Storm in ’t Stad, vorige week. Ward Beysen werd gewraakt als voorzitter van de Hogeschool Antwerpen. Ook tegen de fusie van de toneelopleidingen Decleir en Van der Groen rees heftig protest.
Beysen vertelt hoe het groeide: ‘Eind vorig jaar gaf minister van Staat Andries Kinsbergen te kennen dat hij een einde wilde stellen aan zijn mandaat. Normaal gesproken had Achilles Van Leeuw hem opgevolgd, lid van de raad van bestuur. Maar dat kon niet, omdat die kabinetschef is bij minister voor Onderwijs Marleen Vanderpoorten. We zijn beginnen zoeken – ik ook -, maar we vonden niemand.’
‘ Bon, op een bepaald moment zei Karel De Gucht tegen mij: “Ward, waarom zou jij het niet doen, tot Van Leeuw de functie kan opnemen?” Een gentlemen’s agreement: de dag dat hij beschikbaar was, zou ik opstappen. Omdat ik toch besloten had geen kandidaat meer te zijn voor de gemeenteraad, had ik de tijd. Ik was mij van geen kwaad bewust: een buitenstaander als voorzitter kan volgens de statuten.’
Als het maar een liberaal is.
Beysen: In 1994 zijn er politieke afspraken gemaakt over de Vlaamse hogescholen. De Hogeschool Antwerpen was van de liberalen. Waarom zouden we dat veranderen?
Omdat politieke benoemingen niet meer van deze tijd zijn.
Beysen: Elke benoeming is gericht. De mensen die zich aandienen, zijn meestal geen politieke maagden. En als je ervoor in aanmerking komt op basis van je curriculum, zie ik het probleem niet. Bovendien heeft die Hogeschool iemand nodig die de puntjes op de ‘i’ durft te zetten.
Reden te meer om naar het profiel te kijken, niet naar de kleur.
Beysen: Ik stel vast dat je die mensen moeilijk vindt. En dat je, als puntje bij paaltje komt, toch een politicus moet nemen. Die moet dan zijn nek uitsteken. Want ik heb de prognoses gezien: er komt een wezenlijke besparingsoperatie. Die staat intern al op papier, maar moet nog worden beslist. Dus heb je iemand nodig die durft te zeggen: dat is hier de realiteit. Van fictie kun je helaas niet altijd leven.
Wat is de realiteit?
Beysen: Ik wil best een globale verhoging van de middelen voor onderwijs bepleiten. Maar binnen die hogescholen zul je toch naar samenwerkingsformules moeten zoeken. Er zijn in Antwerpen drie hogescholen, dat zijn er waarschijnlijk twee te veel. En die fusie van de toneelopleidingen, dat is een beslissing waar ik volledig buiten sta. Maar ik zal u uitleggen waarom ze nodig is. Ten eerste: de Hogeschool heeft in totaal 6300 studenten. Voor de opleiding Jan Decleir zijn dat er 24, voor Dora Van der Groen 23. Dan heb je nog 80 leerlingen apart voor woordkunst, enzovoort. Samen 127, gespreid over vier jaar. Punt twee: een student aan de Hogeschool beschikt gemiddeld over tien vierkante meter. Bij de studenten van Decleir en Van der Groen is dat acht keer meer.
Logisch, gelet op de aard van de opleiding.
Beysen: Oké, maar een verhouding van één op acht vind ik wat overdreven. En dan is er de kostprijs: een student aan de Hogeschool kost gemiddeld 200.000 frank – een student aan die toneelopleidingen 500.000 frank. De gemiddelde kostprijs van een eerstejaarsstudent geneeskunde aan de Antwerpse universiteit is 350.000 frank.
Ook die verschillen lijken voor de hand te liggen.
Beysen: Ik zeg niet dat elke student evenveel moet kosten, maar er zijn verhoudingen die in acht moeten worden genomen.
Waarin zit de besparing van die fusie?
Beysen: Vooral in het gezamenlijk gebruik van de infrastructuur. Al is dat maar één element. Het totale budget van de Hogeschool bedraagt ongeveer anderhalf miljard. Hoeveel er moet worden bespaard, is moeilijk te schatten. Men heeft de afgelopen jaren middelen die bestemd waren voor investeringen in gebouwen gebruikt voor de gewone werking. Daar moet aan gesleuteld worden. Dát is de discussie. Maar wat gebeurde er? Beysen kwam in the picture, en die had op het vlak van cultuur een vreselijke reputatie – omdat hij ooit eens kritiek had durven uiten op het Toneelhuis. (schamper) Dat is natuurlijk een doodzonde in Vlaanderen.
Had u die storm niet verwacht?
Beysen: Nee, want de benoeming van een nieuwe voorzitter is maar een onderdeel van het geheel. De kritiek is opgefokt door de kruisbestuiving tussen het Toneelhuis en die opleidingen. Maar men moet toch openstaan voor het probleem. Met lawaai alleen los je niets op. Sommigen hadden al kritiek op mij nog voor ze mij hadden ontmoet.
Uw reputatie is bekend. Men zei: ‘De standpunten van Beysen over veiligheid, migranten en cultuur zijn onverenigbaar met de waarden van een hogeschool.’
Beysen: Ik denk dat ook de Beysens dezer aarde het recht hebben op een mening over cultuur. Voor mij is kunst het optimum van de vrije expressie. Daar wil ik niet aan raken. En als mijn mening niet strookt met die van anderen, mag er wel eens een volwassen discussie komen.
U vond dat ‘Liefhebber’, het openingsstuk van het Toneelhuis, blijk gaf van ‘geestelijke armoede en totale decadentie’. Dat is geen volwassen opmerking.
Beysen: Dat is een verklaring die aanleiding kan geven tot een volwassen debat. Wat mij choqueerde was dat het stuk werd opgevoerd tijdens de open dag in september 1998. Anders had ik er nooit iets over gezegd. Als je een ticket koopt voor een voorstelling is dat je eigen verantwoordelijkheid – want je bent min of meer geïnformeerd. Maar als zo’n stuk de openingsact is en als dat ook nog eens gebeurt enkele maanden na de ontsnapping van Dutroux, dan zeg ik: “Dat kan dus niet.”
Die open dag was de context. Maar u had ook kritiek op het stuk zelf, dat u niet had gezien: ‘Geen enkel weldenkend mens heeft er behoefte aan om op het toneelpodium getuige te zijn van een oefening in masturbatie en neuken.’
Beysen: Nogmaals: als ik als toeschouwer naar een voorstelling ga, dan heb ik van tevoren al een oriënterende keuze gemaakt.
Sommige mensen laten zich graag verrassen.
Beysen: U gaat toch nooit zomaar naar een toneelvoorstelling?
Natuurlijk wel.
Beysen: Ik niet. Verrassing kan aangenaam zijn, maar ook onaangenaam. Maar dat is niet belangrijk. De manier waarop je je aandient, is belangrijk. Wie dat publiek doet, moet andere normen en waarden hanteren dan in het kader van een besloten voorstelling.
Dus u bepaalt de norm der ‘weldenkendheid’.
Beysen: Dat is een norm die ik inderdaad leg, en die mijns inziens door nogal wat mensen wordt geapprecieerd. Denk niet dat ik als een eenzaat op mijn eilandje zit. Ik heb toen, en ook nu, veel reacties gehad van mensen die mij krachtig steunen.
Tom Lanoye zei: ‘Beysen aan het hoofd zetten van welke culturele instelling dan ook, is hetzelfde als de Spekpater voorzitter maken van het humanistisch verbond.’
Beysen: Ik zeg niets over Tom Lanoye. De manier waarop hij over mij spreekt, is vooral effectenmakerij. (maakt wegwerpgebaar) Als hij niets anders te vertellen heeft, ga ik daar niet op in.
In uw lijfblad De Nieuwe Gazet maakte iemand zich druk over ‘de intellectuele terreur van het correcte denken’.
Beysen: Maar die is er toch, al jaren – dat een bepaald kliekje zegt wat goed is en wat niet. Ik vind dat zeer gevaarlijk. En zij bepalen dan wat kunst is.
U ook. Met die opmerking over weldenkendheid.
Beysen: Ik wil dat het debat verruimd wordt. Ik vind dat er in Vlaanderen toch meer dan vijftig mensen zijn die mogen meepraten over cultuur. Ik bepleit ook de vrijheid van meningsuiting, net als zij. Maar als je hen durft aan te vallen, krijg je een klever op je mond. Naar die uitspraak over ‘weldenkende mensen’ hebben ze trouwens niet verwezen. Ze hebben gezegd: Beysen heeft het aangedurfd om kritiek te hebben op het Toneelhuis. Als een politicus die verantwoordelijkheid draagt ten overstaan van zijn kiezers geen kritiek mag uiten op een instelling die door de gemeenschap op een rijkelijke manier wordt gesubsidieerd, tja…
Wie we nog niet gehoord hebben, is uw vriend Bert Verhoye, directeur van De Zwarte Komedie. Ook door die intellectuele terreur?
Beysen: Gedeeltelijk wel, omdat hij in een moeilijke positie zit. U weet dat men het Raamtheater in Antwerpen onlangs heeft gered. Toen is er sprake van geweest dat het ten koste zou gaan van De Zwarte Komedie. Zijn erkenning is uiteindelijk behouden, maar ik kan best aannemen dat Bert nu in zijn maag zit met de vraag: wat gaat er gebeuren met de subsidiëring?
Bent u een toneelliefhebber?
Beysen: Ik durf zeggen dat ik soms naar het Echt Antwaarps Theater ga. Nu zult u meewarig zeggen: “Jamaar, dat is geen cultuur.” Maar ik vind dat niet-gesubsidieerd theater belangrijk: die mensen zijn erin geslaagd om iets te creëren dat blijkbaar beantwoordt aan een behoefte van een bepaald segment van de bevolking. Niet iedereen gaat naar De Zwarte Komedie.
Daar heerst toch ook decadentie, zoals in ‘Liefhebber’?
Beysen: Met een wezenlijk verschil in de manier waarop het gebracht wordt. Ik geniet daarvan.
Hebt u inmiddels al een stuk gezien van het Toneelhuis?
Beysen: Nee, ik kan er dus niet over oordelen. Maar dit seizoen speelden ze pas in februari hun eerste eigen productie. Ik stel mij daar vragen bij.
Vanuit uw kantoor vlakbij de Bourlaschouwburg kunt u goed de programmering volgen. U ziet de affiches.
Beysen: Nee, want ik zit er met mijn rug naartoe. (bulderlach)
Stel dat Lanoye voorzitter wordt van de Hogeschool. Kan hij de fusie van die toneelopleidingen ongedaan maken?
Beysen: Nee, de raad van bestuur heeft ze goedgekeurd. Ik kan me niet inbeelden dat die beslissing nog wordt teruggeschroefd. Waarom ook? Die fusie had vijf jaar geleden moeten gebeuren. In het decreet van 1994 staat dat er in elke hogeschool maar één toneelafdeling mag zijn. Men heeft het vijf jaar lang gedoogd, ze hebben goed gelobbyd. Maar men wist dat het niet eeuwig zou duren.
Wisten Jan Decleir en Dora Van der Groen dat ook?
Beysen: De gesprekken zijn allang aan de gang. Nu, ik begrijp hun reactie wel. Decleir en Van der Groen zijn kunstenaars, die zijn niet bezig met budgetten. Maar iemand moet dat wel doen, anders loopt het fout. Vanuit de emotie begrijp ik hun reactie. Dat Decleir zei dat hij er nu mee stopt, vond ik een beetje overacting. Maar we leven in een emocratie.
U hebt ook vaak de Antwerpse emoties bespeeld. Omdat u tegen de indienstneming van migranten in het politiekorps was, zei u in 1998 in het weekblad Panorama dat ‘zij bloot staan aan corruptie en terrorisering door hun eigen mensen. Corruptie en chantage: migranten krijgen dat gedrag nu eenmaal met de moedermelk mee.’
Beysen:(lange stilte) Dat klinkt mij raar in de oren. Ik verzette mij toen tegen de indienstneming van migranten bij de politie, akkoord. Maar de rest zal wel wat dichterlijke vrijheid geweest zijn.
Navraag leert ons dat men u correct citeerde.
Beysen: Ik kan mij niet voorstellen dat ik dat zo ongenuanceerd heb gezegd. (fel) Maar 1991 was een verkiezingsjaar, hè. Het jaar van mijn slogan: ‘Het belangrijkste land is het binnenland.’
Die kwam van het reclamebureau Young & Rubicam.
Beysen: Juist. Ik had een andere slogan: ‘Recht op veiligheid.’ (lacht) Ja, op sommige terreinen ben ik mijn tijd wat voor geweest. Young & Rubicam had een globale campagne gemaakt en voor een aantal kopstukken een slogan bedacht. Ik had moeite met die tekst en zei tegen Verhofstadt: “Guy, dat gaat niet, hè.” En Verhofstadt: “Maar allez, je bent een paar jaar geleden minister van Binnenlandse Aangelegenheden geweest.” Dat was het argument.
Guy Verhofstadt, de vriend van Hugo Claus, heeft die slogan gekozen?
Beysen: Ja, en die slogan is mij blijven achtervolgen. Ik heb nochtans geprobeerd hem uit te leggen.
U bedoelde niet ‘eigen volk eerst’, maar…
Beysen: …dat men bijzondere aandacht moest hebben voor een paar ‘autochtone accenten’. Vergeet niet in welke periode wij zaten: in 1989 was Karel Dillen verkozen in het Europees parlement. In 1990 zat ik ons partijcongres over migranten voor. Daar hebben we een aantal standpunten naar voren gebracht, onder meer de begeleide terugkeer met premiestelsel. Vijf jaar later kom ik voor de dag met het inburgeringscontract. Dat heeft veel stof doen opwaaien. Nu staat het in het VLD-programma en in het Vlaamse regeerakkoord. Zo erg zal het dus wel niet geweest zijn. In mijn versie stond alleen: er moet een engagement zijn vanwege de migrant om taalcursussen of cursussen inzake sociale vaardigheden te volgen, zodat hij makkelijker toegang krijgt tot de arbeidsmarkt.
Heel wat migranten en nieuwe Belgen vinden geen job, al zijn ze duizend keer ingeburgerd.
Beysen: Klopt, zo simpel is het helaas niet. Daarom moeten de bedrijven volgens mij ook initiatieven ontwikkelen.
Werkgevers moeten onder druk worden gezet?
Beysen: Ja, dat mag. Maar we zijn natuurlijk nog niet zover. Het inburgeringscontract als zodanig bestaat nog niet… Maar bon, als je het traject ziet dat ik de afgelopen tien jaar heb gereden: soms werd ik afgeschilderd als de baarlijke duivel. Walter Zinzen heeft mij ooit gevraagd: “Meneer Beysen, wanneer wordt u lid van het Vlaams Blok?” Antwoord: “Nooit!”
En wanneer sluit u met hen een bestuursovereenkomst?
Beysen: Ik hoef er geen te sluiten, want ik doe niet mee aan de gemeenteraadsverkiezingen. Ik betwijfel het nut van het cordon sanitaire, maar ik blijf zeggen: het kan niet worden doorbroken. Dat staat zo in de statuten van mijn partij.
Dat zegt u niet met volle ‘goesting’. U verstopt zich achter de statuten.
Beysen: Dat is geen kwestie van goesting of niet. Dat is een standpunt waar je je achterschaart.
U bent geen VLD’er, maar een PVV’er.
Beysen: Ik ben nu een VLD’er. Maar wel een traditionele liberaal, een diepblauwe: die vrijheid hoog in het vaandel voert, verdraagzaam en tolerant is, en veel belangstelling heeft voor het individu.
Allemaal eigenschappen die men…
Beysen: …mij niet toedicht in bepaalde kringen. Maar ik vraag mij af: wat denken die Lanoye en consorten eigenlijk wel? Hun tolerantie gaat niet ver: als ze geen gelijk krijgen, zijn de anderen allemaal slecht. Ik weet dat sommigen mijn standpunten niet delen, maar ík heb daar geen problemen mee.
Sommigen hebben problemen met de wat demagogische manier waarop u het ‘onveiligheidsgevoel’ hebt uitgebuit. Denk aan uw campagne: ‘Meer blauw op straat voor uw veiligheid.’
Beysen:(fel) Op dat ogenblik was de toestand zeer penibel. Nu nog, maar ik heb de indruk dat er met de nieuwe hoofdcommissaris Luc Lamine een nieuwe aanpak is. En dat de burgemeester, een beetje laat, ook mee in die richting gaat. Toen, in 1998, zat het mij heel hoog. Ik was dat voorjaar in New York geweest. En ik was erg onder de indruk van het NYPD.
U hebt er de nultolerantie ontdekt. Maar daar spreekt Lamine niet over.
Beysen: Nee, hij zal daar publiek niet over spreken. Maar wat hij doet, gaat volgens mij wel in die richting.
In New York loopt die nultolerantie stevig uit de hand. Kinderen met speelgoedpistolen worden er per vergissing neergeschoten.
Beysen: Dat weet ik wel. Ik heb ook niet gezegd dat wat in New York gebeurt, zomaar moet worden gekopieerd. Voor mij is nultolerantie een afspraak tussen burger, overheid en politie: dat kan en dat kan niet. Specifiëren en lokaliseren: wat in de Seefhoek niet mag, kan misschien wel in Deurne. Consequent afspraken toepassen en niet de ogen sluiten. Meer is dat niet.
Waarom staat u in oktober niet op de lijst?
Beysen: Omdat het niet te combineren is met mijn Europees mandaat.
Ze zullen de ‘rebel’ missen.
Beysen: Rebel, ja, maar ik speel altijd de bal en nooit de man. In 1982 zaten wij in de meerderheid. Minister van Onderwijs Daniël Coens stelde zijn begroting voor. Ik zei in de plenaire vergadering dat ik die begroting niet ging goedkeuren. Toen kwam wijlen Frans Grootjans – mijn politieke vader – naar mij toe en zei: “Ward, een goede tussenkomst, maar als je je onthoudt bij de stemming, is dat al meer dan genoeg.” Ik heb zijn goede raad gevolgd, zoals ik trouwens altijd deed, en daar ben ik blij om. Maar ik was in the picture: in 1984 werd ik fractieleider in het Vlaams parlement en een jaar later in de Kamer. Ik heb een zeer kritische houding. Typisch liberale reflex.
Uw liberale wereld is die van Grootjans en De Nieuwe Gazet. Is uw beslissing om niet meer aan de verkiezingen deel te nemen niet ingegeven door het feit dat de Delwaides en Leysens de partij hebben overgenomen?
Beysen: Ik kreeg onlangs een email: “Ik begrijp niet dat ge de partij laat overnemen door fils à papa.” (bulderlach)
Het is dus uw biotoop niet meer.
Beysen: Ik moet voorzichtig zijn. Enfin, het feit dat ik niet ga antwoorden, zegt genoeg.
U hebt hun vaders nog gekend. André Leysen en vader Delwaide bij de CVP. U bent Leo Delwaide trouwens gaan halen in het kader van de operatie-Verhofstadt.
Beysen: Klopt. In 1994 was men van plan om Fernand Huts, baas van de Katoennatie, lijsttrekker te maken voor de gemeenteraad.
En de havenbazen zeiden tegen Verhofstadt: “Als u dat doet, bent u hier al uw stemmen kwijt.”
Beysen: Niet helemaal juist: ík zei tegen Verhofstadt dat het niet kon. Stel dat Huts schepen was geworden. Er was toen nog geen autonoom havenbedrijf. Dus elke keer als er een beslissing zou worden genomen over de haven, had Huts de vergadering moeten verlaten. Plus: het bracht inderdaad wat commotie teweeg. In het havenmilieu was Huts de rebel. Verhofstadt laat zich niet makkelijk overtuigen, maar à la limite drong het tot hem door – hij is een verstandig man. Dus zei hij: “Oké, maar dan moet je iemand anders zoeken.” Dat is Leo Delwaide geworden. Ik heb niet het eerste contact gelegd, maar ik ben hem wel gaan opzoeken. Samen met Verhofstadt.
Wie had de opdracht om Hugo Schiltz te bewerken?
Beysen: Ik niet. Ik was daar tegen.
U was altijd al tegen de flirts met VU en Agalev.
Beysen: Dat zou in de traditionele Antwerpse liberale kringen geen goede operatie geweest zijn. Met Agalev heb ik het om andere redenen moeilijk: dat is een pressiegroep, geen partij. Al zijn ze het stilaan aan het worden.
Maar ze zeggen dat u Mieke Vogels hebt gemaakt, door haar dingen toe te schrijven die ze niet heeft gedaan.
Beysen: Ik heb naar het schijnt belet dat ze iets gedaan heeft.
U vond dat ze te veel fietspaden liet aanleggen.
Beysen: Nee, ik heb haar gezegd: er is geen mobiliteitsplan. Men heeft die discussie niet ten gronde willen voorbereiden, zoals ze dat in Gent wél gedaan hebben. Ik ben voor een stad waarvan het centrum met de auto kan worden bereikt. In de stad doe ik zelf al mijn verplaatsingen te voet. Overigens: met de opvolger van Vogels, Erwin Pairon, kan ik wel een constructief gesprek voeren. Bereikbaarheid is altijd mijn strijdpunt geweest met Vogels, maar daar had zij geen begrip voor. Zij heeft niets nagelaten in Antwerpen – de populaire madam uithangen is misschien belangrijker dan beleid voeren.
Hoe kijkt u naar de beslissing over Doel?
Beysen: Dat is gedaan, hè. Ik hoor Vogels zeggen dat het allemaal nog in orde komt als het van haar afhangt. Maar ik wil wel eens weten wie daar straks nog wil blijven wonen, tussen een kerncentrale en een containerkade. Men had die mensen al lang een goede onteigeningsvergoeding moeten geven. Antwerpen is de tweede containerhaven van Europa, na Hamburg.
U bent een partijsoldaat. Maar u bent er niet ver mee gekomen.
Beysen: Ik ben heel tevreden over mijn politieke loopbaan. Maar ik ben altijd een partijsoldaat geweest, ja. Nogmaals: ook voor het voorzitterschap van de Hogeschool was ik geen vragende partij.
Maar als De Gucht en Verhofstadt hadden doorgedrukt, was u het geworden. Ze hebben u laten vallen.
Beysen: Daar heb ik geen enkele aanwijzing voor. De Gucht heeft mij maandag na het partijbureau gezegd: “Ik denk dat het wat moeilijk wordt.” Ik heb toen gezegd: ” Bon, laat het maar gebeuren. Ik wil dat er duidelijkheid is.” En ik heb er geen depressie aan overgehouden.
U had toch weinig steun binnen uw partij. Mist u die niet?
Beysen: Ik mis niets. Ik ben nu twintig jaar parlementslid. Ik heb de krachtigste jaren van mijn loopbaan in de oppositie gezeten. Ik heb de partij mee in een bepaalde richting gestuurd, met mijn standpunten over migranten en veiligheid. Ik zal zelfs meer zeggen: zonder mij was er nooit een VLD-veiligheidsplan gekomen. Wanneer heeft Verwilghen die opdracht gekregen? In november 1998, een maand na mijn advertentie Meer blauw op straat. Dus ik heb niet met mijn vingers zitten draaien. En ik heb de Antwerpse liberalen na vijftig jaar in de meerderheid gebracht.
In een coalitie waarmee u niet gelukkig bent. U staat bekend om uw ‘oppositioneel besturen’.
Beysen: De open-debatcultuur die nu zo geroemd wordt, die is in Antwerpen geboren. Omdat ik wist: als we ons niet profileren in zo’n coalitie, gaan we gewoon ten onder. Wat nu op federaal en Vlaams vlak gebeurt – dat is naar het voorbeeld van Antwerpen. Dus ik voel mij helemaal niet ongelukkig.
Alleen met de groenen.
Beysen: Ik heb in 1994 zes weken onderhandeld. Ik heb tot de laatste snik gehoopt dat ik die groenen van tafel zou kunnen houden. Maar we raakten ze niet kwijt, ze slikten alles. Net zoals vorig jaar na 13 juni – dat is ook een kopie van wat in 1994 in Antwerpen is gebeurd.
Wat vindt u van de beslissing over de startbaan van Deurne?
Beysen: Ik ben tevreden met deze beslissing: de facto wordt de startbaan verlengd. Zonder de VLD was die luchthaven misschien al dicht geweest. Maar Zaventem zal zakenvluchten moeten afleiden. Die gaan nu naar Brussel South – Charleroi. Daar heb ik grote bezwaren tegen, want dat is ten nadele van Antwerpen en Vlaanderen in het algemeen. Deurne is geschikt, je hebt alleen vijfhonderd meter extra asfalt nodig. Er hoeven geen nachtvluchten te zijn en geen charters. Geen enkele metropool in Europa is gedepriveerd van een regionale, commerciële luchthaven.
En die vrachtluchthaven, waar sprake van is?
Beysen: Die moet elders komen. Men situeert ze nu in het havengebied, maar daar moet nog eens goed over nagedacht worden. Havenschepen Delwaide dacht eerst aan Malle, maar dat is compleet krankzinnig: mensen in de Kempen op stang jagen.
Hoe is het met uw droom: een Antwerps themapark rond industrie en technologie?
Beysen: Ik ben daar al twee jaar intensief mee bezig. Het wordt iets unieks. Het concept is er, nu zoeken we investeerders. Meer zeg ik niet, we komen ermee naar buiten op 7 juni.
Iets anders: vindt u die districtsraden in Antwerpen nog altijd een slecht idee?
Beysen: Dat is het begin van nieuwe miserie. Je geeft de mensen de indruk dat die raden iets te zeggen hebben, terwijl ze bijna geen bevoegdheden hebben. En je laat het terrein bezetten door x-aantal meer Blokkers. Munitie voor de vijand: dat doet geen enkele generaal.
Bent u pessimistisch voor acht oktober?
Beysen: Ik hoor toch een aantal dingen die mij zorgen baren. Onder meer over het actiecomité tegen de Isvag-oven in Wilrijk, ja. Ik woon daar niet ver vandaan, maar heb meteen gezegd waar het op stond: er is geen alternatief. Agalev heeft er een symbooldossier van gemaakt, en nu is dat ongenoegen uiteraard gerecupereerd door het Vlaams blok. Dat zal blijken in oktober.
Komt u terug naar Antwerpen in 2006?
Beysen: Nee, ik hoop dat ik dan in de Provence zit.
Pastis en petanque!
Beysen: Nee, ik ga wellicht beginnen met één boek te schrijven.
Kijk daarmee uit, want zo is Lanoye ook begonnen.
Beysen:(bulderlach) Ik zal u zeggen: ik kan een heel mooi verhaal brengen. Meer geef ik nu niet prijs. Maar ik neem al jaren elke week nota’s.
Staan daar geheimen in?
Beysen: Dat zal wel.
Joël De Ceulaer Rik Van Cauwelaert