Eind 1988 ontdekte hij dat het homoseksuele brein er iets anders uitziet dan het heteroseksuele brein. De Nederlandse neurowetenschapper Dick Swaab over de impact van de baarmoeder, de waanzin van boksen en de mythe over anorexia.

Toen het eerste artikel over zijn ontdekking was verschenen, brak de hel los. ‘Drie weken lang dag en nacht telefoonterreur’, herinnert hij zich. ‘Bedreigingen, bommeldingen, demonstraties voor mijn huis, de kranten die er elke dag vol mee stonden… Ja, het was best wel heftig.’

Het was begin 1989 en de Nederlandse hersenonderzoeker Dick Swaab had bekendgemaakt dat een bepaald hersengebiedje er bij homoseksuelen anders uitziet dan bij heteroseksuelen. ‘Vlak voor dat eerste artikel over mijn resultaten in Nederland verscheen, had ik er nog een lezing over gegeven in de Verenigde Staten’, zegt hij. ‘Of dat geen controverse zou veroorzaken in Nederland, vroeg iemand mij daar. Nee hoor, antwoordde ik, alles wat met seks te maken heeft, kan in Nederland vrij besproken worden. Dat bleek een vergissing.’

Van Dick Swaab, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeksleider aan het Nederlandse Instituut voor Neurowetenschappen, verscheen zopas Wij zijn ons brein: van baarmoeder tot alzheimer, een prachtig boek waarin hij alles wat we weten over onze hersenen deskundig en helder uitlegt. Ook die verschillen in seksuele oriëntatie. ‘Het waren vooral homoseksuele mannen zelf die twintig jaar geleden zo heftig reageerden’, zegt hij. ‘Meer bepaald homoseksuele mannen die als levensfilosofie hebben dat iedere man eigenlijk homoseksueel is, maar dat maar een klein deel van de mannen de keuze maakt om zo te leven. Dat het in feite een politieke keuze is. Toen ik dus zei dat die keuze voor hen al gemaakt was in de baarmoeder, dat het niets met politiek te maken had, werden ze heel boos.’

Voor hetzelfde geld had men het een verlossende boodschap gevonden.

Dick Swaab: Zo had ik dat ook gezien. In die tijd was het nog bon ton om te denken dat een dominante moeder de oorzaak was van de homoseksualiteit van de zoon. Ik dacht dus dat we zowel de moeders als de zonen blij zouden maken met het nieuws. Al had ik al ervaring met tegenwind, hoor. Vijf jaar eerder had ik al het eerste geslachtsverschil in de menselijke hersenen beschreven, en toen kreeg ik problemen met de feministen. Je mocht in elk orgaan geslachtsverschillen vinden, behalve in de hersenen. Dat vrouwen zich anders gedragen, lag volgens de feministen immers niet aan hun hersenen, maar aan de boze mannenmaatschappij. In die sfeer kwam ik met mijn resultaten aanzetten – alles werd zogezegd veroorzaakt door de maatschappij. Op zich was dat wel een mooi idee, want als dat zo is, kan iedereen worden wat hij wil. Vandaag weten we beter, die periode hebben we achter de rug.

Was u niet bang dat het met u zou aflopen zoals met Wouter Buikhuisen, wiens academische carrière een vergelijkbare storm niet heeft overleefd?

Swaab: Criminoloog Buikhuisen sprak over zijn plannen om onderzoek te doen naar de biologische factoren van agressie en misdadig gedrag. Hij had nog helemaal niets onderzocht. Ik kwam met resultaten van mijn onderzoek. Dat is toch een heel verschil. Maar ik heb nog altijd contact met Buikhuisen, ik heb ook bewondering voor zijn kennis en zijn visie in die tijd. Het onderzoek dat hij voorstelde, gebeurt nu over de hele wereld. Maar zijn academische carrière heeft het niet overleefd, nee. De mijne wel.

Werd u gesteund door collega’s en bazen?

Swaab: Nee, ik werd door praktisch niemand gesteund. De president van de Nederlandse Academie heeft eerst rustig gewacht tot het stof was gaan liggen, en daarna pas zei hij in een interview dat hij altijd achter mij had gestaan – al had ik daar tijdens de moeilijke weken helemaal niets van gemerkt. Ach, als zoiets gebeurt, wachten mensen altijd af om te zien of je het overleeft. Dat is wat je gaandeweg leert: als er problemen zijn, moet je die zelf oplossen.

Heeft uw onderzoek ertoe bijgedragen dat homoseksualiteit niet meer beschouwd wordt als een psychiatrische afwijking, denkt u?

Swaab: Dat weet ik eigenlijk niet, dat heb ik mij nog nooit afgevraagd. Ik denk het eigenlijk niet. Al voor mijn onderzoek was de druk groot om homoseksualiteit te schrappen van de lijst met psychiatrische aandoeningen. Waar ik zeker wel toe heb bijgedragen, is de wetgeving in verband met transseksualiteit. Ook daarvoor hebben wij namelijk een biologische oorzaak gevonden: bij transseksuelen vindt men hersenstructuren die bij het andere geslacht horen. Als je dat weet, kun je daarmee rekening houden. Er zijn nu steeds meer kinderen die al op jonge leeftijd worden gevolgd, omdat ze van geslacht willen veranderen. Dat heeft grote voordelen: als je de puberteit kunt uitstellen, hoef je later geen kerel van twee meter lang in een vrouw te veranderen. Dan kun je op jongere leeftijd al beginnen met een hormonale behandeling. Al kan de operatie pas als je meerderjarig bent.

Denkt u dat het ooit mogelijk wordt om in plaats van het lichaam de hersenen van een transseksueel te veranderen? Zou dat niet eenvoudiger zijn?

Swaab: Misschien wel, maar dat kan niet. De hersenen aanpassen is niet mogelijk. Zoals het ook niet mogelijk is om van een homoseksueel een heteroseksueel te maken. Hoewel ik onlangs tot mijn stomme verbazing vernam dat in Engeland nog altijd één psychiater op de zes dat toch probeert. Als je nagaat wat men de afgelopen honderd jaar allemaal heeft geprobeerd om homoseksuelen zogezegd te genezen – de haren rijzen je te berge. Mensen werden behandeld met oestrogeen, met testosteron, mensen werden gecastreerd, hun hersenen werden geopereerd, ze kregen psychotherapie, ze kregen homo-erotische plaatjes te zien terwijl ze werden geïnjecteerd met stoffen waar je doodziek en misselijk van wordt… En dat heeft allemaal geen enkel effect gehad. Dingen die zo vroeg in het brein ge-programmeerd zijn, kun je niet veranderen. Die zijn voor de rest van ons leven vastgelegd.

En dat gebeurt dus in de baarmoeder?

Swaab: Je seksuele oriëntatie is voor vijftig procent genetisch, voor de overige vijftig procent afhankelijk van de omgevingsfactoren in de baarmoeder.

Wat kan een aanstaande moeder doen om de seksuele oriëntatie van haar kind te beïnvloeden?

Swaab: Nou, als je graag een homoseksuele zoon wilt, zou je er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat je wordt blootgesteld aan enorme stress. Maar dan moet je erge dingen meemaken, en dat is niet zo prettig. Nee, de seksuele oriëntatie van je kind kun je als vrouw natuurlijk niet beïnvloeden. Maar je kunt wel de gezondheid van het kind beïnvloeden. Als je zwanger bent, kun je ervoor zorgen dat de omgevingsfactoren optimaal zijn. Door niet te roken, geen alcohol te drinken en zo weinig mogelijk medicatie te nemen. Ik ben altijd weer verbijsterd als ik zwangere vrouwen zie die zich daar niet aan houden. Vooral het funeste effect van tabak en alcohol op het ongeboren kind is ondertussen goed gedocumenteerd.

Is pedofilie ook een seksuele oriëntatie die in de baarmoeder tot stand komt?

Swaab: Ja, ook pedofilie is deels een kwestie van genen, deels van omgeving. Maar daar weten we heel weinig over, omdat het onderwerp nog in de taboesfeer zit. Je kunt het zo moeilijk onderzoeken. Mensen die omwille van pedofiele feiten in de gevangenis terechtkomen, kunnen eventueel worden onderzocht. Maar dat is een subgroep, die niet noodzakelijk een goed beeld geeft van de totale populatie. Mensen die niet in de gevangenis zitten en toch willen meewerken aan een onderzoek naar pedofilie, vind je niet zo makkelijk.

Als een seksuele oriëntatie niet te veranderen valt, dan ook pedofilie niet?

Swaab: Nee. En dus moet je vooral nadenken over manieren om recidive te voorkomen. Onlangs hadden we hier in Nederland nog het geval van een man die zijn eigen stad niet meer in mocht, en in een andere stad werd hij ook geweigerd. Dus begon hij maar wat rond te zwerven. En dat is precies wat je dus moet vermijden, want dat is om problemen vragen. In Canada heeft men een systeem bedacht waarbij verschillende mensen op vrijwillige basis een vrijgekomen pedofiel begeleiden. Men doet samen boodschappen met hem, gaat met hem naar de bioscoop, men vormt een sociaal netwerk – en als er dan problemen zijn, worden die sneller opgepikt, en kan recidive voorkomen worden. Dat is een betere aanpak.

Die wel haaks op de tijdgeest staat.

Swaab: Ja, dat weet ik, erg populair is dat momenteel niet. Er bestaat nog een ander voorstel, dat een seksuoloog onlangs heeft gedaan: je zou kinderporno kunnen maken zonder dat er een kind aan te pas moet komen, met allerlei computertechnieken. Als pedofielen de beschikking zouden krijgen over dat soort porno, zouden de problemen met echte kinderen wellicht kunnen worden verminderd. Daar zijn goede argumenten voor. Dat druist óók in tegen de tijdsgeest, maar het moet toch ook gezegd worden.

U haalt in uw boek de mythe onderuit dat magere modellen meisjes aanzetten tot anorexia.

Swaab: Ja, dat is echt een mythe. Meisjes krijgen helemaal geen anorexia omdat ze in de bladen vaak plaatjes zien van slanke modellen. Je komt met een bepaald karakter de baarmoeder uit, dat kun je met plaatjes niet veroorzaken. Je kunt wel proberen om het gedrag een beetje bij te sturen, dus je kunt met gedragstherapie een eetstoornis behandelen. Maar dat zal altijd moeizaam blijven.

Ontstaat die aanleg voor anorexia ook in de baarmoeder?

Swaab: Ja. En er zijn ook duidelijk genetische factoren, het komt vaak in families voor. De genen die daarvoor verantwoordelijk zijn, komen nu langzamerhand boven water. Wat je vaak ziet, is dat bij een kind dat anorexia krijgt, de geboorte al moeilijk is verlopen. Dat is interessant om te weten, omdat de geboorte op gang wordt gebracht door het kind zelf. Op het moment dat de moeder niet langer voldoende glucose kan leveren, brengt het kind de baring op gang. Blijkbaar kunnen kinderen met aanleg voor anorexia die informatie over hun voeding niet op de correcte manier verwerken, waardoor ze te vroeg of te laat geboren worden.

Is anorexia een vorm van verslaving?

Swaab: Dat wordt vaak gezegd, omdat het steeds intensiever niet eten lijkt op verslavingsgedrag. Maar ik weet niet of het ons veel helpt om het zo te begrijpen. Het is niet omdat je ergens een label op kunt plakken, dat je het begrijpt. Ik zie niet in waarom we het een verslaving zouden willen noemen.

Werken alle verslavingen via hetzelfde hersenmechanisme?

Swaab: Het komt erop neer dat het beloningssysteem in de hersenen van een verslaafde minder gevoelig is. Daardoor hebben ze altijd iets extra’s nodig om zich lekker te voelen. Maar dat kan op talloze manieren veroorzaakt worden.

Is het wondermiddel tegen verslaving bijna gevonden?

Swaab: Nou, daar wordt met man en macht naar gezocht. Maar het is ontstellend moeilijk om iets goeds te doen in het brein. Het is allemaal zo bijzonder complex dat we nog lang zullen mogen wachten op al die wonderpillen tegen hersenziekten.

Klopt het dat antidepressiva van de generatie-Prozac bij lichte of matige depressie in feite vooral een placebowerking hebben?

Swaab: Ja, dat klopt. Dat soort middelen wordt veel te veel voorgeschreven. Niet zonder risico’s. Als een jonge vrouw een dipje heeft en antidepressiva krijgt, durft ze vaak niet op te houden met die medicatie als ze zwanger wordt, en dan heeft dat ongetwijfeld een effect op het kind. We weten nog niet precies hoe dat werkt, maar kinderen van vrouwen die antidepressiva nemen, worden geboren met problemen – ze zijn onder meer te licht en hun reflexen zijn niet optimaal. Dus er is iets met die kinderen, maar om precies te weten wat, zouden we hen twintig jaar lang moeten volgen. En dat onderzoek is nog niet gebeurd.

Hoe komt het dat placebo’s soms even goed werken als echte medicatie?

Swaab: Dat is een bijzonder interessante kwestie. Zelfs als je mensen erbij vertelt dat het een placebo is en dat studies aantonen dat het een placebo-effect heeft, werkt het nog. Blijkbaar kunnen de hersenen een bepaalde activiteitsverandering tot stand brengen als ze bepaalde verwachtingen hebben. Zelfs bij parkinsonpatiënten is aangetoond dat een placebo goed kan werken. Daarom vind ik het zo jammer dat de verenigingen tegen kwakzalverij zo heftig reageren op bepaalde middeltjes die alleen maar een placebowerking hebben. Het is iets waar we nog meer over zouden moeten leren. En waar we zeker ons voordeel mee kunnen doen.

Kent men de langetermijneffecten van Rilatine al?

Swaab: Nee, daar loopt wel onderzoek naar, maar er zijn nog geen resultaten.

Hoe zit het met autisme? Werden zulke kinderen vroeger niet herkend? Of wordt het label tegenwoordig iets te snel gebruikt?

Swaab: Allebei, denk ik. We hebben beter geleerd om de symptomen te herkennen, en we zijn nogal snel met het label. Maar vroeger kregen de ouders de schuld, omdat men dacht dat het aan de opvoeding lag. Terwijl we vandaag weten dat het ook een vroege ontwikkelingsstoornis is met belangrijke genetische componenten.

Zouden er mensen bestaan zónder stoornis?

Swaab: Nee, ik denk dat wij allemaal iets hebben. Zolang je er goed mee kunt functioneren, hoeven we het geen ziekte te noemen. Maar de grens tussen normaal gedrag en psychiatrie is een grijze zone. Als je de symptomen goed kent, hoef je maar even om je heen te kijken, om overal aandoeningen te zien.

Is spiritualiteit ook een kwestie van aanleg?

Swaab: We hebben allemaal een zekere mate van spiritualiteit in ons. Maar er is een groot verschil in gevoeligheid, en die hangt inderdaad samen met kleine genetische verschillen. Hoe gevoelig je bent voor spirituele ideeën, heeft te maken met de chemische boodschappers in je hersenen. Als je er aanleg voor hebt, en je komt ter wereld in een gezin dat een bepaald geloof heeft, dan wordt die spirituele aanleg ingevuld met dat geloof – het wordt er als het ware ingeprint zoals een moedertaal, in de periode dat kinderen alles wat hun ouders zeggen voor waar aannemen. Zodra dat gebeurd is, is het heel moeilijk om er weer af te raken. Als je spiritueel bent aangelegd tenminste. Als je die aanleg niet hebt, is dat heel makkelijk.

U bent, net zoals de Britse bioloog Richard Dawkins, van oordeel dat de mens beter af zou zijn zonder religie. Waarom eigenlijk?

Swaab: Het probleem is dat er ongeveer tienduizend religies zijn op deze wereld, en dat iedereen denkt dat hij de enige juiste religie heeft. En dat idee gaat samen met de overtuiging dat al die andere religies bestreden moeten worden. Het gros van de conflicten in de wereld is religieus getint.

Is dat zo? Gaat het niet altijd om groepsvorming, die net zo goed op basis van bijvoorbeeld nationalisme kan ontstaan? Als we elkaar de hersenen niet meer kunnen inslaan omwille van onze religie, dan vinden we toch snel een andere reden?

Swaab: Dat is zo, maar toch denk ik dat we minder conflicten zouden hebben mochten religies geen rol spelen. En dat nationalisme heeft natuurlijk ook een achtergrond in onze evolutionaire ontwikkeling. We zijn geëvolueerd in de savanne, in moeilijke omstandigheden, met net genoeg te eten voor het groepje waarmee we rondtrokken. Als er dan een andere groep in je gebied kwam, moest je ze de hersens inslaan of je overleefde het zelf niet. Dat zie je vandaag terug in verschijnselen zoals xenofobie en nationalisme. Die neigingen zijn we nog niet kwijt-gespeeld. (lacht) Ook in Vlaanderen niet.

U gaf onlangs een lezing waarin u ervoor pleitte om naast ‘de met vreemdelingenhaat doorspekte discussie over inburgering’ ook een maatschappelijk debat te voeren over wat u ‘uitburgering’ noemt – over euthanasie, onder meer.

Swaab: Ik maakte deel uit van een commissie die de overheid moet adviseren over een beleid ten aanzien van dementie, en wij kwamen tot de conclusie dat mensen bijzonder weinig informatie hebben over het einde van het leven. Mensen vragen vaak om euthanasie voor hun demente moeder of vader op een moment dat het al te laat is, en geen enkele arts dat nog wil doen. Mensen hebben te weinig kennis. Daarom heb ik voorgesteld om iedereen een verplichte uitburgeringscursus te geven. Men moet op jonge leeftijd over zulke thema’s leren denken en praten, zodat men rekening kan houden met je wensen.

Is dementie het moeilijkste probleem in het euthanasie-debat?

Swaab: Nee. Volgens onze wetgeving mogen ook mensen die de diagnose van dementie krijgen, in een vroeg stadium om euthanasie vragen. Je moet ernaartoe groeien, maar het belangrijkste is dat je een arts gekozen hebt die wil meewerken. Dat moet je tijdig doen, want als het zover is, en je arts wil niet meewerken, dan moet je een andere zoeken en is het vaak te laat. Zulke informatie hoort in een uitburgeringscursus. Een andere probleemgroep in verband met euthanasie zijn psychiatrische patiënten, mensen die keer op keer in een ernstige depressie vallen en uit het leven willen stappen. Dat valt onder de wet, maar het gebeurt niet zo vaak.

Omdat artsen weten dat een depressie kan overgaan, misschien?

Swaab: Ja, maar bij sommige mensen houdt het écht niet op. En als je die mensen niet helpt, springen ze voor een trein, en dan komt de treinbestuurder ook in de problemen. Nu, het grootste probleem voor de euthanasiewetgeving vormen de mensen die vinden dat ze een voltooid leven hebben. Oude mensen, die geen partner meer hebben, geen vrienden meer, allerlei kwaaltjes, maar geen terminale ziekte – als zulke mensen niet langer willen verder leven, valt dat niet onder de huidige euthanasiewet. Daarvoor is een wetswijziging nodig. We hebben onlangs met een aantal mensen een petitie georganiseerd om het in het parlement te kunnen laten bespreken, en dat is gelukt. Het onderwerp leeft dus wel degelijk. Maar wij hebben voor zulke dossiers op dit moment niet de juiste regering.

U hebt als lid van een gezondheidsadviesraad ooit gepleit voor een verbod op boksen.

Swaab: Ja, maar er is helaas geen minister die dat durft in te voeren. Terwijl het toch waanzin is dat je mekaars brein kapot-slaat. Het mooiste wat je in die sport kunt bereiken, is een knock-out, wat neerkomt op een hersenbeschadiging: de hersenstam wordt met kracht in het achterhoofdsgat geslagen, waardoor dat klem komt te zitten zodat er een bewustzijnsstoornis optreedt met een daling van het hartritme en de ademhaling. En dat kan tot de dood leiden. Maar na een knock-out is het evengoed mogelijk dat een dokter beslist dat het gevecht kan worden voortgezet. Dat is toch krankzinnig. Boksers lopen ook voortdurend bloedingen op in het brein, met schade door heel de hersenen heen, waardoor ze meer kans hebben op alzheimer of parkinson. Mohammed Ali is daarvan toch een mooi voorbeeld.

U vindt sport in het algemeen helemaal niet zo gezond.

Swaab: Als je er hard voor moet trainen in ieder geval niet, nee. Er gebeuren bovendien ook zo veel ongelukken in de sport.

Is lichaamsbeweging niet goed voor de hersenen? Dat hoor je toch vaak.

Swaab: Je kunt je brein beter op een andere manier jong houden. Je kunt beter naar sport kijken, bijvoorbeeld. Dan stimuleer je de hersenen ook, en je loopt niet al die risico’s. Ik heb zelf meegewerkt aan het stimuleren van mensen met alzheimer om meer te bewegen, maar dat heeft allemaal niets opgeleverd. Als je nagaat waar al die adviezen op gebaseerd zijn, dan gaat het meestal om onderzoek waar je geen conclusies uit kunt trekken. Men vergelijkt groepen van mensen die veel bewegen met groepen van mensen die weinig bewegen. En mensen die veel bewegen, zijn gezonder. Daaruit leidt men af dat beweging goed is. Terwijl het evengoed zou kunnen dat de mensen die niet bewegen, al iets onder de leden hebben. Er is met andere woorden een verband tussen mensen die zich goed voelen en lichaamsbeweging, maar dat is niet noodzakelijk een oorzakelijk verband.

Geeft u mensen nu geen excuus…

Swaab:… om niets meer te doen, om niet meer te bewegen? Nee, hoor. Ik vind het prima als mensen bewegen. Maar ik stel voor dat je het doet omdat je het leuk vindt, niet omdat je er gezond van wordt. Ik ga altijd met plezier skiën. Maar ik zal nooit vertellen dat skiën gezond is. Het is levensgevaarlijk. (lacht) Maar ik vind het leuk. Net zoals whisky drinken aan het einde van mijn dag: ook leuk, niet gezond.

Tot slot, professor: wat vindt u van de gerechtspsychiatrie? In ons land spreken psychiaters elkaar voortdurend tegen, onder meer in verband met toerekeningsvatbaarheid.

Swaab: Of iemand al dan niet toerekeningsvatbaar is, vind ik niet zo’n interessante vraag. Veel interessanter is de vraag hoe je ervoor zorgt dat iemand niet recidiveert: wat is de beste straf om recidive te voorkomen? Je zou straffen moeten testen zoals je een nieuw geneesmiddel test. Op die manier zou onze rechtspraak echt vernieuwend kunnen zijn. Is een korte gevangenisstraf effectiever dan een taakstraf of omgekeerd? Is het een goed idee om pubers op te sluiten in de gevangenis, bij echte beroepscriminelen? Of is het beter als ze hoe dan ook hun opleiding afmaken? Maar zulke vragen passen ook niet in de tijdsgeest. Iedere regering eist weer nieuwe en hardere straffen, zonder te kijken naar het effect. Ook op dat vlak hebben we echt een nieuwe manier van kijken nodig.

DICK SWAAB, WIJ ZIJN ONS BREIN: VAN BAARMOEDER TOT ALZHEIMER, UITGEVERIJ CONTACT, AMSTERDAM/ANTWERPEN, 480 BLADZIJDEN.

DOOR JOËL DE CEULAER

‘Meisjes krijgen helemaal geen anorexia omdat ze in de bladen vaak plaatjes zien van slanke modellen. Dat is echt een mythe.’

‘Boksers slaan mekaars brein kapot. Bij een knock-out wordt de hersenstam in het achterhoofdsgat geslagen. Dat is waanzin.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content