De superheld als verschoppeling. Bryan Singer over zijn verfilming van de best verkochte Amerikaanse strip uit de geschiedenis.

Bryan Singer – jeans, wit T-shirt, één en al jeugdige nonchalance – oogt meer als een filmstudent dan als de Hollywood-topregisseur die met X-Men Twentieth Century Fox de zomerse blockbuster moet bezorgen waar de studio zo’n nood aan heeft. Een stoet van rampzalige of ondermaats presterende films – Anna and the King, The Beach, Fight Club, Titan A.E., Me, Myself & Irene – kostte begin deze zomer zelfs de kop van Bill Mechanic, voorzitter van Fox Filmed Entertainment.

X-Men blijkt inmiddels een hit in de Amerikaanse bioscopen, maar als we Singer interviewen aan de vooravond van de Amerikaanse première, heeft de 34-jarige filmmaker andere zorgen aan zijn hoofd dan hoe deze comic strip-verfilming het zal doen aan de kassa.

‘Ik heb geleerd om geen enkele verwachting te koesteren. Mijn eerste film, Public Access, won in 1993 de grote prijs op het Sundance Festival, maar geen enkele distributeur werd bereid gevonden hem ook uit te brengen. Sindsdien gaat het op en neer.’

Met The Usual Suspects (1995), een ingenieuze thriller over vijf mannen die elkaar ontmoeten als ze door de politie worden voorgeleid, werd Singer binnengehaald als de nieuwe wonderboy van de onafhankelijke Amerikaanse cinema. Zijn bedje leek gespreid in Hollywood. Snel rijk worden met het regisseren van dure studiofilms met grote sterren – zoals The Devil’s Own met Brad Pitt en Harrison Ford – interesseerde hem niet. Een project dat hem wel boeide, The Truman Show, ging naar Peter Weir. In plaats daarvan verfilmde hij een verhaal van Stephen King, Apt Pupil, over een schooljongen (Brad Renfro) die ontdekt dat een beruchte nazi-oorlogsmidadiger zich schuilhoudt in zijn ingedommelde stadje. Hij geeft de man niet aan, maar wordt zelf geleidelijk getransformeerd door het monsterachtige dat hem zodanig fascineert.

Singer: ‘ Apt Pupil gaat over het feit dat iedereen in staat is te doden, over een jongen die in zichzelf zaken ontdekt waarvan hij het bestaan niet kon vermoeden, die leert genieten van de macht die hij uitoefent op anderen.’

De productie van Apt Pupil ging gepaard met een minischandaal – tijdens het filmen van de douchescène op school zouden oneerbare feiten gepleegd zijn met de minderjarige jongens. Singer en zijn ploeg gingen volledig vrijuit, de hetze was eens te meer een overreactie van een door pedofilie geobsedeerd puriteins Amerika. De lasterpraatjes deden wel meer inkt vloeien dan de film zelf, die roemloos ten onder ging in de weinige territoria waar hij werd uitgebracht. Singers enige troost: Stephen King was een fan van de prent.

Singer die tijdens zijn tienerjaren in New Jersey al 8-millimeterfilmpjes begon te draaien, vergelijkt het maken van professionele films met een ritje op de achtbaan. ‘Hoe stevig je je ook probeert vast te klampen, voor je het weet, ga je uit de bocht. Ik leer daarmee leven. Een film uitbrengen is altijd een pijnlijke zaak. Je gaat er natuurlijk van uit dat je werk iedereen zal aanspreken, maar een paar dagen na de release weet je wel beter.’

Singer zat in Japan toen hij de eerste desastreuze recettes van Apt Pupil doorgefaxt kreeg. ‘Even zat ik in zak en as, maar zodra ik in de hotellobby aangeklampt werd door een bende hysterische tienermeisjes, was ik meteen weer goedgeluimd. Ik ontmoet nu geregeld jongelui van negentien die niet eens The Usual Suspects kennen, maar weg zijn van Apt Pupil, een film die ze huurden in de videotheek. Ze werden er door geraakt. Misschien was het de scène waarin Ian McKellen de kat in de oven stopt? Of het thema van de overdracht van het kwaad van de ene generatie op de andere? Hoe dan ook, ze vonden het cool.’

EXTRAVAGANTE MIDDELEN

X-Men, gebaseerd op de gelijknamige, razend populaire comics in 1963 gecreëerd door Stan Lee, is met zijn groot budget, extravagante productiemiddelen en 470 visual-effect shots een ander soort film dan Singer tot nu toe gewoon was. Maar de studio heeft hem precies gekozen omdat hij een regisseur is met een andere sensibiliteit dan de typische actieregisseur. Hij zou er tenminste meer van bakken dan het zoveelste onnozele stripverhaaltje met grote sterren, veel ontploffingen en wilde auto-achtervolgingen. Vandaar ook geen dure sterren in de hoofdrol maar een bont gezelschap van Britse en Amerikaanse veteranen (Ian McKellen, Patrick Stewart, Bruce Davison), een ex-Bondmeisje (Famke Janssen); een gewezen beroepsworstelaar (Tyler Mane), een kampioen in oosterse gevechtskunsten (Ray Park), een supermodel (Rebecca Romijn-Stamos), een aanstormend nieuw talent uit Australië (Hugh Jackman), een intussen volwassen geworden kinderster (Anna Paquin uit The Piano).

Nu X-Men ook de kassa doet rinkelen, staat er Fox niets meer in de weg om er een lucratieve serie van te maken. Alle acteurs hebben al voor een sequel getekend. Singer heeft nog niks getekend en dit is zeker niet het moment om te vragen of hij zin heeft in een vervolgfilm. De regisseur zit er tijdens het gesprek in het Essex House-hotel, hartje Manhattan, uitgeput bij. Op zeker ogenblik raakt hij de draad kwijt van zijn betoog. ‘Het valt zelden voor dat mijn brein het opgeeft, maar ik heb zo hard moeten werken om de film tijdig in te leveren. Ik heb de film een week geleden afgewerkt. De print die u zag, kwam recht uit het laboratorium en was waarschijnlijk nog nat.’

Dat X-Men niet je geijkte comic strip-verfilming is, blijkt meteen uit de verrassende openings-flashback in een concentratiekamp waar een jonge Magneto (McKellen) zijn buitengewone gaven ontdekt. In de volgende scènes blijkt ook een meisje in haar puberteit over een rare gave te beschikken die veeleer een vloek is dan een zegen.

‘Ik wilde mensen doen twijfelen of ze wel in de juiste bioscoop zitten. Ik wilde meteen de toon zetten: dit is geen stripverhaal maar een SF-film gebaseerd op de X-Men. Ik gebruikte de comics als springplank, maar wat me intereseert zijn de ideeën en personages. Het gaat over tegendraadse en weifelende helden. De mutanten zijn individuen die geboren worden met een bovenmenselijke gave en door de samenleving worden verstoten. Op de geheime school van Professor Charles Xavier (Stewart) waar vechters opgeleid worden om de vrede te bewaren in een wereld die hen haat en vreest, ontmoeten ze lotgenoten en ontdekken ze dat ze niet alleen zijn met hun afwijkingen.’ De aan zijn rolstoel gekluisterde professor is zelf een gedachtelezer, Storm (Halle Berry) kan het weer bijsturen, Cyclops (James Marsden) kan met zijn ogen energie uitstralen, zijn vriendin Jean Grey (Janssen) kan zonder aanraken voorwerpen verplaatsen. Nog anderen kunnen vliegen, de muren oplopen of overleven door hun raadselachtige geneeskracht bijna elke dodelijke verwonding. Anders dan in de meeste strips zijn de superhelden ook kwetsbaar en boezemen hun supranormale eigenschappen de gewone stervelingen geen ontzag maar angst in.

De eerste comic verscheen in de jaren zestig en was duidelijk een product van zijn tijd, de oorspronkelijke titel luidde zelfs: X-Men, Children of the Atom. De strijd van de outcasts die als gevolg van een genetische afwijking gediscrimineerd worden, raakte een gevoelige snaar in een Amerika verscheurd door segregatie en burgerrechtenstrijd.

MEGALOMANE SUPERSCHURK

Chris Claremont, die van 1975 tot 1991 maandelijkse afleveringen schreef van X-Men, zegt dat hij in de tegenstelling tussen de twee mutantenleiders, professor Xavier en Magneto, echo’s verwerkte aan David Ben-Gurion en Menachem Begin. Hij liet Magneto, oorspronkelijk opgevat als een megalomane superschurk, evolueren tot een terrorist die op zekere dag wel een staatsman zou kunnen worden.

De tegenstrijdige methoden van de twee leiders verwijst ook naar de tegenstelling tussen de twee grote zwartenleiders uit de jaren zestig, Malcolm X en Martin Luther King.

Ook voor Singer ligt deze vergelijking voor de hand. ‘Xavier gelooft absoluut in de noodzaak van vreedzame coëxistentie. Hij wil te allen prijze vermijden dat het conflict tussen mens en mutant uitloopt op een gewelddadige confrontatie. Magneto heeft in de holocaust zijn familie verloren en voelt zich als mutant deel uitmaken van een nieuwe minderheid, die andermaal bedreigd wordt. Hij ziet dat de geschiedenis zich herhaalt. Er is een senator (Davison) die de mutanten wil laten registreren, omdat ze een bedreiging zouden kunnen vormen. In zijn ogen is men een nieuwe holocaust aan het voorbereiden. Hij is vastbesloten een eind te maken aan de vervolging, zelfs al leidt dit tot de vernietiging van alle menselijke leven. Hij is inderdaad de Malcolm X-figuur, die zegt dat samenwerking met de anderen nooit zal lukken. Terwijl Xavier, de Martin Luther King-figuur, zegt: het moet lukken.’

Het motief van het anderszijn maakte de X-Men strip ook populair in de Amerikaanse gay community.

Singer: ‘Ja, homo’s konden zich best herkennen in het dilemma van mutanten. Mensen van een andere huidskleur hebben tenminste ouders aan wie ze zich kunnen spiegelen. Maar een tienerjongen die beseft dat hij op jongens valt, heeft niemand die zijn gevoelens kan delen, zeker zijn ouders niet. De situatie waarin de mutanten verkeren verwijst naar vele vormen van discriminatie, waarvan seksuele voorkeur er maar één is. Kinderen worden om alle mogelijke redenen gediscrimineerd, soms alleen maar omdat ze acne hebben.’

Voor Singer is de superheld de ultieme Amerikaanse fantasie. Eerst is er de filmster, dan de rock-ster, dan de superheld. Anders dan de meeste films over superhelden wilde de cineast absoluut een campy toontje vermijden.

‘Ik denk dat X-Men meer aanleunt bij de Batman– en Superman-films, niet bij hardcore comic strip verfilmingen als Blade of Spawn. Men in Black is dan weer meer een komedie. X-Men is nog het meest verwant met het eerste deel van Superman, dat toont wat er gebeurt wanneer simpele lieden in hun maïsveld een alien baby vinden en hem als hun eigen kind grootbrengen.’

Volgens kenners bezitten de recente X-Men-afleveringen al lang de magie niet meer van de vroegere strips. Singer zegt dat hij zeker geen fan was van de X-Men, dat hij zelfs nooit beeldverhalen las. Zijn enige zorg was trouw te blijven aan de oorspronkelijke personages en het minder somber te maken dan de recente albums.

Een van de problemen waar hij mee worstelde was hoe 37 jaargangen X-Men samen te persen in één avondvullende film? Hoe een keuze te maken uit de vele verhaallijnen?

‘Ik wilde het verhaal toespitsen op Wolverine (Jackman) en Rogue (Paquin), voor mij de meest geschikte figuren om de wereld en de mythologie van X-Men te introduceren. Ik heb daar geen rationele verklaring voor, ik ging af op mijn gevoel. Misschien omdat het beiden eenzaten zijn, geplaagd door bizarre mutaties die ze zelf niet kunnen bevatten. Vooral die twee personages zijn me bijgebleven na het lezen van alle albums, het bekijken van de zeventig episodes van de animatiereeks, het lezen van alle naslagwerken en encyclopedieën over X-Men, mijn gesprekken met talloze fans.’

Op het hoogtepunt van zijn populariteit was de verkoop van de X-Men-serie en de diverse spin-offs goed voor twintig procent van de totale omzet van stripverhalen in de Verenigde Staten. Een oververzadiging van de markt en financiële problemen bij uitgever Marvel Comics hebben de positie van X-Men danig verzwakt, maar voor Marvel Comics staat er met de filmbewerking van hun paradepaardje nog altijd heel wat op het spel. Toch ondervond Singer van die kant weinig druk. ‘Ze lazen sommige versies van het script, maakten hun bedenkingen. We moesten ook hun goedkeuring hebben voor de kostuums, maar verder hebben ze zich met de productie niet bemoeid.’

INTERNET-INVLOED

Met de fans had Singer meer last. Hun voorbarige reacties illustreren de groeiende invloed van het internet bij het lanceren van een Hollywood-blockbuster – iets waar de studio’s niets kunnen aan verhelpen, maar waar ze in hun marketingcampagnes hoe langer hoe meer rekening zullen moeten mee houden. Ondanks de grote geheimhouding tijdens de opname in Toronto, waren er heel wat lekken op het net. Op de beruchte aint-it-cool-news.com website van Harry Knowles werd verslag uitgebracht van elke wijziging in het scenario, het minste gekibbel met de studio en werden de eerste testen van make-up en kostuums onthuld. Al deze inside-information werd door een legertje X-Men geeks (overwegend tieners die dwepen met SF en fantasy) tot in de kleinste details onderzocht. De minste afwijking van de strips werd als heiligschennis bestempeld en ging gepaard met lange, verontwaardigde epistels on line.

De diehard-fans waren in alle staten toen bleek dat de hoofdzakelijk leren kostuums in de film helemaal niet overeenstemden met de gekke, veelkleurige outfits uit de strips.

Singer verdedigt met klem zijn keuze van zwart leer. ‘Al die kleurtjes hadden er afschuwelijk uitgezien op film. Waarom zwart leer? Leer is sexy en duurzaam en fotografeert mooi.’

Singer noemt de kostuums maar één van de vele elementen in de visuele design van de film die afwijkt van The Matrix, de grensverleggende futuristische actiefilm van vorige zomer waarmee elke SF-film nu onvermijdelijk vergeleken wordt.

‘In The Matrix dragen de helden geen uniformen maar trenchcoats en T-shirts. We bevinden ons in een totaal andere wereld dan in The Matrix, ook al zijn er natuurlijk wel oppervlakkige overeenkomsten. Ook in X-Men gaat het over een team dat voor het voortbestaan van de wereld vecht.’

Hoewel Singer zijn film minder design-bewust noemt dan de meeste stripverfilmingen, herken je ook hier zijn gevoel voor puntgave stilering. X-Men is visueel zeer sober, op het karige af, zeker vergeleken met soortgelijke films die als een futuristische rommelmarkt ogen.

Singer: ‘Zowel in de decors, de sets, de beeldcomposities en het geluidsdesign, probeer ik zeer bewust de dingen niet vol te proppen. Ik hou het simpel en probeer me in elke scène tot één overheersend idee te beperken. Dat kan een visueel concept zijn maar het kan ook een kwestie zijn van geluid. Ik wil absoluut vermijden dat de handeling en de ideeën verzuipen in een visuele of auditieve kakofonie. Ik hou van zuiverheid. Wat ik het meest bewonder aan 2001: A Space Odyssey is de helderheid. Toen kwam Star Wars er aan en kreeg je de trend van overgedecoreerde, tot in de kleinste hoekjes volgestouwde SF-films. Er waren natuurlijk wel uitzonderingen, zoals de eerste Alien, die behoorlijk clean is. Er zijn zeer knappe scènes waarin Ridley Scott de sfeer aan boord van het ruimteschip creëert, alleen aan de hand van het geluid van rammelende kettingen en druppelend water.’

Om X-Men tijdig in de bioscoop te krijgen heeft Singer de film in allerijl moeten monteren. ‘Soms werkt die tijdsdruk stimulerend, maar op andere momenten had ik liefst wat meer afstand willen nemen. Snel werken heeft ook zijn voordelen, zo was er gewoon geen tijd om proefvertoningen te organiseren. Waar ik zeker niet rouwig om ben. Iemand als Spielberg vertikt het om previews van zijn films te geven.’

‘Vraag me niet wanneer ik de film begon te draaien, hoe lang ik er precies aan gemonteerd heb, want ik sla het allemaal door elkaar. Sinds ik aan de film begon leef ik in een schemerzone, zo besef ik niet eens dat het zomer is.’

Wat Singer wél beseft, is dat Twentieth Century Fox er relatief goedkoop van af kwam. ‘Wilt u noteren dat X-Men slechts 75 miljoen dollar kostte. Dat is ongeveer veertig miljoen minder dan elke andere grote film deze zomer.’

X-Men komt op 16 augustus in de bioscoop, The Usual Suspects en Apt Pupil zijn te koop op video en dvd.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content