Charleroi speelt de kwartfinale van de Europese ULEB-cup tegen Valencia, en staat afgescheiden op kop in de eerste klasse. Maar hoe gezond is het Belgische basketbal? Een gesprek met Lucien Van Kersschaever, technisch directeur van de Basketbalbond.
Uw dienaar heeft afspraak met Lucien Van Kersschae- ver in het oude Zuidpaleis in Brussel, waar lang geleden Royal IV en Maccabi nog schitterden, en waar nu de training plaatsheeft van de nationale jeugdploegen. Naast Van Kers staan er ook Frans De Boeck, jeugdcoach en eeuwige depanneur van Oostende, en een jeugdtrainer van Charleroi. Die ons meteen bij de arm pakt: ‘T’as entendu le journal à la radio? Ils parlent d’un barbu qui s’est rasé! Tu en sais plus, toi?’
Onderschat nooit de zelfs taalgrensoverschrijdende invloed van Knack. Dat dachten wij althans, enigszins zelfingenomen, terwijl wij in de cafetaria koffie bestelden. Later zal Lucien Van Kersschaever meer duidelijkheid brengen: ‘Ik had hem verteld dat ik nog een interview had. En met wie. Dat van “den Baard” vond hij buitengewoon grappig.’
Sic transit gloria mundi. Hoe is het gesteld met het Belgische basketbal, en waarom steekt Charleroi zo ver boven de anderen uit? Ziedaar de enige twee vragen op ons papier. De Spirous hebben zich ook geplaatst voor de kwartfinale van de ULEB-cup, in de hiërarchie de tweede Europese beker.
Lucien Van Kersschaever: ‘Charleroi heeft in het begin van het seizoen een dipje gehad, maar daarvan is het hersteld. Het Europese succes levert extra motivatie. De kwartfinale van de ULEB-cup is al mooi, laten we hopen dat er nóg meer in zit, al is Valencia een taaie klant. Dankzij Charleroi merken ze in het buitenland dat er in België ook nog op niveau gebasket wordt. Ik heb dat zelf als coach met Mechelen ervaren, toen we de final sixteen van de grote Europabeker bereikt hadden. Je voelt dan dat je in Europa met respect behandeld wordt.
‘Achter Charleroi lijken Luik en Oostende op weg naar een zekere plaats in de play-offs. Bree is sterk aan het seizoen begonnen, kampt de laatste weken met een kleine inzinking, maar zou de vierde plaats moeten kunnen pakken. De prestaties van Pepinster en Bergen vallen tegen. Pepinster heeft twee excuses: blessures, en het vertrek van Axel Hervelle naar Real Madrid. Bergen is gehandicapt door de kwetsuur van Jean-Marc Jaumin, maar dat had het kunnen weten. Jaumin is een van de allerbeste point-guards uit de geschiedenis van het Belgische basket. Men spreekt van Willy Steveniers, Jef Eygel, René Aerts… ik durf Jaumin op dezelfde hoogte stellen. Maar hij is kwetsuurgevoelig, en hij is 34. Voor zo’n speler moet je een gelijkwaardige back-up voorzien.’
Als Bree niet instort, zijn de vier play-offploegen nu al bekend. En de competitie is niet eens halfweg.
LUCIEN VAN KERSSCHAEVER: Sinds we met een dubbele competitie werken, waarin alle ploegen vier keer tegen elkaar spelen, duurt het seizoen lang. Ik zou meer wedstrijden in het begin programmeren. Bijvoorbeeld back-to-back: op vrijdag Charleroi-Oostende, en zaterdag Oostende-Charleroi. De vermoeidheid is voor iedereen dezelfde. Je hebt dan evenveel matchen, maar het schiet beter op.
Is Charleroi een voorbeeld van hoe een basketclub in België geleid moet worden?
VAN KERSSCHAEVER: Charleroi is een voorbeeld voor heel Europa. Ik ken weinig of geen buitenlandse ploegen die doen wat Charleroi doet. De verdienste van voorzitter Eric Somme, die een voltijdse professionele en commerciële structuur heeft uitgebouwd. Charleroi speelt in een prachtige zaal, de Spiroudome, die gebouwd is door de stad, en heeft aanpalend nog een complex van bureaus en zalen die eigendom zijn van de nv van Somme.
De Spiroudome is een droom. Er kunnen 7000 toeschouwers binnen, er zijn twee restaurants, negen bars, vijf shops, tien loges voor telkens zestien mensen, en zeshonderd business seats. Ze kunnen in hun restaurants zowel vóór als na elke match driehonderdvijftig maaltijden serveren. Dat zijn er zevenhonderd op één wedstrijd, geen enkele ploeg in Europa kan dat. De inkomsten en neveninkomsten zijn navenant.
De show rond de match wordt goed verzorgd, het is er altijd volle bak ambiance, hun videoscherm is topkwaliteit… het is een feest om in Charleroi naar het basket te gaan kijken. Bovendien gebruiken ze die accommodaties ook tijdens de week, voor congressen en feesten en noem maar op. Ze genereren dus permanent inkomsten, terwijl andere clubs alleen leven van hun sponsors en van de ticketjes die ze één keer in de veertien dagen aan de man brengen. Charleroi heeft ook akkoorden met de regionale televisie, en met de RTBF. Somme koopt desnoods de zendtijd zelf op.
Oostende probeert de trend van Charleroi te volgen. Met Focus TV, waar Johan Vande Lanotte een dikke vinger in de pap heeft, hebben ze ook een regionaal station dat ruime aandacht aan hun ploeg besteedt. Ze verkopen per wedstrijd seats aan bedrijven, maar ze hebben in de Mister V Arena bijlange niet de faciliteiten die Charleroi in de Spiroudome heeft. Als de nieuwe Searena achter het Media Center klaar is, zijn er meer mogelijkheden, maar de achterstand tegenover Charleroi goedmaken zal moeilijk worden.
Die financiële en commerciële voorsprong blijkt ook op het terrein.
VAN KERSSCHAEVER: Natuurlijk, en daar schuilt ook voor Charleroi zelf een groot gevaar in. Als je over zo veel centen kunt beschikken, is de verleiding groot om de teugels te vieren. Sta je een paar punten achter, dan gooi je twee of drie spelers buiten en koop je twee of drie betere vervangers. Vorig seizoen heeft Charleroi tijdens het seizoen tien spelers bijgekocht, dat is een volledige kern. Hoe minder geld je hebt, des te harder je moet werken, en des te slimmer je de kern moet samenstellen. Een Amerikaan van tweehonderdduizend dollar vinden kan iedereen…
Zelfs Vande Lanotte.
VAN KERSSCHAEVER: De agents hebben er honderden in de aanbieding, en als je de drafts van de big colleges volgt, pik je de afvallers er uit. De kunst is een goede Amerikaan van dertigduizend dollar te vinden. Dan moet je gaan speuren bij de small colleges, en wordt het risico op een vergissing veel groter. En aangezien je maar dertigduizend dollar hebt, mág je je niet vergissen. Wij hebben indertijd bij Racing Mechelen Ed Murphy en Tony Zeno gevonden, en bij Oostende Ralph Biggs en JR Holden. Dat zijn de echte voltreffers. Dat je die spelers niet kunt houden, moet je erbij nemen. Voorzie je erop bij het sluiten van hun contracten. Er is wat dat betreft geen verschil tussen het Belgische voetbal en het Belgische basketbal.
Heeft Oostende evenveel talent in de rangen als Charleroi?
VAN KERSSCHAEVER: Bij Charleroi heb je Roel Moors, Marcus Faison en Damir Krupalija als een offensieve kwaliteitsdriehoek, en onder de borden Andre Riddick en Dezan Rahimic. Als die vijf goed draaien is er in België aan Charleroi niets te doen. Met nog een grotere, sterkere centerspeler zou het ook mee kunnen in de Euro League, waar de echte Europese top speelt.
Oostende heeft op papier geen onaardige ploeg, maar op het terrein is ze veel te wisselvallig. Twee drie schitterende matchen, thuis tegen Charleroi en in de Europabeker, maar zwak buitenshuis en een paar afstraffingen die een ploeg van dat niveau nooit mag krijgen. Ze hebben natuurlijk pech met de aanslepende kwetsuur van Vincent Yarbrough, een ex-NBA-speler die een meerwaarde bood. Zijn vervanger Desmon Farmer lijkt me een categorie minder.
Als een op papier goede ploeg zo wisselvallig en soms ronduit slecht speelt, dan ligt dat aan de coach. Matteo Boniciolli, ontdekking van Vande Lanotte, maakt zijn referenties niet waar.
VAN KERSSCHAEVER: Dat is een vraag die je moet stellen. Ik ben geen columnist, zelfs niet in Knack, en ik mag dus niet zo overdrijven als sommigen van wie ik de naam niet zal noemen. Maar ik kan alleen vaststellen dat Oostende voorlopig niet brengt wat het had aangekondigd. Met Mirza Teletovic heeft het een van de grootste beloften van Europa aangetrokken, maar die jongen krijgt te weinig speelminuten. Idem voor Damjan Rudez. De ploeg hangt in te veel wedstrijden nog steeds af van Tony Dorsey, ook 34 en ook blessuregevoelig. Dat je met jonge spelers hoogten en laagten afwisselt, is niet abnormaal. Maar met een kern als die van Oostende, mannen die toch al heel wat veldslagen hebben meegemaakt, zou het niet mogen.
Laten we niet langer rond de pot draaien: hij kan het niet, den Baard.
VAN KERSSCHAEVER: Als drijvende kracht achter een club is Vande Lanotte, met al zijn relaties, de ideale man. Maar hij kan of wil niet delegeren. Samen met zijn vrouw voert hij zowel het sportieve, het commerciële en het administratieve beleid. Dat is te veel. Eric Somme delegeert wél, en voor hem is de basketclub dan nog een full-time job. Vande Lanotte is nog minister en hoogleraar aan de universiteit. Oostende haalt te weinig rendement in verhouding tot zijn budget. Als je ziet welke spelers Vande Lanotte allemaal heeft aangetrokken… dat zijn geen goedkope jongens, hè.
Dat budget haalt hij alleen binnen omdat hij minister is. In feite is dat geld van de gemeenschap.
VAN KERSSCHAEVER: In het basket heeft bijna elke eersteklasser een bekende politicus in zijn rangen. Meestal een socialist, zeer merkwaardig.
Die zijn het gewoon om geld van anderen uit te geven.
VAN KERSSCHAEVER: Het is een feit dat je met je eigen centen voorzichtiger omspringt. Rudolf Vanmoerkerke legde vooraf zijn budget vast, en dan gingen we binnen die limieten de besten halen. Dat vereist meer kennis van zaken. Vanmoerkerke kwam oorspronkelijk ook niet uit het basket, maar heeft zich in korte tijd tot een kenner opgewerkt. Ik heb vaak samen met hem cassettes van spelers bekeken, en ik moet zeggen: hij had een scherp oog voor speltechnische kwaliteiten en gebreken. En hij kon mensen overtuigen en motiveren als geen ander.
Had Vande Lanotte Vanmoerkerke in de club moeten houden?
VAN KERSSCHAEVER: Dat zou nooit geklikt hebben. Vanmoerkerke heeft zowel in zaken als in sport altijd zelf beslist. ‘Wie betaalt, bepaalt’, was zijn motto. Maar op de duur haalde Vande Lanotte meer fondsen binnen, en dus wou hij zelf beslissen welke coach en welke spelers daarmee werden aangetrokken. De breuk was onvermijdelijk.
Net als in het voetbal zijn de basketclubs vergeven van de buitenlanders.
VAN KERSSCHAEVER: Een uitloper van het Bosman-arrest. Bovendien is er een belastingsysteem ingevoerd dat de clubs eigenlijk aanspoort om buitenlanders aan te trekken. Zonder dat stelsel waren degelijke buitenlanders niet meer betaalbaar, ironisch genoeg zijn mét dat stelsel degelijke Belgen nu niet meer betaalbaar. Dat fiscaal regime is in het voordeel van de clubs, maar in het nadeel van de Belgische spelers. En zeker in het nadeel van de nationale ploeg. Men moet daar dringend een oplossing voor vinden.
Belgische jongeren krijgen nauwelijks speelkansen.
VAN KERSSCHAEVER: Dat is zo. Er zijn ook niet veel Belgische jongeren klaar voor eerste klasse. Ook daaraan moet iets gebeuren. In de lagere afdelingen heb je veel coaches die met hart en ziel voor hun club werken, maar zelf niet de juiste opleiding hebben gehad. Hoe kunnen ze het dan doorgeven? We moeten van die mensen betere teachers maken.
Ga kijken in tweede, en je vindt geen vijf spelers die in eerste mee kunnen. Op de nationale jeugdtrainingen kun je na vijf minuten zo zien wie van een eersteklasser komt en wie niet. Het verschil in snelheid, agressiviteit en spel-inzicht is enorm. Dat is een dramatisch vooruitzicht voor de nationale ploeg. Want het betekent dat we de komende jaren niet moeten hopen op een aflossing van de wacht. Ik heb het al meermaals in de bond gezegd: we moeten dringend ingrijpen.
De jongeren moeten meer internationale wedstrijden spelen. En ik wil de beste min-achttienjarigen van tweede, derde en vierde, met een nationale selectie inschrijven in tweede klasse. Ze blijven lid van hun club, spelen daarmee ook in de jongerencompetitie, maar daarbovenop treden ze elk weekend aan in tweede klasse. Geloof me dat ze dan snel beter zullen worden. Dat is ook in het voordeel van hun eigen club, zowel sportief als financieel, want ze staan in een prachtig uitstalraam. En de andere tweedeklassers hebben er een interessante affiche bij.
De nationale ploeg moet in augustus een herkansingstoernooi spelen met Israël en Nederland, om eventueel nog aan het EK te mogen deelnemen.
VAN KERSSCHAEVER: Dat wordt een hele opdracht. Want de winnaars van de drie herkansingspoules moeten dan in Belgrado nog eerst een nieuwe kwalificatieronde tegen elkaar spelen, en alleen wie díé wint, krijgt een plaats op de eindtabel. Maar we moeten er vooral voor zorgen dat we niet derde eindigen in die herkansingspoule, of we moeten een toernooi om het behoud spelen tegen de andere laatste twee. Met het risico uit de A-groep te vallen.
Kunnen de Belgen in het buitenland het niveau van de nationale ploeg optrekken?
VAN KERSSCHAEVER: Die jongens zijn in het buitenland allemaal beter geworden, maar ze zijn met te weinig. De nationale ploeg samenstellen is zo gebeurd. Uit het buitenland: Thomas Van den Spiegel, Christophe Beghin, Patrick Mutombo, Doum Lauwers, Axelle Hervelle en Eric Struelens, en van Charleroi Roel Moors. Op Didier Mbenga van de Dallas Mavericks durf ik voorlopig niet te hopen. Dan zijn we aan zeven, dat is niet genoeg. Om aan tien man te komen, moet een buitenlandse bondscoach schrappen, een Belgische schrapen. Daar zit het hele verschil.
Door Koen Meulenaere
‘Een buitenlandse bondscoach moet schrappen, een Belgische schrapen.’