Als de Brusselse regering het nieuws haalt, dan is het negen op de tien keer met communautair gekibbel. Wat loopt er fout?
‘Vlaanderen investeert hier haast evenveel als de Franse Gemeenschap’, zegt Vlaams minister voor Brusselse Aangelegenheden Bert Anciaux (Spirit). ‘dat is krankzinnig.’
‘de sfeer in de Brusselse regering is inderdaad slecht’, zegt Brussels minister-president Charles Picqué (PS). ‘En toch heb ik niet het gevoel fouten te hebben gemaakt.’
‘Tussen Vlamingen en Franstaligen is geen dialoog meer mogelijk in brussel’, constateert FDF-voorzitter Olivier Maingain, en dat is niet eens zijn schuld, want het militant francofone FDF zit sinds 2004 in de oppositie.
Brussels minister van Mobiliteit Pascal Smet (SP.A-Spirit) lijkt de enige vlaming die nog echt on speaking terms is met de franstalige politieke kopstukken uit de hoofdstad. ‘Ik weiger mee te spelen in die communautaire spelletjes.’
Brussels minister van begroting Guy Vanhengel (VLD) liet verstek gaan voor het Irisfeest, het officiële feest van het brussels hoofdstedelijk gewest. En creëerde zo een zoveelste communautair incident in de hoofdstad.
De lijst van communautaire meningsverschillen in de Brusselse regering is lang en zal ongetwijfeld nog langer worden. Het botert niet echt meer tussen de Franstaligen en de Vlamingen in Brussel, dat bleek twee weken geleden nog. Twee Vlaamse excellenties, minister van Begroting Guy Vanhengel (VLD) en staatssecretaris voor Ambtenarenzaken Brigitte Grouwels (CD&V), boycotten toen de receptie van het Irisfeest, het officiële feest van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In Vlaanderen was het maar weinig mensen opgevallen dat zo een feest had plaatsgevonden, laat staan dat er twee genodigden ontbraken, maar aan Franstalige kant was het voorpaginanieuws en aanleiding tot grote verontwaardiging.
In de ogen van de Franstaligen was dit een zoveelste uiting van Vlaams ‘misprijzen’ voor de Brusselse instellingen. Nadat eerder ook Vlaams minister-president Yves Leterme (CD&V) openlijk twijfels had geformuleerd over het statuut van Brussel. Zo hadden de Franstaligen het in elk geval begrepen. Brussels minister-president Charles Picqué (PS) noemde zijn Vlaamse evenknie daarop de doodgraver van het land. Zelf beweerde Leterme alleen een betere bestuurlijke organisatie van Brussel te hebben willen aankaarten, met het oog op een efficiëntere aanpak van de enorme sociale problemen in de hoofdstad, met name de hoge werkloosheid.
Sinds de mislukte splitsing van de tweetalige kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde is het tussen Vlamingen en Franstaligen in de hoofdstad niet meer goed gekomen, zo lijkt het. De Vlamingen klagen over Franstalige arrogantie, de Franstaligen voelen zich door de Vlamingen belaagd. Er wordt opnieuw rijkelijk geput uit de in communautaire crisisperiodes gebruikelijke oorlogsbeeldspraak. De ‘menaces flamandes’ en de ‘attaques flamandes’ zijn de laatste tijd in de Franstalige Brusselse kranten niet van de lucht. Bij sommigen roept dit reminiscenties op aan het militante FDF-discours van de jaren 1970. Knack vroeg een aantal Brusselse politieke kopstukken naar een verklaring voor de communautaire depressie die de Brusselse regering heeft getroffen. Ligt het aan de komende gemeenteraadsverkiezingen? Of is het de aangekondigde communautaire onderhandelingsronde in 2007, en zo ja, wat moet Brussel dan uit de brand slepen? Of zit de mentale verwijdering tussen Vlaamse en Franstalige Brusselaars toch dieper dan dat? Het woord is nu aan hen.
bert anciaux
‘Brussel wordt een stad met twee snelheden’
‘Op het terrein is de situatie van de Vlamingen in vergelijking met de jaren 1960 en 1970 sterk verbeterd. Het probleem zit bij de Franstalige politici, veel meer dan bij de bevolking. Tegelijkertijd wordt die bevolking natuurlijk wel permanent door de Franstalige media geïndoctrineerd. Zo werd ik onlangs in een Franstalige enquête, ik geef toe, het is een twijfelachtige eer, tot de meest gehate politicus van Brussel verkozen. De berichtgeving over het nachtvluchtendossier heeft daar veel mee te maken. Wat uitermate onrechtvaardig is, want ik ga op de eerste plaats in het verweer tegen de manier waarop de rijke Brusselse gemeenten systematisch worden ontzien.
Weet u, ik krijg soms tientallen bedreigingen per dag. Als mij ooit iets overkomt, dan zal dat mede de schuld zijn van het onvoorstelbaar agressieve taalgebruik in de Franstalige media.
De Vlaamse gemeenschap is nog nooit zo actief geweest, heeft nog nooit zo massaal geïnvesteerd in Brussel. Op cultureel vlak kent de Vlaamse Gemeenschap een enorme bloei. Franstalige journalisten zeggen mij dat als dit zo doorgaat er over tien jaar in Brussel geen Franstalig cultureel aanbod meer overblijft. En dat leidt aan Franstalige kant natuurlijk tot verkrampte reacties. Franstalige politici hebben letterlijk verklaard dat het interculturele aanbod dat ik vanuit de Vlaamse Gemeenschap ondersteun, een aanslag vormt op het monoculturele Brussel dat zij voor ogen hebben.
Tja. Als ik repliceer dat die manier van denken nogal wat overeenkomsten met extreemrechts vertoont, dan is het huis te klein. Maar laat de Franse Gemeenschap dan ook eens haar verantwoordelijkheid in Brussel nemen.
Een groot stuk van de koek gaat bij hen naar Wallonië, hoewel 30 procent van alle Franstaligen in Brussel woont. Vlaanderen investeert hier haast evenveel als de Franse Gemeenschap. Dat is krankzinnig en het leidt tot grote frustratie. Brussel is in een hoog tempo een stad met twee snelheden aan het worden. Dan vormen de Vlamingen een gemakkelijke zondebok. Maar de Franstaligen hebben de laatste twee decennia geen cent in hun Brusselse scholen gestoken.
Ik kan het niet meer aanzien. Ik ga nu zelf rechtstreeks keihard beginnen te investeren in opleidingen voor kansarme migrantenjongeren, in initiatieven voor tweetaligheid, in jeugdclubs en in sport. Dat is essentieel om die gasten opnieuw zelfvertrouwen te geven. Binnenkort wordt in Brussel een Vlaams-Marokkaans huis geopend. Over andere projecten ben ik op dit moment nog met de Marokkaanse overheid aan het onderhandelen.
Voor de Franstaligen zijn dit allemaal uitingen van “la flamandisation de Bruxelles”. Ik vind inderdaad dat alle gemeenschappen in Brussel aan hun trekken moeten komen. Maar in tegenstelling tot de Franse Gemeenschap zal ik migrantenjongeren nooit vragen om hun eigen identiteit te verloochenen. Ik wil juist ruimte bieden aan de enorme culturele rijkdom van Brussel.
Het imago van de Vlaamse Gemeenschap begint langzaam maar zeker te veranderen, ongeacht wat Franstalige politici zeggen. Neem nu het onderwijs. In de jaren 1960 kwamen mensen als mijn vader hier in ’t geweer tegen de “vrijheid van het gezinshoofd” in de keuze van het onderwijs. Onderwijs was toen namelijk dé verfransingsmachine bij uitstek. Maar de rollen zijn omgedraaid. Vandaag de dag heb je het Nederlands nodig om hogerop te geraken. Twintig jaar geleden had het Nederlandstalig onderwijs geen enkele impact in Brussel – het bereikte uitsluitend de overtuigde flaminganten. Vandaag vangt het Nederlandstalig onderwijs meer dan 40 procent van alle Brusselse leerlingen op. Ook op het vlak van welzijn is er veel vooruitgang geboekt. De Franstaligen zien dat allemaal met tegenzin gebeuren.’
charles picqué ‘Ik ben diep teleurgesteld’
‘De communautaire incidenten hebben zich opgestapeld. Ik heb voor mezelf eens een lijstje gemaakt. Er is het steeds terugkerende probleem van de nachtvluchten, waarover Vlamingen en Franstaligen binnen de regering van mening verschillen. Ik herinner me ook een interview van staatssecretaris Brigitte Grouwels (CD&V), die eiste dat ik het taalrapport van de vicegouverneur publiek zou maken – waar ik overigens geen enkel bezwaar tegen had. Waaraan ik erg zwaar heb getild, is de houding van minister Guy Vanhengel (VLD) in de discussie over de nieuwe Vlaamse wooncode. Het Brussels Gewest heeft zich toen afzijdig gehouden van het belangenconflict dat de Franse Gemeenschap had ingeroepen. Maar ik wilde wel namens het Brussels Gewest zitting hebben in de werkgroep die moest proberen een uitweg uit dat conflict te zoeken. In het Overlegcomité werd die Brusselse aanwezigheid nota bene door Brussels minister Vanhengel betwist. Dat heb ik als een echte vertrouwensbreuk beschouwd.
De afwezigheid van Grouwels en Vanhengel op het Irisfeest was ook niet zomaar een kleinigheid. De sfeer in de Brusselse regering is inderdaad slecht. Maar als er gekibbel is in de federale regering, blijven de federale ministers dan thuis op de nationale feestdag?
Het debat over de splitsing van de tweetalige kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde is een keerpunt geweest in de verhoudingen binnen de Brusselse regering. Veel Franstaligen zagen die splitsing als een irrationele Vlaamse eis, die ons alleen maar van de echte prioriteiten afleidde. Veel meer dan van een misverstand, was hier sprake van een echte mentale kloof.
Ook het vooruitzicht van een toekomstige staatshervorming beïnvloedt natuurlijk de relaties.
Bovendien is de aard van het probleem veranderd. In het verleden gingen geschillen tussen Franstaligen en Nederlandstaligen vooral over taalkwesties. Vandaag zit het dieper. Het gaat over twee totaal verschillende maatschappijvisies. Dat maakt het voor mij natuurlijk extra moeilijk.
Er is ook de manier waarop bepaalde journalisten en politici alleen nog de negatieve kanten van Brussel benadrukken. Er wordt uitsluitend gesproken over slecht bestuur – ik denk aan de uitlatingen van Vlaams minister-president Yves Leterme – verloederde wijken, verpaupering en faillissementen. Dat is eenzijdig en onjuist.
Bovendien vraag ik me af wat Letermes echte bedoelingen zijn, als hij de negentien Brusselse gemeenten ter sprake brengt. Is hij werkelijk bezorgd over de doeltreffendheid van de dienstverlening, of probeert hij, onder dat voorwendsel, het statuut van de Brusselse gemeenten in het gedrang te brengen? Vergeet niet dat de gemeenten destijds door de Franstalige onderhandelaars zijn opgevat als een politiek tegenwicht van het gewest, waarin de Vlamingen een soort pariteit hadden verworven.
We kunnen de samenwerking tussen de instellingen in Brussel verbeteren. Maar dat betekent ook dat we de financiële muren tussen de instellingen moeten slopen. En dus de mogelijkheid moeten creëren om meer middelen van het gewest over te dragen naar de gemeenschapscommissies. Op die manier zouden heel wat Brusselse problemen opgelost kunnen worden.
Yves Leterme heeft het bestuur van Brussel met een kanker vergeleken. Vindt u dat beleefd? Als ik nu het gevoel zou hebben dat mensen als Leterme oprecht bezorgd zijn over de levenskwaliteit van de Brusselaars, dan zou ik dat nog kunnen aanvaarden. Het zou alvast bewijzen dat Brussel meer is dan alleen maar het voorwerp van een politiek steekspel. Maar daar ben ik niet zo zeker van.
We moeten ook praten op basis van objectieve gegevens. Al de pendelaars die in Brussel werken en in Vlaanderen belastingen betalen, die tasten ook het fiscale draagvlak van Brussel aan. Waarom zijn steden als Leuven en Mechelen zo welvarend? Omdat ze over uitzonderlijke en specifieke troeven beschikken, of omdat ze mee profiteren van de uitstraling van Brussel?
Ik ben diep teleurgesteld over hoe de zaken nu gaan. Dat de ministers lid zijn van een taalgroep beïnvloedt meer en meer de werking van de Brusselse regering. Communautaire perikelen vergiftigen deze coalitie. Sommige Vlamingen lijken zich het slachtoffer te voelen van een vermeende Franstalige heerschappij hier in Brussel. Ik probeer evenwel mijn rol op een eerlijke manier te vervullen. En toch lijken de Vlamingen vandaag minder vertrouwen in mij te hebben dan tien jaar geleden. Terwijl ik niet de indruk heb fouten te hebben gemaakt.
De verklaringen van Grouwels hebben de sfeer niet verbeterd. Haar laatste uitlating: dat een onbekwame tweetalige te verkiezen is boven een bekwame eentalige Franssprekende, ongelooflijk! Ik wist eerst niet zeker of ik het wel goed gehoord had. Grouwels heeft een reeks flaters begaan. Een jaar lang heb ik me van een aartsmoeilijke taak gekweten, namelijk de verdediging van Grouwels in het Brussels parlement. Maar op het eind begon ik zelf belachelijk te worden.
Als de noodzakelijke herfinanciering van Brussel een feit is, dan moeten we alles inzetten op opleiding en vorming. Want soms, in mijn donkerste nachtmerrie, zie ik een stad met fraai aangelegde openbare ruimtes, met welgestelde wijken, met geslaagde stadvernieuwingsprojecten, maar bevolkt door mensen zonder werk en zonder enig toekomstpersspectief.’
olivier maingain ‘Uitgestuurd om de instellingen te saboteren’
‘De voornaamste oorzaak van het huidige communautaire klimaat is dat voor het eerst in de geschiedenis van het Brussels Gewest de Franstaligen moeten rekenen op de steun van Vlaamse parlementsleden, ook voor aangelegenheden die met een gewone meerderheid kunnen worden goedgekeurd. Daardoor kunnen de Vlamingen nu ook bepaalde zaken blokkeren. Denk aan de Brusselse begroting. Als de Vlamingen hun poot stijf houden, dan komt het er niet door.
Iets anders is dat de Vlamingen die nu in Brussel ministerfuncties uitoefenen, veel minder kennis hebben van de Brusselse instellingen dan hun voorgangers. Pascal Smet noch Brigitte Grouwels zijn echte Brusselaars. Met name Grouwels lijkt niet echt geïnteresseerd in het verdedigen van de Brusselse belangen, in tegenstelling tot haar voorganger Jos Chabert, die weliswaar trots was op zijn Vlaamse cultuur, maar niet permanent de Brusselse instellingen ter discussie stelde.
Guy Vanhengel heeft dan weer een grote communautaire bocht gemaakt. Er wordt gezegd dat de commotie over de lijstvorming daar iets mee te maken zou hebben. (Olivier Maingain sprak een veto uit tegen Vlaamse (VLD-)kandidaten op Brusselse MR-lijsten. Toen dat niet haalbaar bleek, besliste het FDF uiteindelijk om met aparte lijsten uit te pakken, nvdr.)
Vanhengel dreigt nu ook met gerechtelijke stappen, omdat ik durf te beweren dat hij als minister van Begroting weigert geld vrij te maken voor Franstalig sociaal beleid in Brussel. Vijf miljoen euro extra per jaar is namelijk een peulenschil, rekening houdend met de noden in het onderwijs en in de zorg. Die botte weigering van Vanhengel, in feite de doodsteek voor heel wat sociale beleidsinitiatieven van de Franstaligen, heeft veel kwaad bloed gezet. Ook bij mensen als Philippe Moureaux (PS). Ja, zelfs een partij als Ecolo is daardoor vandaag een groot stuk in onze richting opgeschoven.
Ik stel vast dat er tussen Vlamingen en Franstaligen geen dialoog meer mogelijk is in Brussel. Tot voor kort slaagden de Brusselaars er nog in om akkoorden te bereiken. Die periode ligt achter ons. De nieuwe generaties Brusselse Vlamingen worden door hun partijvoorzitters uitgestuurd om de goede werking van de Brusselse instellingen te saboteren, en zo vanuit het ongerijmde het bewijs te leveren dat Brussel nooit een région à part entière kan zijn. Maar de Vlamingen beseffen maar half hoe categorisch de Franstaligen, álle Franstaligen, zich tegen elke vorm van confederalisme zullen blijven verzetten.
Overigens ben ik geen vragende partij voor een herfinanciering van het Brussels Gewest. De Brusselse instellingen en de Franstalige Brusselaars zouden er een te hoge prijs voor betalen.’
pascal smet ‘We mogen niet klagen’
‘Nog nooit is de positie van de Vlamingen in Brussel zo goed geweest als vandaag. Tegelijkertijd geven bepaalde mensen de indruk alsof de Vlamingen hier een onderdrukte minderheid zijn.
Men ergert zich ook aan het feit dat de PS een dominante factor is in deze stad. Maar de PS haalt hier wel 38 procent van de stemmen. Zolang de regering geen beslissingen neemt die in strijd zijn met het regeerakkoord, en dat gebeurt niet, is er volgens mij niets aan de hand.
Veel conflicten ontstaan doordat men elkaars codetaal niet begrijpt. Neem nu de discussie over het statuut van Brussel. De Franstaligen denken dan dat je het Brussels Gewest wil opheffen. Maar ik heb er helemaal geen moeite mee om Brussel als een volwaardig Gewest te erkennen, en ik denk Vlaams minister-president Yves Leterme evenmin. Wat wij bedoelen is eigenlijk de organisatie van Brussel, met name de bevoegdheidsverdeling tussen de gemeenten en het gewest. Laten we in de toekomst dat woord dan ook gebruiken.
Als gevolg van die bevoegdheidversnippering is iedereen bevoegd en niemand verantwoordelijk. Daarom pleit ik ervoor om de structuren van deze stad aan te passen. Alles samen gaat er in het Brussels Gewest, de negentien gemeenten en de OCMW’s 4,5 miljard euro rond. Als we daarvan vijf procent zouden kunnen uitsparen door een efficiëntere organisatie, dan zou dat al een mooi bedrag voor nieuwe investeringen opleveren.
Of het nu gaat om mobiliteit, openbare werken, onderwijs of armoedebestrijding, politieke wil alleen volstaat niet. Je hebt ook goede managers nodig en die zijn er niet in de Brusselse administratie – dat ervaar ik elke dag.
Overigens kan ik best begrijpen dat de Franstaligen zich gekrenkt voelen door domme uitspraken als: een onbekwame tweetalige valt te verkiezen boven een bekwame eentalige Franstalige (CD&V-staatssecretaris Brigitte Grouwels zei dat op de commerciële televisiezender RTL, nvdr.). Bijkomend probleem is dat op die manier het draagvlak voor de Vlamingen in deze stad wegsmelt. Vlamingen die zich hier, de Vlaamse vlag in de hand, op veroveringstocht wanen, die zullen het in Brussel niet ver schoppen. In deze stad spreken namelijk negen op de tien mensen Frans in de dagelijkse omgang met elkaar.
Ik weiger mee te spelen in die communautaire spelletjes. Het was totaal verkeerd van Guy Vanhengel en Grouwels om van het Irisfeest weg te blijven. Alsof Yves Leterme zou verzuimen de receptie van de gestelde machten bij te wonen, en vervolgens zou verklaren dat de koning hem niet interesseert. Dat doe je niet.
Men verwijt mij soms dat ik tot de zogenaamde ‘Dansaertvlamingen’ behoor. Maar ik sta hier op mijn strepen. Alleen is het aantal Vlaamse mandatarissen voor mij totaal onbelangrijk, wel belangrijk is of je te allen tijde in het Nederlands terechtkunt in het ziekenhuis, aan het gemeenteloket en bij de politie.
Het zal me blijven verbazen hoe sommige Vlamingen hier in Brussel altijd de verkeerde strategie gebruiken en zo het omgekeerde bereiken van wat ze beogen. Hoe ze zich blijven wentelen in zelfbeklag. We mogen toch niet klagen? Per 3000 Vlaamse kiezers is hier één Vlaams parlementslid. Mijn boodschap is niét dat de Vlamingen zich moeten wegcijferen. Wel dat ze zich een beetje normaal moeten gedragen.’
guy vanhengel Paarden van Troje
‘Ik sta versteld van de aandacht die mijn afwezigheid op het Irisfeest heeft gekregen, vooral in de Franstalige media. Maar als er regelmatig harde woorden vallen, vind ik het hypocriet om voor de camera’s samen het glas te heffen.
En eigenlijk is dit toch maar een anekdote. Interessanter is dat de gemeenteraadsverkiezingen in Brussel zich bijzonder chaotisch aankondigen. Het is geleden van de opkomst van het FDF dat er nog zo weinig lijn zat in de manier waarop men naar de kiezer trekt. Met overstapjes tussen PS en MR, tussen MR en PS, met heel diverse lijstvormingen.
Dan helpt een externe vijand om eenheid te brengen in de chaos. Wat heeft Philippe Moureaux (PS) gedaan – toch nog de meest gezaghebbende politicus in het Brussels Gewest? Opgeroepen tot een Franstalig Brussels front, tegen de Vlamingen. Tja. In zo’n klimaat is het niet verwonderlijk dat de afwezigheid op een receptie het eerste item van het RTBF-journaal wordt. (Roept) Vanhengel? Waar zijt ge? Op de voetbal? Schande! We komen direct met een cameraploeg!(lacht uitbundig)
De Franstalige politieke kopstukken hebben onvoldoende gezag over hun eigen politieke landschap. Philippe Moureaux is niet meer van de jongste, en aan MR-zijde heeft Jacques Simonet alle moeite van de wereld om de zaak in de hand te houden.
Brussels minister-president Charles Picqué zit dan weer in een onmogelijke positie. Hij is niet de sterke man van de Brusselse PS. Toen Moureaux zijn Franstalig front lanceerde, had Picqué dat een halt moeten toeroepen, uit loyauteit tegenover zijn Vlaamse coalitiepartners. Maar dat heeft hij niet gedaan. Terwijl er geen enkele reden is om te denken dat de Vlaamse Brusselaars niet de belangen van de Brusselaars zouden verdedigen.
Dat is de nieuwe boodschap die men er aan het inranselen is. De Vlaamse Brusselaars zouden lijfeigenen zijn van “de vijand”, paarden van Troje! Hoe kan dat? Ik ben in Brussel geboren en getogen. De Franstalige media spelen hierin een belangrijke rol, vooral de kranten. Puur FDF-discours is het in La Libre Belgique en Le Soir, militant francofiel. De waarheid en de feiten spelen geen enkele rol meer.
In de regering hebben we een zakelijke verstandhouding, waarbij de dossiers correct worden afgehandeld. Alleen komt dit niet uit de verf omdat alles door communautaire spanningen wordt overschaduwd.
In 2007 moet er een herfinanciering komen van het Brussels Gewest. Brussel is de economische motor van België. Maar de compensatie die Brussel daarvoor krijgt, is ondermaats. Terwijl elke euro die je hier investeert, het hele land ten goede komt. Qua infrastructuur staan we voor een aantal belangrijke uitdagingen. Maar dat is niet mijn grootste zorg. De moeder der prioriteiten in Brussel is het onderwijs. We hebben een enorm werkloosheidsprobleem, dat grotendeels het gevolg is van ontoereikende scholing. En het begint al in de kleuterklas. We zouden dus massaal veel geld moeten vrijmaken om stedelijk onderwijs van topniveau te creëren, en een halt toeroepen aan de dynamiek waarbij jaarlijkse honderden zo niet duizenden analfabeten het leger werkzoekenden komen vergroten. Ik overdrijf niet hè.
Ik ben bereid om ook in het Franstalig onderwijs te investeren, op voorwaarde dat de Franstaligen dat geld gebruiken waarvoor het moeten dienen, en niet om andere putten van de Franse Gemeenschap te dempen. De Franstaligen verdragen het niet dat hen wordt gevraagd om rekenschap te geven. Toch moeten de Vlamingen op dat moment ook eisen dat ze aan Franstalige kant spectaculaire vooruitgang boeken in hun taalonderwijs. Weg van dat compleet verouderde recept van de jaren 1970 waarnaar Philippe Moureaux nu teruggrijpt, en dat geen rekening houdt met het feit dat deze stad in 30 jaar tijd van een Franstalige provinciestad is getransformeerd tot de meest kosmopolitische stad van Europa.’
DOOR HAN RENARD