‘We moeten meer signalen krijgen uit de moslimgemeenschap’
De vader van de internationale politiesamenwerking neemt afscheid: ‘De Brusselse gettovorming is ernstig. Jongeren van de vierde generatie zijn werkloos, hebben problemen en raken gefrustreerd.’
Bij zijn afscheid als verbindingsofficier van de federale politie in Marokko spaart hoofdcommissaris Patrick Zanders zijn kritiek niet – ook niet op het onderzoek naar de aanslagen van 22/3. ‘Het is de schuld van België dat de Marokkanen ons niet méér informatie bezorgen.’
Twee maanden na de aanslagen van 22/3 kreeg hoofdcommissaris Patrick Zanders plots een verontrustend bericht van zijn Marokkaanse contacten, afgeleverd door een koerier in een verzegelde omslag: ‘Een Belgo-Marokkaan is onderweg van Marokko naar België om een aanslag te plegen. Hij heeft een afscheidsbrief achtergelaten voor zijn echtgenote: “We zien elkaar terug in de hemel.” De familie heeft ons zelf gewaarschuwd.’
Volgens Zanders was de informatie bijzonder concreet. ‘We wisten zelfs waar en wanneer de man op Belgische bodem zou landen. Zodra hij uit het vliegtuig stapte, is hij aangehouden op verdenking van terrorisme, en opgesloten. Een onderzoeksrechter werd gevorderd, en de verdachte zat een tijdlang achter de tralies, maar uiteindelijk hebben ze hem moeten vrijlaten. Te weinig bewijsmateriaal. Hij was geen Syrië-strijder maar een geradicaliseerde moslim met sympathie voor de IS. Dankzij de tip uit Marokko hebben we die dag een aanslag verijdeld.’
Vrijwel niemand is zo goed op de hoogte van gevoelige Belgo-Marokkaanse terreur- en misdaaddossiers als Patrick Zanders. Van september 2007 tot september 2016 werkte hij op de Belgische ambassade in Rabat, als verbindingsofficier van de politie. In het begin wisselde hij vooral informatie uit over drugszaken, voertuigdiefstallen en migratie. Op het einde bestond 85 procent van zijn werk uit terrorismedossiers. Telkens waren Marokkanen betrokken: het verijdelde terreurplot in Verviers, de aanslagen in Parijs en Brussel, en honderden andere zaken – waaronder de hierboven beschreven zaak – die nooit de krantenkolommen haalden. Zanders maakte ze op de eerste rij mee.
Veertig jaar geleden al werd hij, als jonge officier bij de rijkswacht, in de strijd tegen terrorisme ingeschakeld. Zijn eerste baan: op de luchthaven van Zaventem de vluchten van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al beschermen. Daarna ging hij aan de slag in Kortrijk, waar de rijkswacht geplaagd werd door Noord-Franse bendes die ramkraken pleegden. Zanders lanceerde de Frans-Belgische politiesamenwerking, waarna Willy Deridder, de toenmalige stafchef van de rijkswacht, hem aanzocht om de internationale relaties verder uit te bouwen. Hij zette eigenhandig het netwerk van verbindingsofficieren op, en stond mee aan de wieg van Europol. In 2001 werd hij daar voorzitter van de raad van bestuur.
Als iemand de strijd tegen terrorisme en de uitdaging om internationaal informatie uit te wisselen goed kent, dan is het Patrick Zanders. Toch wimpelde hij alle interviewaanvragen over dat thema steevast af. Pas nu hij met pensioen is, sinds 1 januari, wil hij praten. We spreken af in zijn appartement in Zeebrugge, waar hij af en toe neerstrijkt. De rest van het jaar woont hij samen met zijn Belgisch-Marokkaanse vrouw Bouchra in Zuid-Spanje, op 50 kilometer van de zee-engte tussen Spanje en Marokko.
Hoe belangrijk is informatie uit Marokko voor de veiligheid in België?
PATRICK ZANDERS: Ze is cruciaal. Marokko zou ons nog veel meer informatie kunnen bezorgen, maar dat gebeurt niet. Dat is de schuld van België. Als verbindingsofficier maakte ik elke week minstens drie rapporten over terrorisme over aan de Belgische politie. Om te beginnen moest die informatie via wel vijf schakels passeren voor ze haar eindbestemming bereikte, de onderzoeker op het terrein. Intussen ging er kostbare tijd verloren. Met de moderne communicatiemiddelen móét dat beter kunnen. En er was nog een probleem: de feedback die ik terugkreeg, was bijzonder mager.
Na de aanslagen van 22/3 heb ik voorgesteld om een week mee te draaien met de gerechtelijke politie in Brussel. Zodat ik telkens als een nieuwe naam opdook – het zijn allemaal Marokkanen – extra informatie kon opvragen in Marokko. Op dat voorstel is de politie niet ingegaan, terwijl we het gerechtelijk onderzoek ermee hadden kunnen vooruithelpen. En misschien zelfs aanslagen hadden kunnen verijdelen.
Hoe heeft Marokko op 22/3 gereageerd?
ZANDERS: Na de aanslagen werd ik in het midden van de nacht opgeroepen door de Marokkaanse inlichtingendiensten. Ze gaven me een pak informatie over en foto’s van de derde dader van Zaventem, de beruchte ‘man met het hoedje’.
Dat bleek uiteindelijk Mohamed Abrini te zijn.
ZANDERS: Het gaat mogelijk om Abrini. Die piste wordt nu op basis van Amerikaanse informatie gevolgd. De Marokkanen gingen ervan uit dat iemand anders de man met het hoedje was. Ik heb hun informatie meteen naar Brussel doorgestuurd, maar ik weet niet wat ermee gebeurd is – terwijl de Marokkanen toch een antwoord verwachtten. En dat was geen uitzondering. Na 22/3 heeft de federale politie aan meer dan twintig landen een uiteenzetting gegeven. Toen ik die tekst opvroeg, volgde een njet. Om te weten wie er na de aanslagen precies was aangehouden, moest ik zélf de media raadplegen. De Marokkanen vroegen om die informatie te bevestigen, maar dat kon ik niet. De enige info die ik vanuit Brussel over de vermoedelijke daders kreeg, was de persmededeling die het federaal parket had verspreid.
Hadden de Marokkanen meer kunnen doen als ze meer operationele info gekregen hadden?
ZANDERS: Ongetwijfeld.
Toen Marokko ons land in juni vorig jaar waarschuwde voor een nakende aanslag tegen de McDonald’s in Brussel, zei het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD) dat er geen ‘geloofwaardige aanwijzingen’ waren.
ZANDERS: Ik kan me natuurlijk vergissen, maar volgens mij was die informatie wél betrouwbaar. In mijn negen jaar als verbindingsofficier is België, naar mijn gevoel, wantrouwig gebleven tegenover de Marokkanen. Die raken daardoor gefrustreerd, wat ik volkomen begrijp. Het is eenrichtingsverkeer. In een intelligence-omgeving werkt dat niet. Je moet weten te geven en nemen.
Waarom verliep de uitwisseling volgens u zo stroef?
ZANDERS: Sinds de politiehervorming is de gerechtelijke overheid in België heer en meester over de politie-informatie. Gevolg: je mag die informatie niet aan andere landen overmaken zonder de toestemming van het parket of de onderzoeksrechter. Dat is de zogenoemde ‘judicialisering’ van de strijd tegen terrorisme. In Marokko werkt het net andersom. Daar geeft de politie informatie door die alleen met háár toestemming in gerechtelijke zaken gebruikt mag worden.
Een nadeel van de Belgische judicialisering is dat je je informatie onmiddellijk aan het parket moet geven, en dossiers zo snel mogelijk voor de rechtbank moet brengen – want de verjaring dreigt. Terwijl je in grote drugs- en terrorismezaken net veel tijd nodig hebt, bijvoorbeeld om wapencircuits bloot te leggen. Ik ben niet tegen gerechtelijk toezicht op politie-informatie. Controlemechanismen zijn tenslotte nodig. Maar nu gaat het de verkeerde kant op. Met de Amerikanen of de Britten werken de Marokkanen veel soepeler samen.
Hoe hebt u in Rabat überhaupt negen jaar lang uw werk kunnen doen?
ZANDERS: Volgens een rondzendbrief van het College van Procureurs-generaal mogen de Staatsveiligheid en de politie niet rechtstreeks informatie uitwisselen. In dat systeem zitten de verbindingsofficieren gewrongen. Ik deelde soms wél rechtstreeks informatie, wanneer ik vond dat het nodig was of de Staatsveiligheid me – rechtstreeks – een vraag had gesteld. Was dat illegaal? Strikt genomen misschien wel. Aan de andere kant: het hogere belang primeerde.
Weet u, toen ik destijds het netwerk van verbindingsofficieren opstartte, zag ik die officieren als vrije pionnen. Speurders in dossiers rond terrorisme en zware criminaliteit konden rechtstreeks contact met hen opnemen: ‘Hallo, ik heb een dringend probleem. Kun je me helpen?’ Die pionnen aan zo weinig mogelijk regels onderwerpen: dat was mijn devies. Ze waren sleutelfiguren, het ‘geheime wapen’ van de politie binnen de informatiehuishouding. Vandaag zitten ze gevangen in een bureaucratisch systeem. Ze zijn een doorgeefluik geworden, een soort brievenbus. Ze krijgen almaar meer administratieve taken, zoals statistieken bijhouden en verplaatsingen melden. Dat is puur tijdverlies. De politie moet daarmee ophouden, en opnieuw meer vertrouwen in hen stellen.
Nu, ik wil ook niet te pessimistisch klinken. Er zijn in België ook dingen die goed lopen, zoals de pure recherchewerking. Als ik de Brusselse afdeling van de gerechtelijke politie bezig zie, moet ik terugdenken aan mijn tijd bij de Bewakings- en opsporingsbrigade in Kortrijk. Die gasten werken letterlijk dag en nacht om de daders te kunnen laten berechten.
Is het wantrouwen van de Belgische politie tegenover Marokko ook niet terecht? Dat land staat niet bepaald bekend als een mensenrechtenkampioen.
ZANDERS: In Marokko betekent ‘proactieve aanpak’ nog iets anders dan bij ons – voor de kerst hebben ze nog een duizendtal salafisten ‘preventief opgesloten’. Voor een deel begrijp ik dat wantrouwen dus. Toch kan België lessen trekken uit de Marokkaanse strijd tegen terrorisme. Tussen de diverse diensten, van de wijken tot het nationale niveau, verloopt de informatiestroom bij hen ongehinderd. Zij noemen dat ‘renseignement de proximité’: de strijd tegen radicalisering en fundamentalisme moet vooral lokaal worden aangepakt. Wanneer ik met mijn diplomatieke nummerplaat ging tanken in een benzinestation, meldde de pomphouder dat bijvoorbeeld meteen aan de overheid. Zo gaat de informatie trapsgewijs naar de top. Dat is het geheim van de Marokkaanse intelligence. De wijkagent is de koning binnen die benadering. Ondertussen is onze federale politie elke lokale verankering kwijt – met uitzondering van een aantal gespecialiseerde diensten.
De keerzijde van het Marokkaanse succes: zo kweek je een verklikkersmaatschappij.
ZANDERS: Ja, maar de resultaten zijn er. Natuurlijk kan je het Marokkaanse model niet zomaar in België invoeren. Ik zeg ook niet dat elke Belg een verklikker moet worden. Dat zit niet in ons. Maar we moeten in elk geval meer signalen uit de moslimgemeenschap krijgen. Die gemeenschap staat daar ook voor open. Het enige waar de moslims als de dood voor zijn, is dat we hun hele gemeenschap stigmatiseren. En net dat doen we nu.
Waarom heeft Marokko zo weinig last van zelfmoordaanslagen?
ZANDERS: Een aantal ‘doe-het-zelfterroristen’ zijn eigenlijk individuen die door persoonlijke conflicten de wanhoop nabij zijn en zelfmoord willen plegen. Kijk naar de aanslag van juli 2016 in Nice: dat was een verkapte zelfmoord. Wat is het probleem? Zelfmoord is haram in de islam. Als je zelfmoord pleegt, ga je nooit naar de hemel. Maar de IS zegt: ‘Als je een aanslag pleegt in Allahs naam, ga je wél naar de hemel.’ Complete waanzin, natuurlijk. Net daarop speelt Marokko in, door een counter-narrative te ontwikkelen. De staat vormt er om te beginnen predikers in een imamschool. De imams worden daarna gecontroleerd door de geheime diensten. In elke preek benadrukken ze dat onschuldigen doden tegen de islam ingaat. En daarom zie je die zelfmoordaanslagen in Marokko vrijwel niet.
Hoe kijkt u naar de Marokkaanse gemeenschap in België?
ZANDERS: Dé Marokkaanse gemeenschap bestaat niet. Alles samen gaat het om zo’n half miljoen mensen; het is fout om die allemaal onder één noemer onder te brengen. Mij baart vooral de gettovorming zorgen. Een paar jaar geleden heb ik in Molenbeek, Anderlecht en Schaarbeek rondgereden met het hoofd van de Marokkaanse gerechtelijke politie. Die man geloofde zijn ogen niet. ‘Iedereen gaat hier traditioneel gekleed’, zei hij. ‘Zelfs in Marokko hebben we zo’n samenleving niet meer.’
De Brusselse gettovorming is ernstig. Je hebt er jongeren van de vierde generatie die eigenlijk niets meer met Marokko te maken hebben – Mohamed Abrini was er bijvoorbeeld al sinds 2005 niet meer geweest. Ze zijn werkloos, hebben problemen en raken gefrustreerd. Ze zijn een ideaal doelwit voor IS-propaganda, waarin hun een paradijs met 72 maagden wordt voorgespiegeld. Met de islam heeft dat niets te maken. De IS is een bende gevaarlijke avonturiers die hun godsdienst naar hun eigen goeddunken interpreteren.
Over hoeveel problematische gevallen van de vierde generatie gaat het volgens u?
ZANDERS: De dossiers waar ik al die jaren mee te maken heb gekregen, gingen samen over een duizendtal Marokkanen in Brussel, Charleroi en Luik. Het grote verschil tussen Marokko en de Marokkaanse gemeenschap in België, ligt in de rol van de familie. In Marokko heeft een vader nog gezag over zijn kinderen. De familie is er heilig. Dat verklaart ook waarom de Marokkaanse politie- en inlichtingendiensten meteen hele families viseren, zodra iemand naar salafisme afglijdt. Niet door hen af te luisteren, maar door een open gesprek aan te gaan: ‘Jullie zitten met een rotte appel. Weet dat we jullie zullen volgen.’ Voor alle duidelijkheid: dat doen ze niet op een repressieve manier.
Ook de daders van 22/3 hebben familie in Marokko.
ZANDERS: Die families steunen hen nog altijd – voor zover de daders nog leven, natuurlijk. Zij blijven achter hen staan, ook al durven ze er niet voor uit te komen. Ik kan niet in detail treden, maar in het dossier rond 22/3 heeft de zus van een man uit het dossier nog geld naar hem opgestuurd, vanuit Marokko. De solidariteit binnen de families is dus gebleven. Het is haram om je eigen zoon, oom of nicht te verraden. Hetzelfde geldt voor iemands vriendenkring. Wie heeft Salah Abdeslam beschermd? Vooral familieleden en vrienden.
Terugblikkend op uw dossiers van de afgelopen negen jaar: hoeveel Marokkaanse probleemfamilies telt België?
ZANDERS: Vooral in drugszaken zag je steeds dezelfde families terugkeren, een honderdtal. Ooms, tantes, vaders, zonen: het gaat van generatie op generatie.
Blijven Marokkaanse drugs België overspoelen?
ZANDERS: Toen ik begin als verbindingsofficier, was de drugsproblematiek prioriteit nummer één. Vandaag zeggen de Marokkanen tegen mij: ‘Dat is jullie probleem. Marokko produceert, België neemt af. Zolang Belgen zo veel blijven betalen voor hasj, zal er in het Rifgebergte geproduceerd worden.’
Die hasj belandt vooral met vrachtwagens in België. Van Nador of Tanger leidt de route via Algeciras, Madrid en Parijs naar Brussel. De drugs zitten bijvoorbeeld verstopt tussen vis in koelvrachtwagens, of aan de achterkant van schilderijen. Verder heb je Belgo-Marokkanen die hun jaarlijkse Marokko-reis financieren door drugs terug mee naar België te nemen. En dan is er nog de trafiek over water. Eind 2015 heeft de gendarmerie van Tanger een oud vrachtschip in beslag genomen met tonnen hasj aan boord. Bestemming: de haven van Antwerpen. De kapitein was een Libiër, de bemanning was Syrisch. Er waren vermoedens dat de opbrengst naar de IS moest gaan, maar bewijzen zijn er nooit gevonden.
De diplomatie heeft vorig jaar wel resultaten geboekt in Marokko: in maart kwam er een samenwerkingsakkoord over de uitwisseling van vingerafdrukken.
ZANDERS: Dat is de verdienste vanstaatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken. Hij heeft in Marokko écht een doorbraak verwezenlijkt, hij heeft er vertrouwen gewekt. Daardoor kunnen we bij ons Marokkanen zonder papieren vandaag veel vlotter identificeren.
Wat verwacht u van de onderzoekscommissie die de aanslagen van 22/3 onderzoekt?
ZANDERS: Willy Bruggeman is door die commissie als expert aangeduid. Daar heb ik mijn bedenkingen bij. Hij is tenslotte voorzitter van de Federale Politieraad, het orgaan dat toezicht houdt op de politie, en hij heeft uitstekende contacten met commissaris-generaal Catherine De Bolle. Hoe kun je je dan onafhankelijk opstellen?
Het échte werk zal pas beginnen zodra de commissie haar eindrapport heeft voorgesteld. Mijn aanbeveling? Laten we de internationale politiesamenwerking aan een audit onderwerpen. Ik weet dat de directeur van Europol gezegd heeft dat België ‘een van de beste leerlingen’ is. Wat het volume van uitgewisselde informatie betreft, doen we het inderdaad niet slecht. Maar hoe zit het inhoudelijk? Is een verbindingsofficier een verkapte rechtshulpmagistraat, een inlichtingenofficier of een agent die gewoon politiewerk doet? Over zulke vragen moeten we ons bezinnen.
U stond mee aan de wieg van Europol en was ook voorzitter van het Europees comité van Interpol. Leveren die organisaties goed werk?
ZANDERS: Europol zou een kosten-batenanalyse niet overleven. Dat is niet alleen de schuld van Europol zelf, maar ook van de Europese lidstaten. Die verstrekken niet altijd de nodige informatie. Ze blijven het bilaterale boven het multilaterale verkiezen.
Interpol heeft zeker verdiensten. Die recherchedienst is niet meer weg te denken uit de internationale samenwerking. Maar tegelijk kent hij enorme beperkingen, doordat een internationale rechtsbasis grotendeels ontbreekt. Interpol speelt een rol in de uitwisseling van informatie die niet strikt vertrouwelijk is, maar daar ligt zijn limiet ook.
Catherine De Bolle is sinds 2015 lid van het uitvoerend comité van Interpol.
ZANDERS: Onmiddellijk daarna verspreidde de politie een perscommuniqué waarin ten onrechte werd gesteld dat zij het eerste Belgische lid van dat comité was. Bovendien was zij ook de enige kandidaat voor die functie. Andere Europese politiechefs verkiezen in het huidige klimaat om zich te concentreren op de veiligheid van hun land. Toen ik dat binnen beperkte kring aankaartte, werd me dat niet in dank afgenomen. Sindsdien ben ik voor De Bolle persona non grata. ‘Iedereen danst met mij mee. En wie een verkeerde pas zet, vliegt eruit’: dat is blijkbaar haar beleid. Ze duldt geen kritiek.
Ze levert toch goed werk als de nummer één van de politie?
ZANDERS: Ik ben niet overtuigd van haar aanpak. De kloof in leeftijd en ervaring tussen haar en mij zal daar niet vreemd aan zijn. Haar aanhoudende gejammer over een gebrek aan middelen stoort me. De politie hééft genoeg middelen. Ze moet die alleen goed beheren.
Ook De Bolles reactie op het rapport van het Comité P over 22/3 kan ik onmogelijk goedkeuren. Dat je een audit door een private firma bekritiseert, daar kan ik inkomen. Maar zo ga je toch niet om met de democratische controle op de politie?
Ten slotte betreur ik dat ze nooit in Marokko op bezoek is gekomen, in tegenstelling tot een aantal korpschefs van de lokale politie. En dat terwijl Marokko onze voornaamste partner buiten de Europese Unie is. Of het nu gaat om migratie, drugs of terrorisme: het is een prioritair land voor de Belgische politie.
Misschien had u de commissaris-generaal moeten uitnodigen?
ZANDERS: Dat héb ik gedaan. Ik heb zelfs gezegd dat ze bij mij mocht slapen. Niet in hetzelfde bed, natuurlijk. Maar mijn deur stond open. Helaas. Zelfs nu nog weigert ze elke dialoog.
Door KRISTOF CLERIX, foto’s WOUTER VAN VOOREN
‘Om te weten wie er na de aanslagen van 22/3 precies was aangehouden, moest ik zélf de media raadplegen.’
‘De verbindingsofficieren krijgen almaar meer administratieve taken. Ze zijn een soort brievenbus geworden.’
‘”Iedereen danst met mij mee. En wie een verkeerde pas zet, vliegt eruit”: dat is het beleid van Catherine De Bolle. Ze duldt geen kritiek.’