Ook met het onderwijsgeld bewijst Ecolo de meest kritieke schakel van deze regering te zijn. Tenzij premier Verhofstadt vandaag oude Belgische trucs toepast, komt de kwestie op de Costa-tafel.
Guy Verhofstadt is ervan overtuigd dat hij ook inzake staatshervorming een nieuwe politieke cultuur kan installeren. Dat mag dan al een zoete begoocheling zijn, op dit punt krijgen zijn voorgangers hem niet aan het wankelen. Dat bleek vorige week in de Kamer. Met het grootste gemak stuurde hij de fractieleiders van CVP en PSC, Marc Van Peel en Jean-Pol Poncelet, terug naar hun bank. Het verleden pleitte tegen hen toen ze de premier wilden kapittelen over zijn voorstel van procedure om federaal belastinggeld door te storten naar de gemeenschappen voor de financiering van het onderwijs.
Poncelet klaagde dat Wallonië het door de voorgestelde procedure met ruim een half miljard minder moet stellen dan wat was ‘beloofd’ tijdens de regeringsonderhandelingen (1,8 miljard in plaats van 2,4). Het spreekt vanzelf dat dit niet de kritiek was van Van Peel. Die vroeg zich enkel af of het voorstel van de premier door zijn volledige regering werd gedragen. En of het wel fatsoenlijk was om het Rekenhof ‘op te vorderen’ om de telling van de leerlingen te controleren. Daarmee raakte hij eerder kamervoorzitter Herman De Croo dan de premier. Als gewoon kamerlid heeft De Croo sinds de Swaps-affaire altijd geëist dat het Rekenhof in dienst zou staan van het parlement, en niet van de regering.
Ten derde vroeg Van Peel of de premier bereid was om de kwestie van het onderwijsgeld op tafel te leggen op de Conferentie voor Staatshervorming (Costa), en ze aldus te bespreken in het bredere kader van de financiering van de gemeenschappen, wat een herziening van de financieringswet impliceert. En dat vergt een tweederde meerderheid, wat niet kan zonder de CVP.
Het antwoord van de premier kon kort zijn, zo manifest was de tegenspraak tussen Van Peel en Poncelet. De verdeling van het onderwijsgeld moest immers vorig jaar al geregeld zijn, maar de regering-Dehaene slaagde daar niet in omdat “de meningen van beide vraagstellers diametraal tegenover elkaar staan”, toen, en ook vandaag. Van Peel gaf ruiterlijk toe dat Dehaene er niet was uitgeraakt omdat de CVP “onder geen beding wilde toegeven aan de exorbitante Franstalige eisen”. Achter hem zat Poncelet met gekruiste armen, te staren naar het plafond.
EEN COMMUNAUTAIRE DERDE WEG
De afgelopen jaren slaagde Dehaene er tot vier keer toe niet in om Luc Van den Brande (CVP) en Laurette Onkelinx (PS), en op de achtergrond de PSC, tot eensgezindsheid te bewegen. Of Verhofstadt er vandaag wél in slaagt om Patrick Dewael (VLD) en Hervé Hasquin (PRL), en op de achtergrond VU en Ecolo, rond zijn voorstel te scharen, zal moeten blijken. Ook of Verhofstadts eigenzinnige en voor dit land zeer nieuwe aanpak van communautaire problemen werkt, dan wel of het beperkt blijft tot een unicum, een mislukt experiment, is nog de vraag.
Want nieuw was zijn aanpak zeker. Voor communautaire vraagstukken telt ons land grosso modo drie mogelijke oplossingen. De eerste is eigenlijk geen oplossing: één van beide zijden krijgt over de volle lijn gelijk – ruzie en mislukking gegarandeerd. De tweede oplossing is de meest beproefde. Er wordt een uiterst delicaat, spitstechologisch compromis uitgedokterd waarmee beide zijden ‘een beetje’ tevreden zijn. Ze werkt bijna altijd, zeker als er ook geld tussen het wafelijzer wordt gelegd.
De derde oplossing is onuitgegeven. Je vergeet even de bekende politiek-communautaire eisen en je behandelt het voorliggende vraagstuk zo veel mogelijk als een exacte wetenschap. Het spreekt vanzelf, dat die methode zich niet leent voor vraagstukken over taalgrenzen en andere, meer subjectieve materies. Maar met de financiering van het onderwijs, dacht premier Verhofstadt, moest het lukken. Dat was immers een kwestie van hogere wiskunde.
Dat was niet dom gedacht, ook de conceptie van die wet was tien jaar geleden het werk van financiële bollebozen, van technici, die politiek-communautair veeleer aseksueel waren. De verdeling van het onderwijsgeld werd uit de ‘valies’ van de politieke onderhandelaars verwijderd, omdat de materie ’te technisch’ was.
Enkele maanden geleden al bezwoer ook de premier dat het onderwijsgeld geen politiek, maar inderdaad een technisch dossier was. Na honderdvijftig dagen Verhofstadt is deze logica overigens een rode draad in de politiek na Dehaene. Het is niet onbelangrijk om dat denken enigszins te begrijpen om de discussies in deze nog jonge regering te kunnen duiden. Rechts en links bestaan niet meer – wat u al wist – maar ook communautaire vraagstukken zijn niet langer communautair. Het is allemaal een kwestie van efficiënt en rationeel bestuur, en dat heet dan weer objectief meetbaar te zijn.
De premier geloofde het zelf. En de discussie die vorige week losbarstte, nadat hij op het overlegcomité met de deelregeringen zijn “persoonlijk” voorstel had ingediend, bewijst dat hij inderdaad de derde weg bewandelde. Hij kreeg én Franstaligen én Vlamingen op zijn dak.
Objectief gezien komt het voorstel van Verhofstadt het dichtst bij wat tien jaar geleden werd vastgelegd in de wet. De verdeling van de BTW-opbrengsten, in 1988 voorlopig vastgelegd op 42,45 procent voor Franstalig België en 57,55 procent voor Vlaanderen, zou in 1998 worden aangepast overeenkomstig de werkelijke verhouding tussen het aantal leerlingen in de beide gemeenschappen. Om die verhouding te berekenen moesten “objectieve criteria” worden gevonden.
Het knelpunt is altijd al geweest dat Vlaanderen en Wallonië, behalve in hun gezondheidszorg, ook inzake onderwijs verschillende culturen hebben. In het Vlaamse schoollandschap overheerst nog altijd de klassieke middelbare “loopbaan”: van 6 tot 18 jaar, zonder overmatig zittenblijven. In Wallonië is de verzameling van scholieren veel heterogener, grilliger. Veel leerlingen blijken ook nog na de schoolplichtige leeftijd, 18 jaar, op de middelbare schoolbanken te zitten. Wallonië heeft voor diezelfde leeftijdgroep bovendien een minder uniform, en dus moeilijker te kwantificeren onderwijsaanbod. Er wordt meer “à la carte” naar school gegaan, met onvolledige lesroosters. Daarom klopt het ook, wat menig Vlaams politicus al jarenlang herhaalt, dat Wallonië zijn leerlingen blijkbaar “niet geteld krijgt”, al hoeft het niet te betekenen dat er gesjoemeld wordt. De verschillen in beide onderwijsculturen zijn, wellicht meer dan in de gezondheidszorg, objectief verklaarbaar.
VOLGENS DE REGELS VAN DE STATISTIEK
Als we de reële situatie in het Vlaamse onderwijs bekijken, lijkt een telling van de schoolplichtige jongeren op basis van het bevolkingsregister inderdaad het meest objectieve criterium. Aan Franstalige kant is het even billijk om te verlangen dat de effectieve ‘koppen’ zouden worden geteld, school per school, klas per klas. Als die telling evenwel in centen wordt omgezet, komt de Vlaamse methode nadeliger uit voor de Franse Gemeenschap, de Franstalige methode voor Vlaanderen.
Verhofstadt bouwde in zijn voorstel een soort negenproef in. Niet volgens de politieke kunst van het compromis, maar volgens de regels van de statistiek. Hij wil de leerlingen tellen per kop binnen de leeftijdsgroep van 6 tot en met 17 jaar. Vervolgens legt hij die som naast de bevolkingscijfers, en op die cijfers brengt hij nog enkele statistische correcties aan. Correcter kan welhaast niet. Blijkt ondanks de correcties dat de wig tussen reële leerlingen en schoolplichtigen toch nog te groot is, dan moet de politiek tussenbeide komen en is het aan de regering om een verdeelsleutel op te leggen. Bij een eerste simulatie vorige maand bleek die wig zo’n 200.000 leerlingen groot.
De Vlaamse partijen hadden eigenlijk meer redenen om deze oplossing te verwerpen dan de Franstaligen. Ze moesten ‘inleveren’ op hun voornaamste eis, namelijk dat er geteld zou worden op basis van bevolkingscijfers. Toch bleef de Vlaamse kritiek beperkt. Ze kwam alleen uit de hoek van de VU en betrof vooral een ‘detail’ in het voorstel van Verhofstadt, zij het niet zonder symbolisch belang: de Franse Gemeenschap krijgt ook geld voor de naar schatting 17.000 Franstaligen die in Vlaanderen wonen maar naar school gaan over de taalgrens. Ze worden in de Brusselse rand op een weinig subtiele manier door de Franse Gemeenschap geronseld. De ziel van het kind dient een communautair belang: het verzet van de Franse Gemeenschap tegen de Vlaamse integratiepolitiek in de rand. Niet enkel VU stoort zich aan die praktijk, ook SP en VLD. En dat is volstrekt niet in tegenspraak met de waarschuwing van VLD-voorzitter Karel De Gucht voor “puur nationalistisch” denken en al helemaal niet met het respect van SP, VLD en VU voor het principe van de vrije onderwijskeuze.
Op dat detail na kostte het de Vlaamse regering vrijdag dan ook geen enkele moeite om het voorstel van de premier collegiaal te steunen. Maar de regering Dewael vraagt wel dat het debat verruimd zou worden tot de globale financiering van de gemeenschappen, en dus tot de financieringswet. Een vraag waarvoor de Franstaligen beducht zijn, maar waarover de premier zich vorige week in de Kamer al positief heeft uitgelaten. Daarvoor werd de Costa immers opgericht, zo stelde hij.
BIZARRE DANS VAN ECOLO EN PRL
Met het positieve advies van de Vlaamse regering leek voor het weekend de crisis uit het slop. Tenminste, voor wie uitsluitend de intern Vlaamse discussie had gevolgd. En dat was het geval voor het merendeel van de media. Een week lang zat alleen het verzet van de VU en het standpunt van de Vlaamse regering vooraan in het nieuws. Alsof het overlegcomité vandaag alleen een zaak is tussen de regeringen Dewael en Verhofstadt, en niet die van Hervé Hasquin (PRL). De echte knoop van deze kwestie ligt nochtans al wekenlang in dat laatste kamp.
Pas maandagochtend mocht Vlaanderen vernemen dat de Franse Gemeenschapsregering de formule van Verhofstadt over de hele lijn keldert. Er mogen alleen maar ‘koppen’ worden geteld, geen bevolkingscijfers. De leeftijdsgrens moet liggen op 18 jaar, niet op 17. De gemeenschappen moeten hun tellingen zelf controleren, niet het Rekenhof. En, vooral, het mag Wallonië niet minder opbrengen dan de “beloofde” 2,4 miljard. In vergelijking hiermee was de kritiek van de VU peanuts.
De Franstalige stekels staan al een tijdje rechtop en dat heeft niet uitsluitend te maken met onderwijsgeld. In het zuiden van het land sluimert het gevoel dat Guy Verhofstadt zich niet als “de premier van allen” gedraagt, zoals Jacky Morael (Ecolo) het verwoordde, maar vooral als die van de Vlamingen. Nog niet zo lang geleden had Verhofstadt in Franstalig België de naam een havik te zijn: neoliberaal en Vlaamser dan Vlaams. Een imago dat Jean-Luc Dehaene nooit heeft gehad. Pas vorig jaar zijn PS en PSC hem beginnen te wantrouwen, toen hij de vijf communautaire eisen van zijn partij tot de zijne maakte.
Merkwaardig genoeg wordt het recente Franstalige ongenoegen aangevoerd door de enige partij die in het verleden nooit blijk heeft gegeven van communautaire scherpslijperij: Ecolo. Een partij die mede groot werd door het ongenoegen in Franstalige onderwijskringen over de politiek van PS en PSC. Dat de groenen, nu ze zelf aan de macht zijn, uiterst gevoelig zijn voor de kwestie van het onderwijsgeld, hoeft dus niet te verbazen. Een week lang herinnerden de groene kopstukken op alle mogelijke manieren aan het akkoord over de 2,4 miljard dat volgens hen tijdens de regeringsonderhandelingen “mondeling” gesloten was.
Op dezelfde dag dat de VU haar onvrede liet blijken, bezorgden de Franse Gemeenschapsministers Robert Collignon (PS) en Jean-Marc Nollet (Ecolo) een veel explosievere brief aan de premier. Een brief waarin ze “elke vorm van toegeving” op de 2,4 miljard onaanvaardbaar noemden.
Onderbelicht in het hele verhaal is de bizarre dans tussen Ecolo en PRL. Hoewel Louis Michel (PRL) weken geleden als eerste gewag maakte van het mondeling akkoord, floot zijn partijgenoot Hasquin vorige week vrijdag de groenen terug toen zij Michels woorden herhaalden. Op Hasquins kabinet werd de groene dwarsliggerij toegeschreven aan verkiezingskoorts. Hasquin verspreidde vrijdag een zeer wollig persbericht dat Verhofstadt in geen geval kon verontrusten.
Zondag verkoos Ecolo een nieuw voorzitterstrio. Precies dat trio dat belooft uiterst kritisch te zullen toezien op het regeringswerk. Sinds die verkiezing werd terugkrabbelen op de 2,4 miljard nog moeilijker. Toeval of niet, maar maandagmorgen nam Hasquin een reuzenbocht. Hij overtrof Ecolo in gespierd taalgebruik en liet, zoals gezegd, van Verhofstadts voorstel geen spaander heel.
EEN SLAG VAN HET WAFELIJZER
De regering Verhofstadt begon deze week dus met een crisis die alle voorgaande ‘discussies’ in de paarsgroene ploeg overtrof. Vandaag restten er nog twee uitwegen. Ofwel verwijst het overlegcomité het dossier door naar de Costa. Daar komt het onvermijdelijk terecht in de bredere discussie over de financieringswet. Op die manier zou de Costa dan toch nog iets meer worden dan een beschaafde en serene praatclub.
Ofwel moet de premier zijn aanpak met een diepe zucht wijzigen en bewijzen dat hij, als het echt moet, ook iets kan van loodgieterij. Zijn “objectieve” verdeelsleutel kan hij behouden, maar tegelijkertijd sluipwegen uitdokteren om de pot voor de Franstaligen op te trekken tot 2,4 miljard. Dat kan bijvoorbeeld door de trekkingsrechten voor werkgelegenheidsprogramma’s te regionaliseren.
Ook Vlaanderen krijgt dan iets extra. Op het Martelaarsplein wachten ze sowieso nog op de afcentiemen. Die zijn volgens de Vlaamse partijen ook mondeling beloofd tijdens de regeringsonderhandelingen. Wellicht op hetzelfde moment dat de Franstalige onderhandelaars menen gehoord te hebben 2,4 miljard te zullen krijgen.
Het heeft er dus alle schijn van dat een grote communautaire onderhandelingsronde over de financiering van gewesten en gemeenschappen niet veel langer meer op zich kan laten wachten. Het lijkt er ook sterk op dat Verhofstadt terug zal moeten vallen op de tweede, beproefde methode van communautaire troubleshooting: die van het compromis, en de slag van het wafelijzer. Maandag voerden de machtige christelijke onderwijsvakbonden van beide landsgedeelten de druk op. Ze vinden dat beide gemeenschappen meer centen moeten krijgen voor hun onderwijs.
Filip Rogiers