Een gesprek met de Amerikaanse schrijver Tom Wolfe, over seks en Angelina Jolie, over Emile Zola en de politiek, over conservatisme en intellectuelen, over president Bush en Charlotte Simmons.

‘De Grote Schrijvers van nu: ze zijn zo bang om de deur uit te gaan, ze weten niet meer van de wereld’, zegt Tom Wolfe. ‘Ze willen niet zien wat er leeft, ze durven niet onder de mensen te komen, ze willen alleen op hun eigen duim zuigen.’

Hij verdedigt zijn stelling nog altijd met vuur: ‘Niet de roman, maar non-fictie is de belangrijkste literatuur die vandaag de dag geschreven wordt. Realisme! Ga die straat op!’ Dat had hij al in 1973 in zijn inleiding van zijn boek over new journalism geschreven.

Tom Wolfe (74) werd geboren in Richmond, in Virginia. Hij studeerde in 1947 aan de universiteit van Washington en Lee economie en sociologie. In 1957 studeerde hij af aan de befaamde Yale University als doctor in ‘American Studies’. Zijn doctoraalscriptie ging over de communistische activiteiten van Amerikaanse schrijvers tussen 1929 en 1942. ‘Na tien jaar op universiteitscampussen geleefd te hebben, was ik het kleine wereldje beu. Ik werd journalist.’ In december 1956 werd de jonge Tom Wolfe reporter bij een plaatselijke krant in Massachusetts. ‘Je weet niet hoeveel een mens leert als plaatselijk verslaggever. Ik zou het iedere beginnende schrijver aanraden.’

Tom Wolfe staat bekend als de grondlegger van het ‘new journalism’, waarbij romantechnieken worden gebruikt in het beschrijven van feiten. In 1965 debuteerde hij met ‘ The Kandy-Kolored Tangerine-Flake Streamline Baby’, een verzameling stukken over de teloorgang van de elitecultuur, met onder meer een schitterende reportage over Las Vegas. In dat boek legde hij ook uit hoe zijn hooggeprezen stijl ontstond. ‘Omdat ik voor een reportage de deadline niet haalde, bleef er maar één reddingsmiddel over. Ik tikte al mijn notities gewoon snel achter elkaar uit en stuurde ze zo door naar de redactie. Zo zijn ze ook noodgedwongen verschenen. Men noemde dat dan: een stream of consciousness.’ In 1979 pakte Wolfe uit met een boek waaraan hij meer dan zes jaar had gewerkt: The Right Stuff. Hierin beschrijft Wolfe het leven op een luchtmachtbasis en de concurrentie tussen piloten in een ruimtevaartprogramma. The Right Stuff werd verfilmd en won vier Oscars in 1984.

Zijn tweewekelijkse serie in Rolling Stone: ‘The Bonfire of the Vanities’(1987, ‘Vreugdevuur der ijdelheden’) werd later gepubliceerd als roman. Hierin beschrijft Wolfe het egoïsme en de consumptiedrang in de jaren tachtig. Met dat boek werd hij binnengehaald als de geniale kroniekschrijver van Amerika. Het boek werd verfilmd met Tom Hanks en Bruce Willis in de hoofdrollen. Zijn tweede roman A Man in Full (1998, ‘In alles een man’) werd een kroniek van de jaren negentig.

In 2000 verscheen Hooking Up (vertaald als ‘De wereld en Wolfe’), een verzameling essays, fictie en journalistieke stukken over de nieuwe eeuw. In dat boek gaat Tom Wolfe ook de strijd aan met de Drie Grote Amerikaanse schrijvers Norman Mailer, John Updike en John Irving. Tussen dat drietal en Wolfe bestaat al jarenlang een vete. ‘Zij beschouwen mij als een omhooggevallen journalist. Ze zouden beter wat meer veldwerk verrichten.’

U beweerde altijd dat u geen politiek schrijver wilt zijn. ‘Ik ben er fier op dat er geen enkele politieke motivatie in mijn boeken gevonden kan worden’, zei u onlangs. Toch is de Franse schrijver Emile Zola uw grote voorbeeld en die engageerde zich met zijn inmenging in de Dreyfusaffaire wel heel concreet in het politieke leven.

TOM WOLFE: Toen Zola in 1898 de zaak van Alfred Dreyfus verdedigde en in zijn pamflet J’accuse het militarisme en het antisemitisme van de regering aanviel, ging hij ver. Maar ik vereenzelvig me het meest met de Zola die naar de gewone mensen trok en naging hoe hun leven er echt uitzag. Volgens mij ging hij daarin nog verder dan in de Dreyfus- affaire. Mijn favoriete boek van Zola is L’assommoir dat zoals vele van zijn romans eerst in de vorm van een reeks in een krant verscheen. L’assommoir speelde zich af in de achterbuurten van Parijs. Twee maanden lang verbleef Zola in de meest gore wijken. Toen de eerste aflevering van zijn roman verscheen in Le Bien Public in 1876, weekte dat enorm veel reactie los. De krant was zo ontdaan door de publieke woede dat de reeks na zes afleveringen werd stopgezet. Men verdroeg het ruwe taalgebruik niet en men verweet Zola dat hij de arme arbeiders niet verheerlijkte, hoewel hij bekendstond als een man van de linkerzijde. Zola maakte van de arbeiders geen heroïsche schepsels, maar beschreef ze eerlijk in hun dronkenschap en promiscuïteit. De publieke opinie en de politieke wereld wilden armen liever beschreven zien zoals ‘ les misérables’van Victor Hugo. Zola noemde L’assommoir het meest morele boek dat hij geschreven had. De mensen verweten hem dat hij ruwe taal gebruikte. Zola zag het als de eerste roman over gewone mensen die geen fantasieën over wat gewone mensen zouden zijn vertolkte, maar die ‘de authentieke geur’ had van de arbeider. In dat werk bracht Zola de arbeider tot leven, hij wilde een waarachtig beeld scheppen, buiten de mal die de intellectuelen en de politieke wereld voor die ‘arbeider’ geschapen hadden. Daar deed hij als schrijver iets veel belangrijkers dan wat hij als ‘intellectueel’ deed in de Dreyfusaffaire.

U schijnt aan een kruistocht begonnen te zijn tegen het politiek correcte denken.

WOLFE: Ik heb er een hekel aan hoe men zelfs nu nog, in de 21e eeuw, het kritische, maatschappelijke denken volgens één patroon wil laten verlopen. Bij de New Yorkse intelligentsia heerst een soort gemeenschappelijk ‘mode-denken’. Wie het niet eens is met die manier van denken, vliegt eruit. De intelligentsia gedraagt zich als een kudde schapen. Ik beschouw intelligentie nog altijd als een voltooiing van een persoonlijke reflectie en vervolmaking, niet als een opgaan in de heersende mening van de ‘zogenaamde intellectuelen’.

Er zijn volgens u te veel zogenaamde intellectuelen?

WOLFE: Het woord intellectueel is helemaal gedegradeerd. Om een voorbeeld te noemen: Noam Chomsky. Vroeger kende men deze briljante linguïst alleen binnen het vakgebied van de taalwetenschap. Maar hij werd niet als een intellectueel beschouwd. Pas vanaf het moment dat hij zich uitsprak tegen de oorlog in Vietnam, werd hij ‘een vooraanstaand Amerikaans intellectueel’ genoemd. Een ‘zogenaamde intellectueel’ is iemand die uitmuntende verdiensten heeft op zijn vakgebied, maar zich graag uitlaat over zaken die niets met dat vakgebied te maken hebben.

Morele verontwaardiging is een standaardstrategie van de idioot om zichzelf een zekere waardigheid aan te meten. Dat zei Marshall McLuhan, de Canadese wetenschapper, waar ik een groot fan van ben, al. De meeste intellectuelen zijn niet intelligent, ze zijn alleen moreel verontwaardigd.

Men noemt u een conservatief herrieschopper in het kamp van de linkse, liberale intellectuelen. Vooral sommige schrijvers nemen u dat kwalijk.

WOLFE: Kijk, als ik herrie wil schoppen of een schok wil teweegbrengen in het schrijversmilieu, dan pin ik gewoon de Amerikaanse vlag op mijn vest.

U pint ook de Amerikaanse vlag op uw revers.

WOLFE: Ja. Ik leun niet aan bij diegenen die zich boven de staat verheffen. Maar je moest ze eens naar me zien kijken. Ze staarden naar die vlag als terugdeinzende weerwolven die een kruisbeeld zagen! Alsof die vlag beet! Alsof ik met die vlag op mijn revers wilde zeggen: ‘Hé jongens, ik ben een kinderverkrachter.’ De moraal van de meeste schrijvers is erg kronkelend.

En bent u nu een conservatief?

WOLFE: Officieel niet. In Amerika staan er maar 23 schrijvers als officieel conservatief geregistreerd. De bekendste daarvan is William F. Buckley, Jr. Hij was de oprichter van de National Review, een prominent conservatief politiek magazine dat ongelooflijk veel impact heeft gehad op de ideologie van het kapitalisme.

Zijn eerste boek verscheen in 1951 en heette God and Man at Yale. Dat boek was een kritiek op de Yale-universiteit, waarvan hij vond dat ze te weinig haar christelijke missie waarmaakte. In Yale klonk de slogan ‘ For God, for man, for Yale’inderdaad heel ironisch.

Het was er behoorlijk atheïstisch en liberaal. Verder heb ik wel wat sympathie voor de mensen rond de Weekly Standard.

Leest u liever de ‘Weekly Standard’ dan ‘Rolling Stone’ waarin u heel wat hebt gepubliceerd?

WOLFE: Ik lees de Weekly Standard niet en ik ben het magazine Rolling Stone zo veel dank verschuldigd en zo in die journalistieke familie ingebed dat ik er nooit kritiek op zal geven. Nee. Wat ik wil zeggen, is dat al die liberalen en linkse rakkers in de schrijverswereld zich soms gedragen als schapen. Wat die elite uitkraamt, slaat soms nergens op. En wie een andere mening is toegedaan, wordt als een crimineel aangezien.

Stemde u op Bush?

WOLFE: Ja. Ik heb altijd gestemd op de presidenten die uiteindelijk de verkiezingen wonnen. Zo één ben ik al met de mening van het Amerikaanse volk. Politieke analisten hoeven eigenlijk geen polls meer uit te schrijven, ze kunnen gewoon bij mij te rade komen.

Moet u horen. Toen The New York Times-journalisten vernamen dat president Bush mijn nieuwe roman Ik ben Charlotte Simmons erg goed vond en hem cadeau gaf aan al zijn vrienden en kennissen, belden ze me op. ‘Denkt u dat het komt omdat het boek gaat over vriendschappen tussen mannen aan de universiteit?’ vroegen ze me. Er wordt te veel gezeurd in dat kamp, er is te veel achterdocht. Misschien vindt Bush het gewoon een briljant werk.

U schreef met ‘Ik ben Charlotte Simmons’ (2004) een roman over het leven op een fictieve campus. U klaagt daarin de losbandige seksuele moraal aan, maar spreekt met geen woord over de oorlog in Irak. Leeft dat dan niet op campussen?

WOLFE: Nee. Absoluut niet. Ik heb het idee voor dat boek elf jaar geleden gekregen. Ik heb vier jaar lang langs zo veel mogelijk prestigieuze Amerikaanse universiteiten gereisd. En nee, dat leefde niet. Ze dachten alleen aan seks. Wat mij fascineerde was dat er nog niemand een boek had geschreven over het effect dat gemeenschappelijke studentenhuizen op het seksleven van studenten uitoefende. Vrouwen ontlenen er hun status aan de hand van hun liefje. In mijn tijd was dat wel anders.

Het campusleven is een machtige subcultuur, het is de broedplaats van mensen die later belangrijke maatschappelijke posities zullen innemen. In Amerika liggen campussen buiten de stad, wat de studenten nog meer isoleert van het gewone leven. Mij leek het een goeie plek om te onderzoeken.

Enkele jaren geleden schreef u een essay, verschenen in ‘Hooking up’ over de koortsachtige klemtoon in onze maatschappij op seks en sexy. Is dit boek hierop een vervolg?

WOLFE: De decadentie op het fictieve Dupont College, gezien door de ogen van de hoofdpersoon Charlotte Simmons die met een beurs vanuit de heuvels van North Carolina op de universiteit terechtkomt, is met alle waarachtigheid die ik in me heb beschreven. Seks is een consumptiemiddel, een sociaal pressiemiddel dat meisjes nog meer ondermijnt dan jongens. De roman gaat voor mij over de manier waarop seks en sociale status tegenwoordig vervlochten zijn. Laatst nog. Beelden op televisie waarbij je mond openvalt. Reporters vragen aan Angelina Jolie hoe haar avond is verlopen. Zij zegt doodgewoon: ‘Oh, ik heb fantastische seks gehad.’ Mensen praten tegenwoordig makkelijker over hun seksleven dan over het pak dat ze aanhebben.

U draagt al meer dan veertig jaar alleen maar witte pakken. Beschouwt u uw linnen en flanellen maatpakken nog als een sociaal statussymbool?

WOLFE: Ze zijn het geworden. Linnen is trouwens het best, het verkleurt nooit. En flanel blijft langer wit dan gabardine. Mijn eerste witte pak kocht ik in 1962 toen ik bij The New York Herald Tribune ging werken. In die dagen moesten de reporters nog das en vest dragen. Ik had nog nooit een pak gedragen. De zomer was toen zo bloedheet, dat ik voor een wit pak koos. Ik kocht het gewoon bij Macy’s. Toen ik het in november nog aan had, zag ik dat het de mensen ergerde, hoewel het heel conventioneel van snit was. Het was gewoon de kleur. Mark Twain droeg ook altijd een wit pak. Hij zei: ‘Ik wil niet opvallend zijn, maar ik wil wel opgemerkt worden.’ Het witte pak is voor mij een particulier uniform geworden. Nu draag ik maatpakken. Iedere man boven de 40 zou zich trouwens een maatpak moeten aanschaffen. Al was het maar om de buitenwereld het idee te geven dat een ouder wordende man ook nog stevige schouders kan hebben.

Beschouwt u zichzelf als een moraalridder?

WOLFE: Nee, maar ik wil wel de nadruk leggen op de demoralisering van seks in onze maatschappij. Ik heb echt sympathie voor de religieuze puriteinen, die tegen het mainstream denken in zich vragen durven te stellen over al die openheid rond seks. In de jaren zestig spraken we nog over een seksuele revolutie, nu krijgen we te maken met een seksueel carnaval.

Maar ik heb nog nooit een boek met een morele boodschap geschreven, ook nu niet. Ik heb alleen feiten verzameld waarover na te denken valt.

Misschien is er niets aan de hand met seks maar wel met het schaamtegevoel dat verloren gaat?

WOLFE: Het morele concept van schaamte lijkt inderdaad grondig aan inflatie te leiden. Vandaag is niemand nog beschaamd als hij of zij failliet gaat. Terwijl dat vroeger wel zo was. Marc Twain vluchtte ooit zelfs een paar jaar naar Europa uit schaamte voor zijn faillissement. Nu is failliet gaan de gewoonste zaak van de wereld, een soort boekhoudkundige strategie. We leven in een tijd van schaamteloosheid.

Charlotte Simmons, het hoofdpersonage uit uw boek, is een briljante studente afkomstig uit het landelijke North Caroli- na. Als een buitenaards wezen wordt ze via een beurs op de universiteit gedropt. Waarom moest uw hoofdpersonage een slimme, eenzame vrouw zijn?

WOLFE: Ik heb bij mijn vorige boeken het verwijt gekregen dat ik geen vrouwenlevens kon beschrijven. In het geval van Charlotte is het mij wel gelukt, denk ik. Haar naïviteit is een middel om de lezer in te wijden in de gewoonten en gebruiken van het campusleven waarvan zij ook niets kent. Iedere ontdekking van Charlotte is een ontdekking voor de lezer. Het campusleven is trouwens veel harder voor een vrouw dan voor een man.

U verwerkt in het boek heel wat theorie- en over het al dan niet bestaan van de ziel.

WOLFE: Charlottes intelligentie en interesse in ‘de ziel’ verhoogt het tragisch karakter van het boek. Charlotte kon een briljant theoreticus worden, ze kon verslaafd raken aan drank en drugs en seks of ze had aan het eind van het boek een vrouwenbeweging kunnen starten. Maar haar einde is miezerig. Ze kiest de meest miezerige manier om uit te blinken: aan de arm van een atleet.

Hebt u nog geen reacties gekregen van feministische groepjes aan de universiteiten?

WOLFE: Nee. Maar ik ben wel benieuwd naar wat zij erover denken. Het is trouwens een grote fout geweest van de feministen om te beweren dat vrouwen gelijk waren aan de man. Het klinkt fantastisch, maar ik heb wel gezien dat vrouwen veel meer risico’s lopen en moeten vechten om hun eigenwaarde dan een man. Op de universiteit klitten mannen in groepjes samen. Ze doen alles samen: van vrouwen versieren tot artikels schrijven en aan de paleispoorten van de toekomst trekken. Een vrouw kan alleen maar heel goed zorg dragen voor zichzelf. Van een ander hoeft ze het niet te verwachten.

En stel je voor wat nu het gevolg is van de in de jaren zestig ooit zo gepredikte vrije liefde: demografische paniek. Er zijn te weinig kinderen! De vrije liefde heeft alleen het geboortecijfer doen dalen, aan de liefde heeft het niets gewijzigd. Wie iets over de demografie van de toekomst wil weten, moet in de kerk het aantal gelovigen gaan tellen.

Gaat u nog naar de kerk?

WOLFE: Ik ben streng presbyteriaans opgevoed en ben lang naar de kerk gegaan. Wij geloofden dat we van bij onze geboorte al dan niet uitverkoren waren door God. God had op voorhand onze kansen bepaald. Wie een zonde beging, verloor zijn kans. Naarmate ik ouder werd, vond ik het idee steeds lachwekkender en bleef ik uit de kerk weg. Nu lees ik bij neurowetenschappers dat je mate van succes of falen genetisch vastligt bij je geboorte.

U wordt als de grondlegger van het ‘new journalism’ beschouwd. Een half jaar geleden verscheen een bundel reportages van de generatie die u opvolgde en nu al de ‘new new journalists’ worden genoemd. Sluit u zich bij hen aan?

WOLFE: Op dezelfde manier als ik mij bij mijn vorige generaties aansloot. De term new journalism was trouwens gewoon een voortzetting van het naturalisme of het sociaal-realisme in de literatuur. De journalist Stephen Crane zou ‘een wereldwonder’ heten als hij niet gestorven was op 29-jarige leeftijd. Ik hou van zijn manier van schrijven. In 1895, toen hij 24 was, schreef hij de roman The Red Badge of Courage, een roman over de Burgeroorlog in de VS. Hij had echt geleefd tussen die soldaten. Hij werd begin van de 20e eeuw het grote voorbeeld voor Hemingway. Wie waren wij geweest als Dickens er niet was geweest. Hij schreef de prachtige taal van de straat zonder ze op te poetsen. Hij bracht mensentaal naar de literatuur. Ik verwees al naar Zola. Na het verschijnen van The Bonfire of the Vanities kreeg ik dezelfde verwijten te horen die hij ooit gekregen had. Ik zou ‘negatief stereotyperen’. De manier waarop ik etnische en raciale types neerzette, zou niet juist zijn. Ik heb alleen een ongeschreven etiquetteregel overschreden. Je mocht het verhaal wel brengen maar alleen op een bepaalde manier: er moest altijd een held tussenzitten die wijzer was dan de rest, die wat Verlicht was en als een voorbeeld kon dienen. Wel die helden bestaan niet.

Wat is uw volgende project?

WOLFE: ‘Duizend jaar geschiedenis op achtennegentig pagina’s’. 98 klinkt nog minder dan 100. Iedereen lacht me ermee uit, maar ik zit al jaren met het idee in mijn hoofd. Ik wil alles van het jaar duizend tot nu verklaren. De Nederlanders zijn in mijn ogen die voorbije duizend jaar van ongelooflijke invloed geweest. Zonder de Nederlanden van de 17e eeuw, hadden we nergens gestaan. Hier ontstond de echte burgerlijkheid, hier werden dissecties op straat uitgevoerd waar mensen van alle landen naar kwamen kijken. Hier groeide het geloof in de rede.

Ik vind ook dat iedere journalist de poëzie van de negentiende-eeuwse dichter Willem Kloos zou moeten lezen.

Leest u dan Willem Kloos?

WOLFE: (Met de ogen dicht) ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten…

En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon…’

Door Anna Luyten

‘Als ik een schok wil teweegbrengen in het schrijversmilieu, dan pin ik de Amerikaanse vlag op mijn vest.’

‘Politieke analisten hoeven geen polls meer uit te schrijven, ze kunnen gewoon bij mij te rade komen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content