Wim Moesen is een autoriteit wat betreft overheidsfinanciën. De Leuvense professor vergelijkt de begrotingen van de regeringen-Verhofstadt met de begroting van wat de regering-Leterme moet worden. ‘Als we onze overheid echt op de schop nemen, kunnen we het met 8 procent minder uitgaven 8 procent beter doen.’
wim moesen
>Geboren in 1944 in Hoeselt.
>Professor economie aan de K.U.Leuven, waar hij doctoreerde in 1975.
>Voorzitter van Verso, Vereniging voor Social Profit Ondernemingen.
>Lid van de Hoge Raad van Financiën, voorzitter van de werkgroep Strategie bij de Hoge Raad voor Duurzame Ontwikkeling en bestuurder bij de groep Arco.
>Van 1985 tot 1987 was hij adviseur op het kabinet van minister van Financiën Mark Eyskens.
‘Onze ligging in Europa is beter dan onze houding, zei professor-politicus Albert Coppé ooit. Normaal moet een land drie maanden na de verkiezingen een regering hebben, die een traject uittekent voor vier of zelfs acht jaar. Nu krijgen we na negen maanden een interim-regering voor misschien een jaar, zonder visie en zonder ernstige begroting. Dat is dramatisch.’
In het kantoor van professor Wim Moesen in de Leuvense faculteit Economie heerst een geordende chaos: dozen, boeken, mappen en papieren liggen er overal op hoopjes. De specialist in overheidsfinanciën neemt ons mee naar de overkant van de straat, naar de voormalige woning van wijlen premier Gaston Eyskens. Ze biedt nu een onderkomen aan restaurant Adellijke Belofte. ‘Vader Eyskens was een zeer intelligent man’, vertelt Moesen, terwijl hij de kamer laat zien waar het Schoolpact in 1958 werd ondertekend – toen werden er nog akkoorden afgesloten die stand hielden. ‘Hier kwam ik wel vaker, want ik was zijn laatste doctoraatsstudent.’
Moesen heeft in verschillende mapjes al zijn documentatie over de recente begrotingen bij zich. En ook de begroting die nu werd bekokstoofd heeft hij uitgevlooid. We pikken de draad op bij het begin van dit jaar, toen interim-premier Guy Verhofstadt (Open VLD) verklaarde: ‘De kas is leeg.’
Was dat niet een bekentenis van een falend begrotingsbeleid onder Paars?
WIM MOESEN: Zo mag je dat zeggen. Paars heeft de beweging om te komen tot een financieringsoverschot, die was ingezet door Jean-Luc Dehaene (CD&V), niet volgehouden. Paars kwam in 1999 aan de macht en sindsdien leunt het federale financieringstekort aan bij een evenwicht: nu eens hadden we een klein tekort, dan weer een klein overschot. Maar sinds 2004 zitten we duidelijk aan de verkeerde kant van die lijn: we hebben opnieuw een tekort (zie grafiek).
Het punt is: Paars had veel meer kunnen doen, want de rentevoeten daalden sterk. Dat was dus een omgekeerde rentesneeuwbal. Dankzij die dalende rentevoeten moesten we minder uitgeven aan rentelasten. Het bedrag dat we zo uitspaarden tijdens de acht jaren van Verhofstadt, bedraagt 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Maar in plaats van met dat extraatje een overschot op te bouwen, zodat we geen financieringstekort maar wel een mooi overschot zouden hebben, hebben de regeringen van Verhofstadt dat bedrag gebruikt voor meer uitgaven en voor de vermindering van de personenbelasting. Het gevolg is dat we zijn blijven schuren langs de nullijn, en sinds 2004 aan de verkeerde kant gesukkeld zijn. We hadden nu eigenlijk 2 procent financieringsoverschot moeten hebben.
De liberalen zeggen dat de verlaging van de personenbelasting de consumptie aanwakkerde en zo de economie beter deed draaien.
MOESEN: Die belastingverlaging heeft natuurlijk geen kwaad gedaan aan de groei van onze economie, maar laten we bescheiden blijven: als onze economie twee jaar na elkaar een groei van 3 procent gekend heeft, kan je dat niet toewijzen aan de belastingverlaging, wel aan de algemene conjunctuur. Die was gewoonweg goed. Ook in andere landen was er een mooie groei.
Onze economie wordt toch vooral bepaald door wat er in de wereld gebeurt. Als er een gunstige golf is, gaan alle boten omhoog. En ook die goede economische conjunctuur had de paarse regering, naast de daling van de rente- voeten, moeten gebruiken om een financieringsoverschot uit te bouwen. Dat heeft ze nagelaten. Doodzonde, want om de toekomstige kosten van de vergrijzing op te vangen, heeft de federale overheid geld nodig.
We hebben toch een Zilverfonds, waar alleszins boekhoudkundig meer dan 12 miljard euro in zit. Dat is toch niet niks?
MOESEN: Maar we hadden veel meer kunnen doen! We hebben niet alleen onvoldoende geprofiteerd van de rentedaling en de goede conjunctuur, we hebben ook nog eens aan begrotingscosmetica gedaan, om toch maar tegen die nullijn te blijven schuren. Verhofstadt I en II hebben veelvuldig gebruikgemaakt van budgettaire alchemie.
Vertel ons alles over budgettaire alchemie!
MOESEN: Je hebt zeven bokalen waaruit je kunt putten. De eerste drie bokalen kun je vrij makkelijk aanspreken. Ten eerste: je verkoopt financiële overheidsparticipaties, je privatiseert bijvoorbeeld Belgacom. In een tweede bokaal zit de verkoop van onroerende goederen, gebouwen, zoals de ambassade van Tokyo. In een derde bokaal zitten trucjes met de ontvangsten- en uitgavenstroom: je boekt de ontvangsten iets vroeger, en de uitgaven iets later. Dat zijn de klassiekers van de budgettaire alchemie.
En de andere vier bokalen?
MOESEN: Die zijn niet zo makkelijk te gebruiken. Ten eerste heb je de overname van pensioenfondsen: als overheid krijg je dan wel het vermogen van zo’n fonds, maar tegelijkertijd ook de toekomstige verplichtingen, want je zult die pensioenen moeten uitbetalen. Twee, een fiscale amnestie of een eenmalig bevrijdende aangifte, maar ook dat is niet zo vanzelfsprekend, want dat ligt ethisch nogal moeilijk: je biedt fraudeurs de mogelijkheid om zonder veel problemen hun geld wit te wassen. Drie, je kunt met een bank een akkoord afsluiten over de belastingachterstallen: de bank schiet de belastingen die je nog moet innen voor tegen een bepaalde interest. Dat is dus een financiële constructie. Vier, ten slotte: je doet uitgaven buiten de begroting, bijvoorbeeld via publiek-private samenwerking. Die pps-constructie is een methode die ik nog enigszins verantwoord vind, want de normen van het Europese stabiliteitspact zijn te streng en je moet als land toch investeren, bijvoorbeeld in wegen.
En de twee regeringen-Verhofstadt hebben gebruikgemaakt van deze budgettaire alchemie?
MOESEN: Inderdaad, ze hebben alle bokalen veelvuldig en in grote volumes aangesproken. Maar ook de timing is belangrijk. Kijk, ook de regeringen onder leiding van Dehaene hebben ervan gebruikgemaakt, maar wanneer? Niet bij het indienen van een begroting, maar pas achteraf, als tijdens de begrotingscontrole bleek dat er enkele tegenvallers waren. Dan pas nam Dehaene zijn toevlucht tot budgettaire alchemie, want hij kon moeilijk opnieuw aankloppen bij de burgers. Die had hij al genoeg pijn moeten doen. Dehaene privatiseerde bijvoorbeeld enkele overheidsbedrijven. Dat liep onder Verhofstadt helemaal anders: er werd van bij de aanvang van de begrotingsopmaak budgettaire alchemie toegepast.
Heeft de huidige interim-regering dat ook gedaan bij de begroting van 2008?
MOESEN: Ik zie toch een kentering. Ze verkoopt wel voor 70 miljoen gebouwen en schroeft een financiële constructie terug rond het Fonds voor Spoorweginvesteringen, wat 200 miljoen moet opleveren. Maar de bedragen zijn relatief beperkt. Bij deze begroting is er maar heel weinig budgettaire alchemie aan te pas gekomen. Waarom? Eerst en vooral: de bokalen zijn na acht jaar Verhofstadt zogoed als leeg. Bovendien heeft CD&V zich geprofileerd met goed bestuur, ook inzake de begroting. Veel budgettaire cosmetica zou haar geloofwaardigheid aantasten.
Toch was er een wonderlijke broodvermenigvuldiging tijdens het begrotingsconclaaf: eerst zouden de fiscale ontvangsten met 5,6 procent stijgen in vergelijking met vorig jaar, dan werd het 5,8 en uiteindelijk zelfs 6,25 procent.
MOESEN: Ik vond die stijging met 6,25 procent op het eerste gezicht ook extravagant hoog, maar misschien is het toch haalbaar. Er is iets anders wat me meer zorgen baart: in de huidige begroting wordt gerekend op een reële economische groei van 1,9 procent en een inflatie van 3 procent. De nominale groei van ons bbp is dus 4,9 procent. Maar worden de economische groei en inflatie wel goed ingeschat? Dat is natuurlijk altijd een beetje giskunde en op dit ogenblik bestaat er min of meer consensus over deze cijfers. Maar wat, als we op de financiële markten een nieuw debacle krijgen? Wat als de internationale conjunctuur in elkaar klapt? Dan is die economische groei niet haalbaar en is de verwachte toename van de belastinginkomsten niet realistisch. En ik houd er toch zeer ernstig rekening mee dat we nog een diepe crisis op de financiële markten krijgen.
De interim-regering wil ook nog eens 15.000 werklozen activeren. Dat zou 286 miljoen aan uitgespaarde werkloosheidsuitkeringen en extra fiscale en sociale ontvangsten opleveren.
MOESEN: Om dat te realiseren is er in elk geval nog veel werk aan de winkel.
Is de bijdrage van 500 miljoen euro van de deelstaten geen puur boekhoudkundige ingreep?
MOESEN: Ja. De deelstaten zijn dat geld inderdaad niet kwijt. Het bedrag wordt gewoon bij de federale begroting opgeteld. Het probleem is dat de globale begroting van alle overheden samen daardoor in evenwicht is, terwijl er op het federale niveau een tekort van 0,6 procent is. Maar eigenlijk zou net de federale overheid een overschot moeten hebben, want 95 procent van de kosten van de vergrijzing zal voor haar rekening zijn.
In de begroting wordt 300 miljoen uitgetrokken om de koopkracht op te krikken door allerlei lastenverlagingen en de uitbreiding van het stookoliefonds.
MOESEN: Voor de mensen die in armoede leven of een laag inkomen hebben, zijn de prijsstijgingen voor energie en voeding een strop. Maar je moet de gemiddelde burger niet subsidiëren om bijvoorbeeld zijn stookoliefactuur te kunnen betalen.
Het is natuurlijk geen populaire stelling, maar al mijn collega’s die bezig zijn met milieueconomie leren me dat de milieukosten onvoldoende in de prijs doorberekend zijn. Daarom zou huisbrandolie nog duurder moeten zijn, met een hogere btw en accijnzen, zodat de mensen hun gedrag aanpassen en de verwarming wat lager zetten, of aangespoord worden om hun huis beter te isoleren.
Kunnen de uitgaven van onze overheid efficiënter?
MOESEN: Ja. Het stoort me dat bij een begroting altijd maar gesproken wordt over de meeruitgaven en meerontvangsten, die pakweg 5 procent van het totale budget beslaan. Over de overige 95 procent van het federale budget, goed voor zo’n 45 miljard, wordt niets gezegd. Met die middelen kan de overheid natuurlijk efficiënter omgaan.
Als we onze overheid echt op de schop nemen, kunnen we het met 8 procent minder uitgaven 8 procent beter doen. 8 procent minder uitgaven komt neer op 4 procent van het bbp. Dat is een heel grote som: 13 miljard euro. Dat moet je kunnen realiseren over twee regeerperiodes. Dat is dus een langetermijnpolitiek, maar die is er nu niet.
Hoe ziet u dat concreet?
MOESEN: Laat ik een aanloop nemen: op welke vlakken presteert België goed? Onderwijs en gezondheidszorg. Waarom? Omdat we twee principes toepassen. Ten eerste: voor onderwijs en gezondheidszorg betalen de mensen maar een fractie van de reële kosten omdat we solidair zijn. Ten tweede: je mag een school of kliniek kiezen, en die worden dan vergoed naargelang ze publiek aantrekken.
Dus de financiering is collectief, maar voor de besteding speelt de vrije markt.
MOESEN: Precies, en dat zorgt voor een opwaartse druk voor de kwaliteit: als je geen goed onderwijs biedt, loopt je school leeg.
Laten we nu kijken naar de gemeentelijke administraties. Daar ligt het al iets moeilijker, want als je vindt dat je gemeente niet goed werkt, ga je niet meteen verhuizen. Maar je kunt gemeenten wel met elkaar vergelijken: zijn de straten proper, hoeveel gemeentebelasting wordt er betaald, enzovoort. Daarop kun je als inwoner een gemeentebestuur aanspreken en ook dat zal resulteren in een betere kwaliteit van de gemeentelijke administraties.
Voor taken die het monopolie van de overheid zijn, kan de burger geen vergelijkingen maken. Hij kan niet zeggen of de Belgische justitie of landsverdediging efficiënt is. Dat moet je internationaal vergelijken en dan kun je zien waaraan gewerkt dient te worden. Onze federale overheid zou eerst moeten laten uitzoeken hoe onze diensten zich verhouden tot dezelfde diensten in anderen landen. En dan kun je die conclusies omzetten in concrete maatregelen.
Daar heb je wel een regering met een visie voor nodig.
MOESEN: Ja, want hoe je de zaak ook draait: we willen onze welvaart in de toekomst veiligstellen. Dus moeten we voldoende concurrentiekracht hebben. Daarbij zijn er onzekerheden, zoals het verloop van de economische conjunctuur, en zekerheden, zoals de vergrijzing van de bevolking. Dat heeft twee consequenties. Een: er moeten meer mensen langer aan het werk, zodat de werkgelegenheidsgraad stijgt. Twee: we moeten reserves aanleggen om de kosten van de vergrijzing op te vangen en dat moet bij voorkeur op het federale niveau gebeuren, want daar ligt het zwaartepunt van die kosten. Dat kun je niet bereiken met een interim-regering. Daarvoor heb je een echte regering nodig.
DOOR PATRICK MARTENS EN EWALD PIRONET