemaal verloren. Eerste minister De Croo is haast Belgischer dan koning Filip. Filip respecteert scrupuleus de nieuwe wetmatigheden van zijn gefederaliseerde land. Op de laatste 11 juliviering weigerde Alexander De Croo De Vlaamse Leeuw mee te zingen. Nochtans is dat het officiële volkslied van Vlaanderen – dat werd in 1985 zo vastgelegd door de liberale cultuurminister Karel Poma.
Kasseien
Wie volgt die liberalen nog? De kiezer alvast niet echt. De groep die zich bij de vorming van de (Open) VLD aangetrokken voelde door het zeer rechts-liberale programma van die dagen, heeft al lang afgehaakt. Een beetje flamingant kan ook niet meer volgen. De begrotingsdiscipline van de jonge Verhofstadt werd al door de premier Verhofstadt verlaten. Vandaag rollen liberale regeringsleden over straat of lijken ze wel over hun eigen voeten te struikelen.
Of was Yves Leterme een visionair, toen hij in 2004 een einde maakte aan de laatste regering-Verhofstadt met de gevleugelde woorden: ‘Wie gelooft die mensen nog?’ Een liberale partij die oprecht liberaal zou zijn, in plaats van te belijden wat vandaag modieus is of morgen mogelijk hip zal zijn, dat zou misschien de juiste salto voorwaarts zijn.