‘Muziek betekent niets’, vertrouwt Sigiswald Kuijken zijn toehoorders toe. Het nieuwe jaar is op dat ogenblik een half uur oud, buiten knalt nog wat vuurwerk na. We zitten in een halve boog om hem, veel te dicht om veilig te zijn voor de zwaaiende strijkstok waarmee hij zijn woorden onderstreept. ‘Soms bootst de muziek vogelzang na of een kabbelend bergbeekje’, vervolgt Sigiswald, ‘maar dat is altijd minder goede muziek. Goede muziek beeldt niets uit en betekent niets.’ Daarop zet hij de strijkstok op de snaren van zijn viola da spalla en laat de sarabande uit de vijfde cellosuite van Bach klinken.
Traag en als vanuit een oneindige verte wellen de tonen op in een voorzichtige, ononderbroken opeenvolging. Zodra de stroom begonnen is, lijkt zij nooit begonnen te zijn en nooit meer te kunnen eindigen. Elk vluchtig moment raakt een eeuwigheid aan. Elke toon is als de ademtocht van een gelukkige god.
Wat gebeurt hier? Ik word tot in het diepst van mijn ziel aangesproken, maar geen woord komt in me op om uitdrukking te geven aan wat ik hoor. Alles gebeurt gewoon, of eigenlijk gebeurt er niets, alles is er. De sarabande uit deze suite is een van Bachs meest meditatieve momenten, geheel woordeloos, haast tijdloos. Het mysterie van de muziek raakt hier aan het mysterie van het bestaan.
Als dit deel van de suite voorbij is en de lustige gavotte klinkt die erop volgt, breken de gedachten los. Waarover spreekt de muziek? Betekent zij niets? Betekent zij integendeel niet alles? Maar ‘alles’ is een even leeg begrip als ‘niets’; het zegt hetzelfde omdat het niets zegt. ‘Niets’ betekent niets, omdat het niets niet bestaat. ‘Alles’ betekent ook niets omdat het even ondefinieerbaar is. De muziek spreekt tot mij, maar ik kan ‘alles’ niet bevatten, ik die maar een nietig onderdeel van het heelal ben. Ik ben haast niets. Maar niet niets. Ik ben er, hier en nu, op dit moment, met wat ik hoor en voel, en ik word aangeraakt door iets dat uit deze snaren komt en dat mij optilt…
Ik word uit mijn gedachten gerukt als de muziek plots ophoudt. De suite eindigt met een levendige gigue. En dan wordt alles duidelijk. De uitdrukking op het gezicht van Sigiswald is even woordeloos als wat hij zojuist ten gehore bracht. Maar dan mompelt hij toch iets, er komen een paar woorden uit zijn mond, precies wat iedereen wou horen. ‘Zal ik de sarabande nog eens spelen?’ Hij wacht niet op een antwoord en zet de strijkstok alweer op de snaren. Hergeboorte van een god.
Van muziek wordt vaak gezegd dat zij abstracte kunst is, maar dat kan niet waar zijn. Een schilderij van Mondriaan of Kandinsky is abstract, en spreekt mij, eerlijk gezegd, niet erg aan. Muziek is de meest concrete kunst, te concreet zelfs om figuratief te zijn. Zij moet niets afbeelden, omdat ze zelf is waarover ze spreekt. Een melodie is zuivere vrijheid, als het onbelemmerde leven, niet gehinderd door zwaarte of andere natuurwetten. Het ritme is de onstuitbare voortgang van de tijd. De harmonie is schoonheid die op geen andere manier zo direct ervaren kan worden. Al beweren sommige mathematici dat zij een soortgelijke gewaarwording ondergaan bij het beschouwen van volmaakte mathematische waarheden. Einstein die ook viool speelde, bekende dat de muziek, na de fysica, hem de meeste voldoening gaf. Een zelfde soort voldoening…
Als Sigiswald zijn viola da spalla van de schouder haalt, is de stilte het enige wat op de muziek kan volgen. Woorden betekenen niets.
DE AUTEUR IS NATUURKUNDIGE .
Gerard Bodifée