Weg met dat blind vertrouwen
Gesteund door Herbert Marcuse en met de moed der wanhoop pleit de Nederlandse filosofe Marian Donner ervoor het afwijkende, vreemde en ambivalente te omarmen.
Volgens Carl Sagan hoefde het niet te verbazen dat we nog nooit gecontacteerd waren door buitenaards leven. Zodra dat leven het technologische niveau bereikt heeft om dat te doen, aldus de Amerikaanse astronoom, is het eveneens in staat om zichzelf te vernietigen, wat het ook prompt zal doen. Die aliens leefden gewoon niet lang genoeg om hier te raken.
Sagan zei dat in volle Koude Oorlog, en een beetje al schertsend, maar toch. Ook de Duits-Amerikaanse filosoof en socioloog Herbert Marcuse was er rond diezelfde tijd van overtuigd dat de wereld verstrikt zat in een kapitalistisch-technologische ideologie die uiteindelijk tot haar ondergang zou leiden. Er iets tegen beginnen was moeilijk, beweerde hij in De eendimensionale mens, want het kapitalisme verslaat zijn tegenstanders niet, het lijft ze in en maakt ze onschadelijk. Hij schreef het in 1964, toen de hippies en nadien de punks nog moesten komen om hem gelijk te geven. De maatschappij is een voorthollende machine met een lege bestuurderscabine, aldus Marcuse, ze volgt haar eigen wetmatigheden gericht op steeds meer groei, efficiëntie en vooruitgang, maar wordt daardoor ongemerkt zo irrationeel als de man die een lotje van de loterij koopt en meteen ook maar een Ferrari bestelt omdat hij ervan uitgaat dat hij al gewonnen heeft.
Donner springt van de ene postmoderne filosoof naar de andere hedendaagse sf-film.
Dat is wat wij volgens de Nederlandse filosofe Marian Donner vandaag ook doen. We weten dat het op vele vlakken fout loopt, denk maar aan de klimaatverandering, maar we vertrouwen er blindweg op dat ons kapitalistisch-technologisch bestel bijtijds met oplossingen zal komen. We hebben bij wijze van spreken onze Tesla al besteld. Maar misschien moeten we wel uit de bestaande ideologie proberen te breken, schrijft ze in De grote weigering, iets wat Marcuse met de moed der wanhoop ook probeerde te doen. De doemdenker zag dus nog wel degelijk een lichtje aan het einde van de tunnel: de menselijke individualiteit.
Marian Donner, die eerder twee romans schreef ( 8.30 uur: opstand en Lily) kwam drie jaar geleden via de grote poort de Nederlandse filosofie binnen met het baldadige Zelfverwoestingsboek, waarom we meer moeten stinken, drinken, bloeden, branden en dansen. Het was een heerlijk punky oproep om alles te doen uit de ondertitel, het afwijkende, vreemde en ambivalente te omarmen en vastgeroeste denkkaders te doorbreken. Dat ze bij Marcuse uit zou komen, was ergens wel te verwachten. In De grote weigering is ze scherp en betoont ze zich een soort Slavoj Zizek van de Lage Landen, die van de ene postmoderne filosoof zonder de minste hapering overspringt naar de andere hedendaagse sf-film. Vooral met Star Trek lijkt ze iets te hebben, wat misschien haar neiging verklaart om in een gigantische timewarp een tweede-eeuwse Indiase filosoof in discussie te laten gaan met de quantumfysica om te bewijzen dat predestinatie en determinisme niet bestaan. We beginnen er steevast wat van op onze stoel te wrikkelen, van filosofen die de menselijke vrijheid willen bewijzen aan de hand van Heisenbergs onzekerheidsprincipe.