Vandaag ontmoeten de Vlaamse en Waalse regering elkaar in Terhulpen. Een unicum. Maar voor een nieuwe staatshervorming is het te vroeg.
De Walen willen geld voor hun onderwijs. De Vlaamse liberalen willen minder, maar vooral Vlaamse belastingen. De Vlaamse socialisten willen de afschaffing van het kijk- en luistergeld, als lokmiddel om de niet bepaald Vlaamsgevoelige achterban het voordeel van fiscale autonomie te laten inzien. En Brusselaars Philippe Moureaux (PS) en Annemie Neyts (VLD) willen geld voor Brussel.
Dat zijn, in een notendop, de belangen waarop een nieuw communautair akkoord geënt wordt. Politieke belangen zijn iets anders dan eisen: ze dienen als hefboom om tijdens onderhandelingen te kunnen vragen, dreigen, geven en nemen.
Dat proces is op dit moment aan de gang, maar tot op vandaag nog altijd niet in een formeel overleg en al helemaal niet in een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap. Wel in drie informele circuits: in federale werkgroepen, in een overleg tussen Vlaamse meerderheidspartijen en dan ook nog eens binnen de politieke families (PS-SP/VLD-PRL/Ecolo-Agalev). Het vierde, officiële, circuit – de Costa – ligt nagenoeg plat.
Dat premier Guy Verhofstadt (VLD) op 17 oktober een groot communautair akkoord zal kunnen aankondigen, is dus heel onwaarschijnlijk. Het zal in elk geval niet gaan zonder een ouderwets lange nacht van onderhandelingen.
De enige verdienste van de door de paarsgroene regeringen veel geprezen communautaire entente is tot nu toe dat er tussen noord en zuid op z’n minst gepraat wordt over een herziening van de financieringsmechanismen. Het enige praktische resultaat van die dooi in de relaties is de regionalisering van Buitenlandse Handel en Landbouw. En dan nog, Vlaams minister-president Patrick Dewael (VLD) en zijn Waalse collega Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) willen vandaag in het kasteel van Terhulpen samen een vuist maken voor de uitvoering van dat akkoord van april. Daar wordt ook over mobiliteit gesproken: over het gratis busvervoer, het Brusselse voorstadsnet en – heel voorwaardelijk en uiterst omfloerst – over de regionalisering van de NMBS.
SLEUTELEN AAN DE SLEUTEL
Klein bier in vergelijking met wat er op de informele overlegtafels ligt. Vooral op het Vlaams partijenoverleg wil men niet opnieuw de fout van het vorige Vlaams parlement en van de regering maken: heel stoere, maar onbruikbare standpunten innemen. Deze keer mikt het overleg op direct resultaat met zicht op onderhandelingen tussen Franstaligen en Vlamingen. Het is erop of eronder, en dat verklaart de grote discretie die de gesprekken kenmerkt. Alvast op dit punt is er onder deze regering minder opendebatcultuur dan onder Luc Van den Brande (CVP).
Vooral de complexiteit van de financieringswet en de moeilijkheden om die te herzien, blijken van bij het begin zwaar onderschat. ‘De technische kennis van die wet is onthutsend gering’, zo stelde een onderhandelaar vast. Van de huidige politieke spelers op het veld is Philippe Moureaux (PS) de enige die het alfa en omega ervan kent (hij was er in 1988 als vice-premier mede-architect van). Hij is op het federale niveau, achter de schermen, de derde man naast Johan Vande Lanotte (SP) en Louis Michel (VLD), beiden bevoegd voor de institutionele hervorming.
De verdeelsleutels voor de financiering van gewesten en gemeenschappen moesten eind vorig jaar al herzien zijn. Maar ook nu nog blijkt sleutelen aan die sleutels aartsmoeilijk. De verdeling voor iedereen ‘billijker’ maken, is al snel te duur. Ook een beperkte fiscale autonomie voor de gewesten (bijvoorbeeld een kwart van de personenbelasting, het plan dat officieus voorligt) betekent een fikse aderlating voor de federale kas. Nog los van de vraag hoe het georganiseerd kan worden.
Ten slotte zit ook Brussel meer dan ooit in de weg. Het gratis busvervoer voor Vlaamse 65-plussers was daarvoor een testcase. Moet de bejaarde Nederlandstalige ket wél recht op een gratis rit krijgen, en zijn Franstalige buurman niet? Dezelfde vraag rijst bij de zorgverzekering of het kijk-en luistergeld. Het bi-communautaire karakter van het hoofdstedelijk gewest doortrekken, betekent de invoering van de ‘subnationaliteit’. Ketten moeten zich immers bekennen tot de Vlaamse of Franse Gemeenschap. Dat leidt dus tot de geïnstitutionaliseerde ongelijkheid tussen inwoners van dezelfde stad.
Ook over het relatief eenvoudige en overrijpe dossier van de gemeente- en provinciewet blijft de hamvraag onbeslist: wat met de Brusselse rand? De Vlaamse meerderheidspartijen lijken bereid om met de Franstaligen een afspraak te maken over het burgemeesterschap van de zes randgemeenten. Al dan niet gekoppeld aan een eventuele versoepeling van het (Leo) Peeters-principe over de toepassing van de faciliteiten. De Franstaligen zijn ervoor beducht dat de Vlaamse overheid zou weigeren om burgemeesters te benoemen die uit een Franstalige meerderheid komen. Want dan krijg je daar in de rand zes Voerense carrousels. Evenmin uitgeklaard is de Vlaamse vertegenwoordiging in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.
Kortom, de nacht wordt nog heel lang. En het eigenlijke werk zal pas na 17 oktober beginnen. Zegt een SP-excellentie: ‘Dehaene was de loodgieter. Hij schoof mee aan tafel, wroette mee op de technische details. Nu hebben we een liberale visionair als premier. Hij zal op 17 oktober wel de grote lijnen uitzetten, en dan mogen wij er hem de volgende dag op wijzen dat het één en ander gemakkelijker gezegd dan gedaan is.’
F.R.