Wilfried Meert over de Memorial, maar vooral over het WK atletiek dat zaterdag in Sevilla begint: “Eigenlijk maakt er maar één Belg kans op een finale.”
Het is een soap, maar dan een slechte. Ook in Hechtel, bij de laatste troepenschouw van de Belgische atleten voor het WK in Sevilla, maakte de Belgische aflossingsploeg er een vaudeville van. Patrick Stevens, die in Hechtel zijn eerste veelbelovende 200 meter van het seizoen liep, meldde zich niet. Voor de tweede keer al, en om onduidelijke redenen. Andrew Reets, Erik Wymeersch, Olivier Sekanyambo en invaller Olivier Ernst bleven ver onder het vereiste minimum voor Sevilla. Wegens geen training, voerden ze aan.
Wilfried Meert, secretaris-generaal van de Belgische atletiekbond en organisator van de Memorial Ivo Van Damme, heeft stilaan zijn buik vol van de Belgische4 x 100 voor Sevilla. Balend: “De atleten leggen altijd de bal in ons kamp. Maar een training of een wedstrijd organiseren met vier mensen die voortdurend op stage of naar buitenlandse meetings trekken, is niet zo simpel. Donderdag hadden we alle atleten uitgenodigd. Stevens gaf verstek vanwege een achillespeesblessure. Vrijdag zou er getraind worden, maar Wymeersch belde af om familiale redenen en Stevens stuurde zijn kat. Blijkbaar is het niet makkelijk om egotrippers uit een individuele sport samen te krijgen. Zeker niet in een land als België, waar er nauwelijks nationaliteitsgevoel bestaat. Een Fransman, Italiaan, Brit of Duitser beschouwen een ticket voor de internationale aflossingsploeg als een eer. Bij Belgen moet je bijna op je knieën vallen. En als de atleten er geen zin in hebben, is een4 x 100 een doodgeboren kind. Nochtans zouden sommige atleten er beter aan doen om zich daar een beetje op toe te leggen. Want individuele prijzen zullen ze niet rapen in Sevilla.”
België heeft niet echt een atletiektraditie. Het ontbreekt ons aan vedetten. Misschien is dat wel de grond van het probleem.
Wilfried Meert: België mist ook duidelijk een technische beleidsvisie. Die is er niet op middellange, laat staan op lange termijn. Er is nauwelijks een vangnet voor atleten die in hun carrière willen investeren. Het geld wordt te veel versnipperd over talloze kleine projecten. We zijn al vijf jaar onze tijd aan het verliezen, omdat we ons optrekken aan enkele individuen die doorbreken omdat ze het zélf konden opbrengen. Ook Dirk Janssens, voorzitter van de Vlaamse Liga, is zich daarvan bewust. Maar je kunt een jarenlang scheefgegroeide situatie ook niet in een paar weken omkeren.
Het Bloso en het Olympisch Comité schijnen ook niet gelukkig met de prestaties. Wat moet er veranderen?
Meert: Ga als atletiekbond praten met getalenteerde juniores en hun familie. Ga na of die jongens – met hun omgeving – een paar jaar professioneel met atletiek willen bezig zijn. En ga dan met een beperkte groep professioneel trainen. Lijsten van A- en B-elite met dertig atleten hebben geen enkele zin – zoveel goede lopers heeft België niet. Wij zijn Groot-Brittannië, Duitsland of Frankrijk niet, maar België, een voetbal- en wielerland met tien miljoen inwoners. We moeten durven kiezen en ophouden met iedereen tevreden te willen stellen.
Zo’n systeem vergt ook een aanpak die de taalgrenzen overstijgt.
Meert: Het vraagt een aanpak per discipline, wars van de taalrol waartoe de atleten behoren. De Belgische atletiek moet dringend de schaduw van de kerktoren ontgroeien. Speerwerper Johan Kloeck is een schoolvoorbeeld. Supergemotiveerd. We hebben gezorgd dat hij met de groep van Jan Zelezny kon meetrainen en zagen hem met rasse schreden vooruitgaan. Daarom proberen we die stages in Zuid-Afrika te promoten. Al onze sterkste lopers zitten daar samen te kijken hoe hun concurrenten zich voorbereiden. Ook Mohammed Mourhit steekt op dat vlak trouwens geregeld de hand uit. Hij wil jonge atleten meekrijgen op hoogtestage naar Marokko.
Waarom gaan niet méér atleten op zo’n voorstel in?
Meert: Atleten houden van hun vertrouwde omgeving, hun club en hun trainer. Maar ook de trainers moeten hun licht in het buitenland opsteken. De Belgen lopen geen prijzen meer, dat is een indicatie dat we toch niet zo goed bezig zijn. En dan moeten de atleten volgen. Helaas is er ook daar een probleem. Het blijkt dat niet iedereen het kan opbrengen om in een klein kamertje te logeren en aan te schuiven in een eenvoudig zelfbedieningsrestaurant als de honger knaagt – de typische hoogtestage dus. Daarom loopt het soms mis.
Een voorbeeld van zo’n scheefgroei is het geval Sven Pieters. In Atlanta goed voor een onverhoopte 13.36 op 110 meter horden, maar intussen helemaal weggezakt. Pieters kwam zelfs niet in de buurt van de WK-limiet.
Meert: Van Sven Pieters verwachtte iedereen dat hij leergeld zou betalen in Atlanta en hij miste maar op een haar na de finale door uit het niets een schitterende tijd neer te zetten. Sven is zijn ongelooflijke talent aan het vergooien. De geruchten worden helaas te vaak bevestigd: hij verzorgt zich niet meer, leeft niet meer voor de atletiek en gaat erop achteruit. Op stage in Zuid-Afrika zette hij om de andere dag de bloemetjes buiten. Tja, daarvoor moet je zo ver niet vliegen, natuurlijk. Voor dit jaar kunnen we hem afschrijven en hij zal het roer drastisch moeten omgooien of hij mag ook de Olympische Spelen van volgend jaar in Sydney vergeten.
Is er dan geen enkele hoop voor het WK in Sevilla?
Meert: We moeten vooral realist blijven: eigenlijk is Mourhit de enige Belg die kans maakt op een plaats bij de beste acht van de wereld. Die loopt heel sterk over vijf kilometer en liet zelfs al eens een chrono onder de 13 minuten noteren in Rome. Bovendien komt die man meestal in wedstrijden terecht waar er vijf Kenianen sneller lopen. En van die vijf kunnen er aan een wereldkampioenschap maximaal drie deelnemen. Voor de andere Belgen hangt alles af van de vorm van de dag en de baanindeling.
Mohammed Mourhit is na een moeizaam begin helemaal op dreef.
Meert: Sinds Mourhit zich in België kwam vestigen en een serieuze planning heeft opgesteld, boekt hij veel vooruitgang. Als hij op het WK in Athene in 1997 niet de verkeerde kousen had aangetrokken, waardoor hij met bloedende voeten in zijn spikes rondholde, had hij daar al goed kunnen presteren. Ooit was Mourhit een van de meest veelbelovende juniores die in Marokko rondliepen. Hij werd getipt als opvolger van Saïd Aouita, maar viel in ongenade. Mourhit beweert nog altijd dat Aouita hem boycotte en uit de grote wedstrijden hield, waardoor hij in een Amerikaans stratencircuit verzeilde en de piste nog als bijzaak zag. Toen hij besloot om naar de piste terug te keren, waren sterke tijden nog slechts een kwestie van tijd.
Vorig jaar klokte Mourhit niet de sterke chrono’s die van hem verwacht werden.
Meert: Atleten in zijn omgeving vertelden dat hij niet altijd even serieus voor zijn sport leefde. Dit jaar heeft hij dat wel gedaan. De uitslagen bewijzen dat: 7.32 en 12.58 loop je niet zonder een winter lang keihard te werken. Zijn ambitie om in de buurt van het podium uit te komen is daarom gewettigd. Ook al omdat hij nog reserves heeft. Het worden daar in de hitte van Sevilla slopende wedstrijden. Wie zijn voorbereiding te zwaar maakte, gaat onderuit in de finale die drie dagen na de schiftingen gelopen wordt. Je kunt er donder op zeggen dat er verrassingen komen in de finale van de vijf kilometer.
Het is verwonderlijk dat u Patrick Stevens niet citeert bij de Belgische kanshebbers voor een finale. Op de Olympische Spelen van Atlanta was hij twee jaar geleden nog de enige blanke spurter in de finale.
Meert: Het vertrouwen van Patrick Stevens is aangetast. De chrono’s kwamen er niet uit en hij begon al te klagen over kleine blessures. Dat is tekenend voor de twijfel die in hem sluipt. Eén keer, op de Heizel, liep Patrick 10.10 op 100 meter. Super, maar de 100 meter is niet zijn beste afstand. Op 200 meter moest hij tot op de Nacht van de Atletiek in Hechtel wachten om een goede wedstrijd te lopen. Maar ook daar kwam hij, weliswaar uitlopend, nog niet in de buurt van de 20.20, een chrono die hij op basis van zijn snelheid zou moeten kunnen halen.
Hoe is die terugval van Stevens te verklaren?
Meert: Spurters moeten het hebben van de fijne mechaniek. Als er één radertje tegensputtert, kom je op die honderdsten van een seconde tekort die het verschil maken. Maar ik heb wel al gemerkt dat zijn trainer, de Nederlander HenkKraaijenhof, al een paar keer van tactiek veranderd is. In de eerste jaren moest hij vreselijk veel lopen, zoals het voor een spurter hoort. Het voorbije jaar is er bezuinigd op het aantal wedstrijden en de tijden komen er niet uit. Drie jaar geleden kwam hij nog vol vertrouwen terug van het trainingskamp in Zuid-Afrika, waar hij een paar sterke meetings liep. Vorige winter hield Kraaijenhof hem weg van die meetings. Nu, misschien moeten we niet alle kwaad in de trainingsmethodes zoeken. Mogelijk eist ook de leeftijd zijn tol. Stevens is 31 jaar en is al een veteraan op de spurtnummers. Hij draaide al internationaal mee toen hij nog junior was. Dat moet beginnen te wegen.
De andere spurter, Erik Wymeersch, leek in de aanloop naar het WK ook al in een knoop te liggen.
Meert: Bij Wymeersch zien we weinig progressie. Hij beweert dat hij stilaan aan zijn piek zit, maar de scherpe tijd is er nog niet uitgekomen.
Heeft hordenloper Jonathan Nsenga kans om een finale te lopen?
Meert: In Hechtel liep hij 13.60 op 110 meter horden. Dat is niet fantastisch, maar Jonathan Nsenga boekt duidelijk veel vooruitgang. In Linz liep hij onlangs 13.35. Als hij op het niveau komt van zijn Europees Kampioenschap in Boedapest, waar hij vorig jaar op het perfecte moment 13.25 liep, zit er zelfs op het WK een finale in.
Nsenga is Sven Pieters weer voorbijgesneld.
Meert: Jonathan is trager gegroeid, maar haalde in Boedapest wel de finale en heeft intussen ook het record van Pieters verbeterd. Dit jaar is hij langzamer in conditie gekomen dan anders, maar zo was het ook gepland. Nsenga had zich één doel gesteld: presteren in Sevilla. Dus was de vormpiek in augustus gepland. Weliswaar iets vroeger, maar toch: we mogen Nsenga pas op het WK beoordelen.
Sandra Stals op de 800 meter?
Meert: Sandra is momenteel heel goed bezig, maar met Svetlana Masterkova, Maria Mutola, Natalya Tsyganova, Ludmilla Formanova en de Oostenrijkse Stephanie Graf is die wedstrijd verschrikkelijk sterk bezet. Een dozijn 800-meteratletes dook dit jaar al onder de twee minuten. Dat is nog nooit gebeurd. Haar tijden op 400 meter – net boven de 52 seconden – bewijzen dat Sandra die tijd ook in de benen heeft. Maar dit jaar heeft ze haar 1.58 van Hechtel 1998 nog niet kunnen verbeteren. Als ze dat zou kunnen in grote omstandigheden…
In Boedapest viel ze door de mand.
Meert: Een typisch Belgisch probleem. Ze lopen hier een halve wedstrijd alleen en hebben het dan moeilijk in het internationale circuit waar de groten meelopen. Daar haalt een kwak met de ellebogen de atleten al eens uit hun ritme en wie dan begint te panikeren, loopt een slechte wedstrijd. Sandra loopt pas twee jaar op dat niveau. Als ze dat groeiproces doorkomt, kan ze gelanceerd zijn. Misschien zelfs al in Sevilla: ze kan daar in de halve finale stranden, maar ze kan net zo goed de finale bereiken.
Nog bij de vrouwen: waarop kan Kim Gevaert op het WK hopen?
Meert: Sevilla komt voor haar nog iets te vroeg. Pas in het jaar van Sydney, als ze alles op atletiek zet, kan ze nog een grote stap vooruit zetten. Ik heb Kim gezegd dat ze de voorbije weken vooral rustig moest blijven. Ze heeft dit jaar al heel veel gelopen: eerst de Universiade, dan de Belgische kampioenschappen, dan weer het vliegtuig in naar Göteborg. Nu is ze mentaal moe. Maar als ze de batterijen oplaadt, kan ze op het WK een Belgisch record lopen. Dan is haar seizoen prima geslaagd – na haar goud in de 200 op de Universiade in Palma de Mallorca en haar bronzen medaille op het WK-23 in Göteborg. Ze heeft het voordeel dat ze nu al ontspannen kan starten. Kim heeft al haar doelstellingen voor 1999 bereikt. Het is een prachtig lanceerplatform geweest voor haar.
Marleen Renders blijft in Sevilla weg uit de marathon. Waarom kiest ze voor de tien kilometer?
Meert: Een marathon lopen in de hitte van Sevilla spreekt heel weinig mensen aan. Marleen zet alles op de marathon van Sydney en ze wil in Sevilla geen nodeloze krachten verspelen. Net als enkele van haar concurrenten voor Sydney. Iedereen vreest de terugslag van de WK-marathon op de Spelen.
In de velddisciplines zijn er niets dan vraagtekens bij de Belgen. Voor speerwerper Johan Kloeck, bijvoorbeeld, of (de niet-gekwalificeerde) verspringer Erik Nys en discuswerper Jo Van Daele, die tot het allerlaatste ogenblik in twijfel verkeerden of ze al dan niet de limiet zouden halen.
Meert: Johan Kloeck zit sinds hij de limiet gooide in een dalletje. Ook Erik Nys en Jo Van Daele hebben het moeilijk. Die terugval is niet onlogisch. Maar omdat ze die limiet willen, gaan die atleten forceren en maken ze technische fouten. In hun discipline hangt alles af van die ene, goeie worp of sprong. Kijk naar Nys in Atlanta: hij haalde zijn minimum op het laatste nippertje, maar geraakt in de schiftingen dankzij één goede sprong in de finale.
Internationaal belooft het een schitterend WK te worden. Met slechts twee grote afwezigen: Marie-Jo Perec en mogelijk ook Sergeï Boebka, die pas in Sevilla beslist of hij zijn polsstokken uit de verpakking haalt.
Meert: Perec was anderhalf jaar out wegens mononucleose. Voor haar komt het WK nog te vroeg. De afwezigheid van Boebka kan je niet echt een verrassing noemen. Boebka won zijn eerste wereldtitel in 1983, zestien jaar geleden. Het zou bijna een mirakel zijn als hij wél naar het WK zou komen. Zijn forfait zal de competitie niet schaden. Ik voorspel de mooiste polsstokcompetitie uit de geschiedenis van de atletiek, met wel tien potentiële zesmeterspringers.
Waar kijkt u verder vooral naar uit?
Meert: Als Marion Jones van de daken schreeuwt dat ze vier medailles haalt, maakt ze mij wel benieuwd. Natuurlijk heeft Carl Lewis het haar al voorgedaan: twee sprintmedailles, één in het verspringen en één in de aflossing. Maar Carl had een schitterende techniek en dat kan je bezwaarlijk van Marion Jones zeggen. Verder zijn er maar een paar atleten ongenaakbaar in hun discipline – Wilson Kipketer, Michael Johnson, Maurice Greene, Haile Gebrselassie. Voor de rest worden het open wedstrijden. Ik verwacht schitterende wedstrijden op de 110 en de 400 meter horden, waar iedereen kan winnen. En voorts beklijvende duels tussen Daniël Komen en Salah Hissou op vijf kilometer en tussen Hicham El Gerrouj, Noah Ngeny en misschien de Spanjaard Andrés Diaz op 1500 meter.
Ziet u records sneuvelen?
Meert: Neen. Van de huidige generatie atleten zie ik niemand bekwaam om de huidige wereldrecords nog te breken. De lat ligt momenteel te hoog.
We krijgen op 3 september dus ook een Memorial zonder recordpogingen…
Meert: Met één recordpoging. Mourhit zal proberen de Europese besttijd op 10.000 meter (27.12.47) scherper te stellen. Antonio Pinto heeft dat vorige week met één seconde gebroken in Stockholm omdat Paul Tergat stilviel en plots een ideaal mikpunt werd. En Mourhit is sneller dan Pinto. Er is alleen het gevaar dat wereldrecordhouder Haile Gebrselassie, Paul Koech en Salah Hissou te veel afstand nemen, waardoor Mourhit de klus alleen moet klaren.
Verschijnen alle grote namen aan de start?
Meert: In Sevilla moeten we dat afronden, maar in principe komen ze allemaal.
Hoe sta je één jaar na de omvorming van Golden Four tot Golden League tegenover de nieuwe formule?
Meert: Als voorzitter Primo Nebiolo van de Internationale Atletiekfederatie je zoiets voorstelt, heb je als organisator weinig keuze. De Golden Four leek me nog altijd een betere formule: klaar en duidelijk, en ook onmiddellijk geliefd bij het publiek. Nu hebben we minstens één meeting op overschot. Zes keer hetzelfde nummer winnen is een probleem, zeven keer is bijna onmogelijk. En als er volgend jaar nog een meeting bij komt, zullen we de formule van de jackpot moeten herzien. Je kunt van een atleet niet eisen dat hij in een olympisch jaar acht keer hetzelfde nummer wint. Dan moeten we naar een systeem met de beste vijf resultaten, zoals dat in andere sporten bestaat. De Golden League heeft één belangrijk voordeel: de sterkste atleten gaan elkaar niet meer uit de weg. Vroeger zag je één keer per jaar een duel Mutola-Masterkova of Maksim Tarasov– Jean Galfione– Jeff Hartwig– Tim Lobinger. Nu is het elke meeting prijs.
Toch lijken steeds meer meetings te kreunen onder de hoge prijzenpot van de Golden League.
Meert: Te veel organisatoren van meetings denken nog altijd dat sponsoring ophoudt achter de reclameborden rond de piste. Eindeloos lange atletiekmeetings beantwoorden niet meer aan de noden van de kijker. Het moet een totaalspektakel worden, een cocktail van allerlei elementen – sportieve maar ook andere. En als een atletiekmeeting een evenement wordt dat iets uitstraalt, verbinden ook sponsors er graag hun naam aan.
Frank Demets