Wat voelden de Duitsers op 8 mei ’45?

BRANDENBURGSE POORT, 1945 'Een meer deprimerend beeld kun je je niet voorstellen', schreef een Sovjetsoldaat die door Berlijn reed. © Schultz Reinhard/Imageselect

Zeventig jaar geleden kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog in Europa. Hoe ervoeren de Duitsers die 8e mei 1945? Voelden ze capitulatie of bevrijding? Geluk of schaamte? Ondergang of een nieuw begin? Een tijdsdocument in zeven portretten.

Acht mei 1945 is een zonnige dinsdag, maar de Duitse steden hangen vol rook. Overal doden. Aan lantaarnpalen hangen de lijken van mensen die net zijn opgeknoopt, geëxecuteerd door het stuiptrekkend naziregime. Britse, Russische en Amerikaanse soldaten inspecteren vanuit hun tanks en jeeps wat er rest van het Derde Rijk. Een meer deprimerend beeld kun je je niet voorstellen, noteert een Sovjetsoldaat die door Berlijn rijdt.

Hitler is al een week dood. Nazi-Duitsland valt uiteen. Heinrich Himmler, de man die de massamoord op de Joden organiseerde, is naar het noorden gevlucht en verstopt zich in de buurt van Flensburg, samen met Auschwitzcommandant Rudolf Höss, minister van Bewapening Albert Speer en Hitlers ariserings-filosoof Alfred Rosenberg. Ze proberen naar Denemarken te vluchten om aan hun arrestatie te ontsnappen.

Duitsland is gecapituleerd. In Europa zijn zestig miljoen mensen gestorven, burgers en soldaten. Zes miljoen mensen zijn in Duitse concentratie- en uitroeiingskampen vermoord. Over de landwegen strompelen tien miljoen mensen: gevangenen uit de concentratiekampen, stadsmensen wier huizen platgebombardeerd zijn, vluchtelingen uit het oosten, dwangarbeiders uit Polen, de Sovjet-Unie, Frankrijk en Italië. Sommigen zoeken op weg naar huis naar overlevenden en verwanten. Anderen zijn op de vlucht voor de Russen, of voor hun verleden.

In Parijs jubelen honderdduizenden op de Champs Elysées. In New York zingen en dansen een half miljoen mensen op straat. In Londen stromen 200.000 mensen samen voor Buckingham Palace. De koninklijke familie verschijnt acht keer op het balkon. Winston Churchill roept uit: ‘In onze geschiedenis hebben we nooit een meer fantastische dag beleefd.’

Maar hoe voelen de Duitsers zich op 8 mei 1945, precies zeventig jaar geleden? Voor hen is het niet alleen een nederlaag, het is ook een bevrijding. Op die dag droomt de oude Konrad Adenauer van de verzoening met Frankrijk en van een Duitse democratie die hij zal leiden. Op die dag wil actrice Hildegard Knef haar minnaar uit een Russisch kamp halen. Op die dag wordt Josef Kramer, de commandant van Bergen-Belsen, door Britse officieren ondervraagd in Diest. Het is de dag waarop de uit een concentratiekamp bevrijde gevangene Shlomo Graber halfnaakt naar Görlitz stapt. De dag dat de Berlijnse journaliste Ruth Friedrich, die Joden verborg, ondanks de vrede geen geluk of vreugde kan voelen. De dag dat de naziminister van Luchtvaart Hermann Göring hoopt dat hij ook na de oorlog een rol zal kunnen spelen. Op die dag bezegelt luitenant-admiraal Hans-Georg von Friedeburg in Karlshorst, het Berlijnse hoofdkwartier van het Sovjetleger, met zijn handtekening het einde van het Derde Rijk.

Hans-Georg von Friedeburg: De man die drie keer capituleert

Op 8 mei 1945 is de 49-jarige luitenant-admiraal Hans-Georg von Friedeburg in opdracht van Karl Dönitz, Hitlers opvolger, in een Brits transportvliegtuig onderweg naar Berlijn. Vlak voor zijn dood heeft Hitler aan Dönitz het bevel gegeven om de totale oorlog desnoods tot aan de totale nederlaag uit te vechten. Een zinloze opdracht, dat weet zowel Dönitz als Friedeburg. Het spel is uit. Voor luitenant-admiraal Friedeburg is de wereld vergaan: van de 41.000 Duitse mariniers die op de onderzeeërs dienden, zijn er 27.000 gesneuveld.

Vandaag, 8 mei, moet Friedeburg de capitulatie ondertekenen. Op de Berlijnse luchthaven Tempelhof staan auto’s van het Rode Leger hem op te wachten. De Duitse delegatie bestaat uit Friedeburg, veldmaarschalk Wilhelm Keitel, de chef van het oppercommando van de Wehrmacht, en luchtvaartgeneraal Hans-Jürgen Stumpf. Ze rijden naar Karlshorst, waar ze worden verwacht in het officierscasino van de genieschool.

Ja, Friedeburg kent de hoge heren van het Derde Rijk – anders had hij het niet tot luitenant-admiraal kunnen schoppen. En ja, hij heeft ook al nagedacht over de persoonlijke consequenties van de nederlaag en de capitulatie. Hij heeft er met zijn vrouw over gepraat.

Tegen de middag komen de drie Duitsers aan in Karlshorst. De volgende uren brengen ze met nietsdoen door. De reden daarvoor is dat de overwinnaars nog aan de teksten zitten te vijlen. Nu eens ontbreken er een paar regels in de Russische tekst, dan weer dringen Britten en Amerikanen aan op kleine correcties. De vertalingen moeten altijd opnieuw worden aangepast zodat de teksten eensluidend zijn.

Tegen middernacht worden de Duitsers ontboden in de eetzaal. De geallieerden zitten aan een lange tafel, met in het midden Sovjetmaarschalk Georgi Zjoekov. De Duitsers moeten aan een klein bijgeschoven tafeltje plaatsnemen. Keitel, de monocle in de linkeroogkas, knalt zijn maarschalkstaf op tafel, Friedeburg staart terneergeslagen voor zich uit. ‘Hebt u het capitulatieverdrag gelezen?’ vraagt Zjoekov. Fotografen verdringen elkaar rond de tafel, de toestellen flitsen wanneer de Duitsers en geallieerden hun handtekeningen zetten. Het is 00.16 uur, 9 mei. Maar de oorkonde wordt geantedateerd en op 8 mei, 23.01 uur gefixeerd. Generaal Zjoekov zegt: ‘De Duitse delegatie mag de zaal verlaten.’

Friedeburg keert terug naar Flensburg. De taak van de dienstdoende Duitse regering-Dönitz zit er zo goed als op; ze blijft nog tot 23 mei op post. Vanaf die dag zijn Dönitz en Friedeburg Britse krijgsgevangenen.

Nog voor zijn cipiers de kans hebben om hem naar een kamp over te brengen, pleegt Hans-Georg von Friedeburg zelfmoord. Zijn Britse bewakers treffen hem dood, met opengesperde ogen, aan in een wc. Hij heeft een capsule cyaankali stukgebeten.

Gevangene Shlomo Graber: Verkleed als in een carnavalsstoet

Op 8 mei 1945 weerklinken in de verte mortieren, waarschijnlijk Duitse. Een Russisch vliegtuig vliegt over het werkkamp Görlitz en dropt er een bom op – het Rode Leger denkt dat het een basis van de Wehrmacht is. De drukgolf werpt gevangene Shlomo Graber op de grond. Hij krabbelt overeind, en rent naar de baksteenfabriek. Graber en de andere gevangenen hebben geen idéé van wat zich buiten het kamp afspeelt, wie op wie schiet, en wie in Görlitz de lakens uitdeelt.

Eigenlijk zijn de 18-jarige Shlomo Graber, zijn vader Mozes en de andere gevangenen op dat moment al een paar dagen vrij.

Shlomo hoort het als eerste. Zoals altijd brengt hij SS-Oberscharführer Winfried Zunker zijn ontbijt wanneer er plots een soldaat de kamer binnenstormt. Hij heeft een krant in de hand, met daarop de kop: ‘Führer Adolf Hitler gevallen in de heroïsche strijd.’ De soldaat stamelt: ‘Ik moet u instrueren dat alle gevangenen vrijgelaten moeten worden.’

Graber laat het dienblad met het ontbijt uit zijn handen vallen, rent naar het voorplein, schreeuwt: ‘We zijn vrij! We zijn vrij!’ Een paar vrouwelijke gevangenen tikken tegen hun voorhoofd. Hij haast zich naar het mannenkamp. Zijn vader en de andere mannen staren hem aan alsof hij ze niet meer op een rijtje heeft, die hijgende gek met zijn overslaande stem.

Plots weerklinkt het bevel door de luidsprekers dat de gevangenen moeten aantreden. Ze horen de stem van Oberscharführer Zunker. Zunker was een geschoold tuinier, tot hij in augustus 1944 kampcommandant van Görlitz werd, een filiaal van het concentratiekamp Gross-Rosen. De stem van Zunker klinkt plots joviaal, hij spreekt de gevangenen aan met ‘Mijne heren’. Ze mogen de nummers van hun gevangenistenue rukken. Ze zijn vrij. Ze dansen en omhelzen elkaar, ze bestormden keukens en voorraadkamers, op zoek naar voedsel en kleren.

Enkele dagen later, 8 mei. De gevangenen trekken naar Görlitz. De Duitsers hebben de bruggen over de Neisse opgeblazen, zo blijkt. De halfnaakte gevangenen trekken broeken, hemden en jassen aan die ze in de verlaten huizen vinden. Vrouwen en mannen proberen hun waardigheid terug te vinden door hoeden op te zetten – ze zakken diep over hun uitgemergelde hoofden. Het lijkt wel een verkleedpartij. De vrijheid is een carnavalsstoet.

Shlomo Graber is een Jood uit Nyírbátor, een stad in het noordoosten van Hongarije. Op 25 mei 1944 werden de Grabers in een beestenwagon gestopt en naar Auschwitz gedeporteerd. Vermoedelijk werden Shlomo’s moeder en grootmoeder, zijn broers en zussen daar gedood. Van zijn 89 familieleden hebben alleen hij en zijn vader het naziregime overleefd. Na Auschwitz belandden Shlomo en zijn vader via het kampfiliaal Fünfteichen in Görlitz. Hij heeft het werkkamp ternauwernood overleefd: hij was zo zwak dat hij geen ijzeren platen meer kon verslepen, en was dus nutteloos geworden. Wie minder dan dertig kilo woog, moest geliquideerd worden.

In 1948 emigreert Shlomo Graber naar Israël. Vandaag woont hij in Bazel. Zopas verschenen zijn memoires, onder de titel Want liefde is sterker dan haat.

Kampleider Josef Kramer: ‘Ik voelde er niets bij’

Op 8 mei 1945 zit Josef Kramer, 38 jaar, in de gevangenis van het Vlaams-Brabantse Diest. Britse officieren ondervragen hem. Dat hij zich niet schaamt, vinden ze onbegrijpelijk. Kramer is het naziregime nog altijd dankbaar: het heeft hem een leven, een beroep, een carrière geschonken. Hij schopte het tot commandant van het concentratiekamp Bergen-Belsen.

Drie weken eerder. Op 15 april bevrijden Britse soldaten het kamp van Bergen-Belsen. Ze arresteren Kramer, en sluiten hem op in een koelhuis. In plaats van te vluchten, besluit hij samen met tachtig bewakers te wachten op de komst van de Britten onder leiding van kapitein Derrick Sington.

De Britten zijn onthutst. Vanuit de verte meenden ze hoge stapels hout te zien. Het blijken bergen lijken. Kramer en zijn kompanen moeten de doden begraven. Er zijn foto’s bewaard gebleven waarop ze in een grote kuil aan het werk zijn, te midden van een zee van lijken.

Bereidwillig beantwoordt Kramer alle vragen die zijn ondervragers hem stellen. Hij schaamt zich echt niet. Hij kreeg bevelen en voerde ze uit. Hij geeft zonder meer toe dat hij in het concentratiekamp Natzweiler verantwoordelijk was voor het vergassen van 86 Joden. Niet omdat hij zo gemeen of moordlustig was, maar omdat de Rijksuniversiteit van Straatsburg de skeletten nodig had voor onderzoek. ‘Ik voelde er niets bij’, zegt Kramer.

Een hele tijd vertelt Kramer over zichzelf, over zijn zinloze leven in het pre-Hitlertijdperk. Over de vergooide jaren na zijn opleiding tot elektricien, toen hij acht jaar werkloos was en als venter de eindjes aan elkaar probeerde te knopen. Toen Hitler rijkskanselier werd, was hij 26 jaar. Hij voelde zich een kleine jongen omdat hij nog altijd bij zijn ouders woonde. In december 1931 werd hij lid van de nazipartij NSDAP, een half jaar later trad hij toe tot de SS. Zijn carrière in de concentratiekampen begon in 1934 bij de SS-hulporganisatie in Dachau. Op het terrein van een oude munitiefabriek was er een kamp ingericht omdat de capaciteit in de gewone gevangenissen te klein was geworden om er alle gearresteerde sociaaldemocraten en communisten in op te sluiten.

Na zijn aanhouding in Bergen-Belsen fotograferen Britse soldaten Kramer: een man die zichzelf onder controle heeft, met voetboeien en sokken aan. In een brief schrijft de gevangene dat het voor iedereen duidelijk moet zijn dat hij geen slecht mens is – anders zou zijn lieve vrouw Rosi toch nooit met hem getrouwd zijn? Hij begrijpt niet waarom het een misdaad zou kunnen zijn om bevelen op te volgen.

Na de ondervragingen moet Kramer voor de rechtbank verschijnen in Lüneburg. Het is het eerste oorlogsmisdadigersproces na de Tweede Wereldoorlog. Op 13 december 1945 wordt Josef Kramer in Hameln terechtgesteld.

Rijksmaarschalk Hermann Göring: ‘Twaalf jaar fatsoenlijk geleefd’

De nacht van 7 op 8 oktober 1945 brengt Hermann Göring op slot Fischhorn in de buurt van Zell am See door. Rijksmaarschalk Göring was als minister van Luchtvaart en opperbevelhebber van de luchtmacht een van de machtigste mannen in het Derde Rijk. Nu staat hij onder het toezicht van de Amerikaanse brigadegeneraal Robert Stack, die hem hoffelijk behandelt – wat Göring als een goed voorteken beschouwt. Göring verkeert in het gezelschap van zijn vrouw Emmy en zijn dochter Edda.

Göring gelooft nog altijd dat hij vrede kan sluiten. Met het oog daarop heeft hij een brief geschreven aan Dwight Eisenhower, de Amerikaanse opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten in Noordwest-Europa. Hij wacht op antwoord. Göring slikt pillen om zijn zenuwen te bedwingen, en draait zichzelf een rad voor ogen. Hij is ervan overtuigd dat alles goed zal aflopen voor hem. Moet hij zijn pistool of zijn eredolk dragen als hij Eisenhower ontmoet, wil hij van generaal Stack weten. ‘Dat kan me geen barst schelen’, antwoordt de generaal in het Duits.

Eén dag eerder. Rijksmaarschalk Göring en generaal Stack ontmoeten elkaar voor het eerst in het Oostenrijkse Radstadt. Göring komt aan in een gepantserde Maybach-limousine, samen met zijn vrouw en zijn dochter. Het lijkt wel een familie-uitstapje. Hij draagt een zilvergrijs uniform, met daarboven een tentachtige overgooier. Stack stapt uit zijn sedan en begroet Göring met een handdruk – later zal de Amerikaan zich daarvoor moeten verantwoorden. Göring excuseert zich bij de Texaan omdat zijn pak zo sober is, al zijn prachtige uniformen en decoraties zijn op de Obersalzberg in vlammen opgegaan. Stack, verbaasd: ‘Spreekt u Engels?’ Göring wurmt zich in de auto in mompelt: ‘Ik heb ten minste twaalf jaar fatsoenlijk geleefd.’

Veel pracht en praal straalt hij niet meer uit, de man op wiens landgoed Carinhall leeuwen en elanden rondliepen. De man die buitgemaakte kunst ophing in de gigantische entree van zijn landhuis. De man die liever in Oost-Pruisen ging jagen dan het front te bezoeken op het moment dat de krijgskansen keerden.

We spoelen verder terug in de tijd. Göring verlaat Carinhall op 20 april 1945, Hitlers verjaardag. ’s Middags is hij al in de Führerbunker in Berlijn. Daar maakt Hitler bekend dat hij het oppercommando van de Wehrmacht in noord en zuid zal verdelen als de geallieerden het centrum van het Rijk bezetten. In het noorden zal Karl Dönitz het opperbevel overnemen, in het zuiden generaal Albert Kesselring. Wanneer Hitler het Führerbevel ondertekent, beeft zijn rechterhand zo erg dat hij ze met zijn linkerhand moet vasthouden.

Göring vraagt Hitler of hij Berlijn mag verlaten: ‘Mein Führer, u hebt er toch geen bezwaar tegen dat ik naar Berchtesgaden afreis?’ Dat krijgt hij alvast voor elkaar: hij hoeft niet met Hitler en Goebbels zelfmoord te plegen of de ondergang van Berlijn af te wachten. Het lukt hem het Oostenrijkse Mauterndorf te bereiken, een burcht die het erfdeel is van zijn peetoom Hermann von Epenstein, die hem niet alleen zijn voornaam heeft gegeven, maar hem ook met een probleem heeft opgezadeld: de huisarts en mecenas van het gezin Göring is van Joodse afkomst. In Mauterndorf verstuurt Göring de bewuste brief naar Eisenhower. Hij wil in Berchtesgaden op ooghoogte spreken met de Amerikaanse generaal. Göring verzoekt Eisenhower om hem en zijn gezin een vrijgeleide onder Amerikaanse bescherming te bezorgen. Het is niet zeker of Eisenhower de brief ooit onder ogen heeft gekregen.

In de laatste dagen van de oorlog breekt Hitler met Göring, en dat komt hem goed uit. Niet zozeer omdat de rijksmaarschalk uit Berlijn is weggevlucht, maar omdat hij een laatste poging had ondernomen om te worden wat hij altijd al wilde: de opvolger van Hitler. Het komt hem ook goed uit dat Hitler hem al zijn functies heeft afgenomen en hem uit de partij heeft gezet.

Aan al die illusies komt snel een einde. Kort daarna wordt Göring overgebracht naar het Grandhotel van Kitzbühel, het hoofdkwartier van de 36e infanteriedivisie van het 7e Amerikaanse leger. Van dan af is hij een krijgsgevangene. Hij neemt afscheid van Emmy en Edda. In 1946 wordt Hermann Göring in Nürnberg ter dood veroordeeld, maar op de avond van 15 oktober 1946 pleegt hij zelfmoord met een cyaankalicapsule.

Actrice Hildegard Knef: ‘Het Duitse meisje in haar puurste vorm’

In die dagen loopt Hildegard Knef, 19 jaar, op een landweg van Biesenthal naar Berlijn, twee dagen lang, zowat vijftig kilometer ver. Ze heeft haar gezicht vuil gemaakt om er ouder en lelijker uit te zien. Ze is bang voor de triomfalistische Russen. Ze draagt een hoofddoek. Toch is het haar grootste wens om terug te keren, want in het Sovjetkamp van Biesenthal, waaruit zij is vrijgelaten, zit haar lief Mischa nog altijd opgesloten.

December 1942. Duitsland fêteert de jonge Knef als een actrice die ‘aan het type van het Duitse meisje in haar puurste vorm’ beantwoordt. Ze is een natuurtalent, de ene keer een furie, dan weer een en al onderdanigheid, nu eens onschuldig, dan weer de verleidster, intrigerend, onbenaderbaar. Minister van Propaganda Joseph Goebbels, ook leider van de Reichskulturkammer die alle artistieke branches controleert, heeft een boon voor haar. Hij nodigt haar uit in zijn landhuis aan de Bogensee, maar ze komt niet opdagen. Ze treedt op voor Duitse soldaten, van wie ze staande ovaties krijgt. Nog in de eerste maanden van 1945 draait ze vier films – kitscherige, tijdeloze draken.

Haar vriend Mischa heet eigenlijk Ewald von Demandowsky. Hij is productiechef bij de Ufa (Universum Film AG), getrouwd, vader van twee kinderen. Hij is twee keer zo oud als Knef, maar hij is haar eerste grote liefde. Ze weet dat hij een nazi is en propagandafilms maakt waarin onder meer euthanasie wordt aangeprezen. Ze weet dat hij in de gunst van Goebbels staat.

Maar op het eind van de oorlog laat Goebbels zijn protegé vallen. Demandowsky wordt opgeroepen voor de Volkssturm (een volksmilitie die op het eind van de oorlog werd ingezet), en Knef voegt zich bij hem. Terwijl in Berlijn straatgevechten woeden, trekken ze samen de wacht op. Wanneer het huis waarin ze zich verschansen door een granaat wordt getroffen, besluiten ze naar het westen te vluchten. Poolse partizanen nemen hen gevangen, sluiten hen op in het Sovjetkamp Biesenthal. Knef heeft geluk: de Russische kampcommandant zegt dat ze zich uit de voeten moet maken. De dag waarop de vrede aanbreekt, speelt in haar herinneringen nauwelijks een rol.

Op 16 juni 1945 staat ze alweer op de planken. Vanaf 1947 is ze weer een Duitse filmster. Haar toekomst ziet er stralend uit, het verleden is vergeten. Begin 1948 trekt ze naar Hollywood. Ze is getrouwd met een Amerikaanse soldaat die ze in Berlijn heeft leren kennen. Knef pendelt tussen Los Angeles en Berlijn. Haar naakte optreden in Die Sünderin is berucht. In Duitsland is de film een schandaal, maar in de rest van de wereld schaadt hij haar reputatie niet. Zij is Knef, zij komt ermee weg.

In haar memoires verraadt Hildegard Knef niet of ze Mischa ooit heeft teruggezien. Hij was schadelijk voor haar carrière, omdat hij een nazi was. Een Russische militaire rechtbank veroordeelde Ewald von Demandowsky tot de dood. Op 7 oktober 1946 werd hij terechtgesteld.

Journaliste Ruth Friedrich: ‘We dachten dat iedereen was zoals wij’

Onder het regime van Hitler is journaliste Ruth Friedrich de spil van een verzetsgroep die Onkel Emil heet, naar de bijnaam van een arts die er deel van uitmaakt. Tot de kern van Onkel Emil behoren de beroemde dirigent Leo Borchard – Friedrichs minnaar -, twee artsen en haar dochter Karin, een aankomende actrice.

Sinds de pogromnacht van 9 november 1938 helpt Friedrich Joden die door de nazi’s worden opgejaagd of die de Gestapo wil deporteren. Wanneer Friedrich op 10 november thuiskomt, zitten twee van haar Joodse vrienden op de sofa te kaarten. In de kamer van Borchard hebben zich twee vrienden geïnstalleerd. En verder is er nog iemand aan het telefoneren die ook een bed voor de nacht nodig heeft. Op dát moment begint Friedrich te beseffen dat zij en haar omgeving een denkfout maken: ‘We dachten altijd dat alle mensen waren zoals wij. We zagen niet hoe anders andere mensen waren. Zó hebben we de nazi’s groot gemaakt.’ Ze is bang. ‘De Joden komen het eerst aan de beurt,’ zegt ze tegen een vriendin, ‘maar wacht maar af: daarna is het aan ons.’

Friedrich beheert de huizen van geemigreerde Joodse vrienden en kennissen die hun vastgoed niet wilden verkopen en die hun andere bezittingen niet mochten meenemen toen ze uit Duitsland vluchtten en naar Engeland, Amerika en Zweden uitweken. Begin 1939 komen er een paar van haar vrienden uit Buchenwald en Sachsenhausen terug, kaalgeschoren, handen en voeten kapot, hun oren bevroren. In 1942 besluit de harde kern van Onkel Emil dat de groep moet uitbreiden, zodat ze meer kan ondernemen. De vrienden van Friedrich zijn individualisten, net als zij. Ze behoren niet tot de officiële weerstand, ze noemen zichzelf geen verzetsgroep maar een kliek. Niemand van hen behoort tot een politieke organisatie, maar allemaal kennen ze wel iemand die echt in het verzet zit.

Op 8 mei 1945 is Friedrich 43 jaar oud. ‘Bevrijd van de bommen! Bevrijd van de Gestapo en van de nazi’s!’ noteert ze in haar dagboek. Zeven jaar lang hield ze een dagboek bij. Na de Duitse capitulatie begint ze de notities te bewerken. Ze schrapt wat al te persoonlijk is, en stuurt haar afgewerkte manuscript naar een vriendin in New York. Begin 1947 verschijnt Berlin Underground op de Amerikaanse markt, kort daarop volgt de Duitse vertaling. Daarna neemt Friedrich haar vooroorlogse werk weer op: ze publiceert boekjes met adviezen voor jonge vrouwen in de trant van ‘Waar komen de kinderen vandaan?’.

Op haar 75e moet Ruth Friedrich een heupoperatie ondergaan. Het vooruitzicht kwelt haar zozeer dat ze een dosis gif inneemt. Ze overlijdt op 17 september 1977.

Bondskanselier Konrad Adenauer: ‘Het gif moet eruit, maar hoe?’

De Amerikaanse luitenant-kolonel John Patterson heeft in zijn brief aan zijn oversten alleen maar lovende woorden voor Konrad Adenauer: ‘His name is Number One of the White List for Germany.’ De witte lijsten zijn opgesteld door de Amerikaanse geheime dienst. Amerikaanse officieren gebruiken ze om goede Duitsers op te sporen die aan de heropbouw van Duitsland kunnen bijdragen. De Amerikanen hebben Adenauer aangesteld tot burgemeester van Keulen, en hij lijkt meer in zijn mars te hebben. Hij maakt een oprechte, energieke, superieure indruk op de Amerikanen: iemand die in het naoorlogse tijdperk kan tonen wat hij waard is.

Adenauer is op dat moment 69 jaar. Hij heeft twaalf jaar Hitlerdictatuur overleefd, wat niet makkelijk was maar ook niet zo moeilijk als hij later zou laten uitschijnen. De Amerikanen bezoeken zijn huis in Rhöndorf am Rhein. Hij voelt zich best gevleid omdat Patterson zo’n hoge dunk van hem heeft. En eerlijk gezegd: hij voelt zichzelf óók geschikt om in het naoorlogse Duitsland een uitzonderlijke rol te spelen.

Zijn stad is platgebombardeerd. Alleen het skelet van de dom staat nog overeind. De vernietiging van zijn geliefde Keulen hebben de inwoners aan Hitler te danken. Ze hebben hem bejubeld, zij hebben geloofd in de eindoverwinning. Maar nu breekt een nieuw tijdperk aan, en Adenauer gelooft in het herstel. Hij is trots, en schrikt er niet voor terug om met de Amerikanen in de clinch te gaan. Nu eens omdat ze plunderend en verkrachtend door de stad trekken, dan weer omdat ze gewezen nazi’s op verantwoordelijke posten in de administratie willen zetten. De burgemeester vindt dat de Amerikaanse bezetter incompetent en slecht georganiseerd is. Maar ook de Amerikanen zijn snel teleurgesteld in hem. Ze vinden Adenauer al gauw hoogmoedig, aanmatigend en niet opgewassen tegen zijn taak.

Maar de oude Adenauer heeft heel specifieke ideeën over hoe Duitsland er na Hitler moet uitzien. Hij waarschuwt voor een verbrokkeling van Duitsland, hij acht het waarschijnlijk ‘dat Duitsland voor een lange tijd geen enkel politiek leven zal kennen’ en vindt dat de nazi’s zijn landgenoten vergiftigd hebben. Hij geeft de Amerikaanse bezettingsmacht het advies om alle gruwelen en oorlogsmisdaden openbaar te maken, zodat de Duitsers duidelijk beseffen wat voor een schuld ze op zich geladen hebben. De grote misdadigers moeten zwaar bestraft worden, maar aan de massa meelopers kun je beter je energie niet verspillen, vindt hij. Van een collectieve schuld wil hij niets horen.

In 1949 wordt Konrad Adenauer de eerste bondskanselier van de Duitse Bondsrepubliek. Hij zou aan het hoofd van de natie blijven staan tot 1963.

Volgende week: de geschiedenis van de nazikampen.

Vanaf 8 mei in de winkel: Knack Historia België tijdens 1940-1945, 176 blz., 14,95 euro.

DOOR GERHARD SPÖRL; Der Spiegel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content