Waarom u altijd te veel betaalt
Politiek en vrije markt hebben elkaar van in den beginne gevonden bij telecomreuzen Proximus en Telenet, die samen 95 procent van de Vlaamse markt beheersen. Het gevolg: onze telecomfactuur is zowat de hoogste in Europa.
‘Vandaag moet ik in de telecomsector iets merkwaardigs vaststellen’, zegt Luc Van den Brande. Hij hapt naar adem en dan komt het: ‘Concurrentie leidt niet automatisch tot lagere tarieven.’ Van den Brande (CD&V), van 1992 tot 1999 minister-president van Vlaanderen, is de geestelijke vader van Telenet, het Vlaamse antwoord op het als Franstalig geziene telecombedrijf Belgacom, dat we nu kennen als Proximus.
‘Telenet was méér dan een Vlaams initiatief’, vertelt Van den Brande. ‘Belgacom had tot dan toe het telecommonopolie. Met Telenet wilden we eindelijk wat concurrentie creëren. Die concurrentie had drie doelstellingen. Eén: een zo hoog mogelijke kwaliteit. Daarin zijn we geslaagd. Twee: de laagste toegangsdrempel. Ook daar zitten we goed. En drie: dat alles tegen de laagste prijs. Dat is helaas niet gelukt. Onze telecomtarieven behoren tot de hoogste van Europa. Hoe komt dat toch?’
Misschien is Luc Van den Brande zo verwonderd omdat hij een cruciaal aspect over het hoofd ziet. Toen hij als minister-president op de stichting van Telenet aanstuurde, wilde hij in de allereerste plaats Vlaams economisch weefsel ontwikkelen. In de telecomsector ging het daarbij, onderliggend, om de strijd tegen die ene grote concurrent: Belgacom. De klanten leken wel bijzaak.
Vlaanderen: Franse kolonie
In de vroege jaren negentig was iedereen nog onder de indruk van wat in 1988 gebeurd was. De grootste holding van het land, de Generale Maatschappij van België, die heel wat sleutelsectoren van onze economie controleerde, was dat jaar na een lange overnamestrijd in handen gevallen van het Franse Suez, vandaag bekend als ENGIE. Een aantal journalisten en opiniemakers, al dan niet van dichtbij betrokken bij de redactie van het financieel-economische weekblad Trends, publiceerden in 1993 het boek Vlaanderen: een Franse kolonie? Sector per sector gingen ze de invloed van het Franse bedrijfsleven op de Vlaamse economie na.
Voor telecommunicatie stonden de lichten op oranje: de Vlaamse kabelmarkt was al voor een stuk in Franse handen. De auteurs van Vlaanderen: een Franse kolonie? zagen maar één oplossing: een politiek initiatief om de kabel weer onder ‘eigen’, Vlaamse controle te krijgen. Dat dan meteen komaf kon worden gemaakt met het monopolie van Belgacom, was meegenomen. De gemeenten, die via de intercommunales eigenaar waren van het kabelnetwerk, moesten volgens de auteurs bij de hele operatie worden betrokken.
Vlaams minister-president Van den Brande nam de voorzet van de Trends-groep aan, en lanceerde een project voor ‘nieuwe diensten op de kabel’ onder de naam Telenet Vlaanderen. Dat was een economisch dossier én een politieke aangelegenheid. In die tijd was Belgacom het paradepaardje van de federale regering. De toenmalige minister van Overheidsbedrijven, Elio Di Rupo (PS), deed er alles aan om het nieuwe initiatief van de Vlaamse regering een stok in het wiel te steken. Ook de institutionele achtergrond speelde mee: sinds het Sint-Michielsakkoord (1992-1993), dat België formeel omvormde tot een federale staat, was er sprake van een echte Vlaamse regering. Die wilde zich vooral op sociaaleconomisch vlak profileren. Bepaalde krachten in het ‘oude België’ zagen dat met lede ogen aan, maar kregen geen steun van premier Jean-Luc Dehaene (CVP).
Zo werd Telenet algauw een belangrijk element in de herverkaveling van de macht tussen het federale België en Vlaanderen. In Vlaanderen zelf droomden de gemeentelijke mandatarissen steeds meer van de macht, en daarbij kwam Telenet als geroepen. ‘Door de krachten te bundelen, kunnen de gemeenten hun economische positie eindelijk omzetten in daadwerkelijke bestuursmacht’, klonk het bij de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG). Telenet was, merkwaardig genoeg, geen verhaal van etatisten tegen vrijemarktdenkers – de meeste steden en gemeenten begonnen op dat moment te spreken over de privatisering van een aantal diensten – of van links tegen rechts: toen PS’er Di Rupo Telenet iets te ostentatief begon te hinderen, tikte eurocommissaris Karel Van Miert (SP) hem op de vingers.
Uiteindelijk werd Telenet in 1996 boven de doopvont gehouden. Het eerste beton op de Telenet-werf in Mechelen werd gestort door de belangrijkste plaatselijke politicus: Luc Van den Brande. De grote aandeelhouders waren de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (GIMV), het Amerikaanse US West, een groep privéinvesteerders (waaronder Kredietbank, Ackermans & van Haaren, Ibel, Gevaert, ABB, Rabobank), de kabelmaatschappijen en zes ‘zuivere’ en twaalf ‘gemengde’ intercommunales. Van in het begin had Telenet zijn wortels bij de Vlaamse regering en de Vlaamse steden en gemeenten. Veel meer politiek kan moeilijk.
Troostprijs voor Stefaan
Met de oprichting van Telenet kwam er eindelijk concurrentie voor die ene, historische speler op de Belgische telecommarkt: de Regie voor Telegraaf en Telefoon (RTT), na 1992 bekend als Belgacom en sinds 2015 als Proximus. De RTT werd in 1930 door de overheid opgericht en werd het schoolvoorbeeld van een gescleroseerd staatsbedrijf waar klantvriendelijkheid niet in het woordenboek stond. Je moest soms maanden wachten op een telefoonaansluiting; bij een probleem werd je van het kastje naar de muur gestuurd. Het imago van de RTT was belabberd, in de volksmond stond het letterwoord voor ‘Rap Terug aan de Toog’ – je kreeg nooit de indruk dat er hard werd gewerkt.
De RTT was van hoog tot laag gepolitiseerd. De topmensen waren politieke pionnen. Achteraf verbaasde het weinigen dat het bedrijf in 1973 in opspraak kwam door het zogenoemde RTT-schandaal. Dat ging over persoonlijke verrijking van administrateur-generaal Germain Baudrin en van de Belgische Socialistische Partij (in 1978 opgesplitst in SP en PS), over steekpenningen en het spekken van de partijkas. Ook heel wat gewone werknemers hadden alles te danken aan politieke tussenkomsten. Ze konden bij de RTT aan de slag omdat ze een ‘politieke kruiwagen’ hadden gebruikt: je ging naar het spreekuur van een politicus van de partij die de minister van Post, Telegraaf en Telefoon (PTT) leverde, vroeg nederig of hij je aan een baantje bij de RTT kon helpen, en als dank beloofde je aan hem te denken in het stemhokje. Zo ging dat veertig, vijftig jaar geleden.
Begin jaren 90 ontvelde de RTT tot Belgacom. Onder leiding van de flamboyante Nederlandse manager en schaakpromotor Bessel Kok werd het bedrijf dynamischer en ging het aandacht besteden aan zijn klanten. Daarin werd het aangepord door concurrent Telenet. Kok werd opgevolgd door de charismatische John Goossens, die het pad van de modernisering verder bewandelde. Tegelijkertijd werd Belgacom deels geprivatiseerd. Nadat autofreak Goossens in 2002 plots was overleden tijdens een werkvergadering op het circuit van Francorchamps, werd hij opgevolgd door Didier Bellens, jarenlang de rechterhand van Albert Frère, de rijkste man van ons land. Twee jaar later trok Belgacom naar de beurs, al bleef de Belgische staat meerderheidsaandeelhouder.
Bellens ontpopte zich gaandeweg als een caractériel en kwam geregeld in opspraak. Zo werd hij in 2011 beschuldigd van passieve corruptie: het gerecht van Bergen verdacht hem ervan ‘persoonlijke voordelen’ te hebben overgehouden aan de verkoop van een oud RTT-gebouw aan een vertrouweling. De PS hield hem aldoor de hand boven het hoofd, tot veler verbazing. In 2016, vlak na zijn dood, zou Didier Bellens nog opduiken in de Panama Papers: terwijl hij Belgacom leidde, zat hij samen met een paar fraudeurs in Calpe Investment Limited, een investeringsfonds op de Britse Maagdeneilanden. In 2013 was hij bij Belgacom ontslagen, na heel wat geduw en getrek. Hij werd opgevolgd door Dominique Leroy, die algauw besliste om alle commerciële Belgacom-producten onder de vlag van Proximus te brengen.
Lange tijd was de overheid de enige aandeelhouder van Proximus, nu bezit ze nog altijd meer dan 50 procent van het beursgenoteerde bedrijf. De regering benoemt nog altijd de helft van de veertienkoppige raad van bestuur. De politiek heeft altijd de eerste viool gespeeld bij Proximus, en dat is nog niet echt veranderd. Tekenend is bijvoorbeeld hoe oud-minister Stefaan De Clerck (CD&V) in 2013 voorzitter werd van de raad van bestuur, als opvolger van Theo Dilissen, die in de bedrijfswereld zijn sporen had verdiend. Voor De Clerck was de post een troostprijs, nadat hij de burgemeesterssjerp van Kortrijk was misgelopen. Dat hij geen ervaring in de ondernemerswereld en geen kennis van de telecomsector had, was een detail. ‘Hij kan toch een telefoon opnemen? Wel, dat volstaat’: die uitspraak wordt toegeschreven aan CD&V-voorzitter Wouter Beke.
Rond het voorzitterschap van De Clerck ontstond ook commotie omdat hij hardnekkig vasthield aan zijn parlementaire vertrekpremie van 270.000 euro, ook al had hij het parlement vrijwillig verlaten. Onder druk van onder meer zijn partij zag hij daarvan af. Als Proximus-voorzitter ontving De Clerck in 2015 een vaste vergoeding van 50.000 euro, presentiegeld van 10.000 euro per vergadering, en 4000 euro om zijn communicatiekosten te compenseren. In totaal komt dat neer op 166.500 euro per jaar.
Een ander mooi voorbeeld van de innige verstrengeling van de politiek en Proximus is de manier waarop Karel De Gucht (Open VLD) er in 2015 bestuurder werd. De Gucht zag zijn mandaat als Europees commissaris graag verlengd, maar bij de vorming van de regering-Michel werd Marianne Thyssen (CD&V) als de Belgische eurocommissaris aangeduid. Daarop liet De Gucht zijn oog vallen op een zetel in de raad van bestuur van Proximus. Terwijl hij van de Europese Commissie een afscheidspremie van meer dan 300.000 euro ontving, vroeg en kreeg hij de toestemming van Europa om – als ex-eurocommissaris voor Handel, nota bene – snel bestuurder te worden bij Proximus. Een Proximus-bestuurder krijgt een vaste vergoeding van 25.000 euro, 5000 euro per bijgewoonde vergadering en 2000 euro voor zijn communicatiekosten. Dat is goed voor meer dan 70.000 euro per jaar.
Het Telenet-aanbod
Ook bij het bestuur van Telenet waren van in het begin politici betrokken. De intercommunales hadden 33 procent van Telenet in handen, en waren vertegenwoordigd in de raad van bestuur. Onder anderen Serge Grysolle (Open VLD-schepen van Financiën in Aalst), Paul Van de Casteele (CD&V-burgemeester van Hamme), Patrick Moenaert (CD&V-burgemeester van Brugge) en Freddy Willockx (SP.A-burgemeester van Sint-Niklaas) hadden er ooit zitting.
Freddy Willockx legt uit hoe dat in zijn geval ging: ‘Ik werd door mijn partijvoorzitter Steve Stevaert gepolst of ik niet namens de Vlaamse socialisten wilde toetreden tot de raad van bestuur van Telenet.’ Willockx was in de jaren 80 nog minister van PTT geweest, en had voogdij uitgeoefend over de RTT. ‘Ik was geen specialist, maar ik begreep het abc van de telecommunicatie.’ In de raad van bestuur ontpopte hij zich naar eigen zeggen als een sparringpartner van Duco Sickinghe, die van 2001 tot 2013 Telenet-ceo was. ‘Ik herinner me dat Telenet ooit een rechtszaak wilde aanspannen tegen kabelmaatschappij Interkabel, maar dat we dat konden afblokken.’ En natuurlijk waren er moeilijke prijsdiscussies. Bestuurders als Willockx moesten drie belangen verdedigen: dat van het bedrijf Telenet, dat van de gemeenten en dat van de burgers (ofwel: de klanten). Willockx: ‘Die belangen verzoenen was niet vanzelfsprekend. Gemeenten hebben altijd meer geld nodig.’
Telenet was opgericht als beheerder van de kabel. In de loop der jaren werden daar diensten rond gebouwd: vaste en mobiele telefonie, internet, digitale televisie. Een compleet entertainmentbedrijf worden: dat was de ambitie. In 2005, één jaar na Belgacom, trok Telenet naar de beurs. De intercommunales verminderden hun belang, en zo passeerden ruim 300 Vlaamse gemeenten langs de kassa. Ze puurden naar schatting 350 miljoen euro uit de beursgang.
Het gevolg was dat de politici uit de raad van bestuur moesten verdwijnen. Toch wilde Telenet politici in de buurt houden. Aangezien de overheid nog altijd meerderheidsaandeelhouder was bij concurrent Proximus, zaten daar wel nog politici in de raad van bestuur: de Telenet-top vond dat ‘bedreigend’. Daarom zette Telenet de adviesraad op waarin politici zitting hadden en waarover de voorbije weken zo veel te doen was. ‘Nee, ik zou nooit advies hebben gegeven aan Telenet’, zegt Luc Van den Brande. ‘Ik hou er niet van dat zoiets in de duik gebeurt.’
Willockx werd wel lid van de adviesraad: ‘Van een aantal bestuurders nam Telenet afscheid, maar Patrick Moenaert en ik werden aangesproken: of we geen lid van die nieuwe adviesraad wilden worden. We zijn op dat aanbod ingegaan.’ Hun vergoeding kwam overeen met wat ze kregen als bestuurder. ‘We konden hun toch plots niet minder betalen?’ zeggen ex-Telenet-verantwoordelijken die alleen anoniem over de zaak willen praten. De leden kregen een vast bedrag van 12.000 euro per jaar en 2000 euro per vergadering. Willockx, bijvoorbeeld, verdiende tussen 2011 en 2014 in totaal 54.000 euro bruto als lid van de adviesraad.
Andere leden van de adviesraad zijn ondertussen bekend, zoals Peter Vanvelthoven (SP.A) en Patrick Dewael (Open VLD). Die laatste was de grootverdiener onder de Telenet-adviseurs: tussen 2011 en 2015 kreeg hij 82.000 euro. Een opvallende naam onder de adviseurs was die van Kamervoorzitter en voormalig VRT-journalist Siegfried Bracke (N-VA). Na heel wat verwarring en tumult verklaarde hij dat hij tijdens zijn Kamervoorzitterschap geen facturen had verstuurd naar Telenet, en dus niet betaald was voor zijn adviseurschap. Dat neemt niet weg dat er vragen blijven. ‘Ik zal het zuinig formuleren’, zegt Van den Brande, die ondertussen VRT-voorzitter is en in die functie een concurrent van Telenet, ‘maar het roept op zijn minst vragen op dat Bracke advies uitbracht bij Telenet, aandeelhouder van de televisiezenders VIER en VIJF, terwijl hij nog VRT-personeelslid was.’
Dat ex-premier Yves Leterme (CD&V) vanaf eind 2011 in de adviesraad van Telenet zat, deed ook wenkbrauwen fronsen. Minder bekend is blijkbaar dat Leterme na zijn actieve politieke carrière interesse is gaan tonen voor telecom. Zo werd hij in 2014 bestuurder bij Tele Columbus, de op twee na grootste kabelmaatschappij van Duitsland. Die wordt sinds 2011 geleid door de Vlaming Ronny Verhelst, die bij Telenet jarenlang de rechterhand van Duco Sickinghe was en onder meer voor de politieke contacten instond. Voorzitter van Tele Columbus is Frank Donck, ex-voorzitter van Telenet. Leterme ontving in 2015 als bestuurder van Tele Columbus 60.000 euro. Begin dit jaar verkocht hij voor in totaal 125.000 euro aan aandelen van het bedrijf.
Wat hielden de adviezen van die politici aan Telenet in? Telenet blijft vaag: ze zouden goede raad geven ‘rond de sociaaleconomische en de politieke uitdagingen en de media-uitdagingen van het bedrijf’. Na heel wat rondvragen blijkt dat de adviesraad vier keer per jaar op de hoogte werd gebracht van de kwartaalcijfers en de budgetten. De politici werden gepolst over de prijzenpolitiek, bijvoorbeeld over de sociale tarieven. En als Telenet vijf televisiezenders moest schrappen uit het aanbod, werd daarover hun mening gevraagd.
‘We wilden weten wat er leefde onder de lokale bestuurders’, zegt iemand van Telenet die nauw bij de adviesraad betrokken was. ‘We waren er ook van overtuigd dat zij ons konden vertellen wat de gevoeligheden waren bij hun kiezers, zeg maar de bevolking. Die adviesraden waren echt geen zelfbedieningszaak. Er werd zinvol gediscussieerd over allerlei onderwerpen. Of we hen ook vroegen om voor Telenet te lobbyen? Nooit. Grote jongens als Dewael of Leterme zouden zich daar ook niet toe lenen.’
Willockx getuigt: ‘Telenet zag die adviesraad veeleer als een klankbord dan als een echte lobbygroep. Er waren interessante debatten. We werden op de hoogte gehouden van het financiële reilen en zeilen van het bedrijf. Er werd naar onze mening gevraagd, bijvoorbeeld als Telenet moest reageren op een negatieve doorlichting van de tarieven door Test-Aankoop. Ik weet dat het een beetje vervelend is voor Siegfried Bracke, maar de debatten gingen vaak over televisie en media, en onze strategie tegenover VTM en VRT. En inderdaad: af en toe kwam er een vraag aan de politici om tussenbeide te komen in de politieke besluitvorming. Maar dat was echt de uitzondering op de regel.’
Ook Proximus roept één keer per jaar een adviesraad bijeen met burgemeesters van vooral de centrumsteden. ‘Advies inwinnen en de vinger aan de pols houden, dat zijn standaardpraktijken’, zegt Dirk Lybaert, chief corporate affairs officer bij Proximus. ‘Maar we vergoeden die politici niet.’ Dat benadrukt ook topvrouw Dominique Leroy: ‘We zouden nooit politici betalen voor hun advies.’ Bij Telenet moeten ze daarmee lachen: ‘Bij Proximus zitten politici in de raad van bestuur, en zij worden daarvoor vergoed.’
Sinterklaas
Proximus en Telenet mogen dan vanaf dag één duchtig met elkaar gewedijverd hebben, toch zijn onze telefoondiensten duurder dan die in onze buurlanden, en zijn ze dat vaak ook in vergelijking met de rest van Europa. Het Prijzenobservatorium, dat met een half leger de ontwikkeling van de prijzen volgt, signaleert dat al jaren. Een citaat uit zijn verslag van 2015: ‘De consumptieprijzen voor telecommunicatie tussen 2008 en 2015 daalden in België met 10 procent tegenover een meer uitgesproken daling in onze buurlanden met 16,6 procent.’
En er is meer. Niet alleen dalen de prijzen bij ons minder sterk, de meest populaire telecomproducten worden zelfs duurder: de zogenoemde bundels, waarmee je bij één leverancier een abonnement koopt op vaste telefonie, internet en televisie, werden vorig jaar in ons land 7,7 procent duurder, een stijging die we in de rest van Europa niet zagen. Kristof Van Ostaede van Test-Aankoop bevestigt dat: ‘We deden een grote studie in 2015. Daaruit blijkt dat gecombineerde aanbiedingen in België zeer duur zijn. In vergelijking met de zeven andere landen in de studie scoren we het slechtst voor een basisaanbod van bellen, surfen en tv. In ons land betaalt de consument gemiddeld dubbel zo veel als een Fransman en meer dan 50 procent boven op het bedrag dat Duitsers en Portugezen neertellen.’
Zowel Proximus als Telenet deed er de voorbije jaren alles aan om zo veel mogelijk mensen aan zich te binden met een gecombineerd aanbod. Van Ostaede: ‘Terwijl in 2007 nog maar 15 procent van de klanten voor een “3 in 1”-abonnement koos, doet vandaag al 60 procent dat.’ En nu zijn de telecomoperatoren volop bezig om hun klanten te overhalen om ook een vierde dienst te kiezen: een gsm-abonnement. Die quadruple play-formule heeft een marktaandeel van pakweg 25 procent. ‘In ons land is die formule een dure grap. Gemiddeld kost een basispakket bijna 90 euro. Ook dat is meer dan in de andere zeven landen in onze studie’, zegt Van Ostaede.
Dat onze telecomtarieven tot de hoogste van Europa behoren en nog blijven stijgen, verontrust ook de Nationale Bank. De telecomfacturen nemen immers een flinke hap uit het budget van alle burgers, en tasten zo de koopkracht aan. Ze ondermijnen ook de concurrentiekracht van de bedrijven. Door de duurdere telecomtarieven ligt onze inflatie namelijk hoger dan die in onze buurlanden. En aangezien onze lonen de inflatie volgen, via de indexkoppeling, stijgen ook onze loonkosten sneller. Dat vreet aan onze concurrentiekracht. Helemaal niet zo kort door de bocht: onze dure telecomtarieven berokkenen schade aan onze economie. Minister van Economie Kris Peeters (CD&V) heeft daarover een studie besteld bij het Prijzenobservatorium. De resultaten worden eerstdaags bekend gemaakt, maar er is al veel duidelijk.
Volgens telecomspecialisten verklaart een aantal objectieve redenen waarom de telecomprijzen in ons land hoger liggen. Zo vallen de investeringskosten en het onderhoud van een netwerk duurder uit dan bijvoorbeeld in Nederland, omdat wij met lintbebouwing zitten en onze noorderburen meer geconcentreerd wonen. De kwaliteit van onze telecomproducten ligt ook hoger: we surfen bijvoorbeeld sneller. En sommigen wijzen erop dat in ons land jaarlijks veel prijzen worden verhoogd met de inflatie, de stijging van de kosten van levensonderhoud: de prijzen van gas, elektriciteit, openbaar vervoer gaan automatisch omhoog, net zoals de telecomtarieven.
Maar iedereen die de telecomsector een beetje volgt, is het erover eens: vooral het gebrek aan concurrentie speelt een rol. ‘Onze hoge telecomprijzen zijn natuurlijk het gevolg van het feitelijke duopolie Proximus-Telecom’, zeggen Van den Brande en Willockx onafhankelijk van elkaar. ‘Er is dringend meer concurrentie nodig van andere operatoren.’
In Vlaanderen beheersen Proximus en Telenet 95 procent van de telecommarkt. Hoezeer ze elkaar ook beconcurreren, ze leveren nooit een prijzenslag. Integendeel. ‘Ze doen elkaar geen pijn’, zegt Kristof Van Ostaede van Test-Aankoop. ‘Ze drijven ongestoord jaar na jaar vrolijk hun prijzen op.’ Dat komt hun aandeelhouders goed uit: een prijzenoorlog zou leiden tot minder winst, en minder winst is niet goed voor de aandelenkoers en het dividend.
Telenet heeft vandaag het Amerikaanse Liberty Global als meerderheidsaandeelhouder, dat onlangs nog in het nieuws kwam met de overname van het formule 1-circus voor 4,4 miljard dollar. Zo’n 35 procent van de Telenet-aandelen zit via de beurs verspreid bij beleggers. Bij Proximus is voor zo’n 40 procent beursgenoteerd, de Belgische staat heeft de meerderheid. Het is bekend dat de regering voor haar begroting rekent op een mooi dividend van Proximus. Ex-topman Bellens verklaarde ooit dat de premier hem jaarlijks belde om te informeren naar dat dividend, ‘een beetje zoals een klein kind dat om zijn sinterklaas komt’. Zijn opvolgster Dominique Leroy zei onlangs nog dat Proximus jaarlijks 1,7 miljard euro aan de overheid betaalt aan belastingen, dividenden en voor allerhande vergunningen.
Slotsom: we betalen een veel hogere telecomrekening dan elders in Europa, terwijl de twee grootste telecomoperatoren ingebed zijn in de politiek. De Proximus- en Telenet-aandeelhouders wrijven zich ondertussen in de handen. Zowel voor de privébeleggers als voor de overheid zijn de telecombedrijven melkkoeien. Hun hele geschiedenis lang is het belang van de klant nooit de eerste strategische bekommernis van Proximus en Telenet geweest. En evenmin van de politici, van welke partij dan ook, die beide bedrijven hebben geadviseerd en bestuurd.
Door EWALD PIRONET en WALTER PAULI, illustratie SERGE BAEKEN
Hoe de telecomreuzen melkkoeien van privébeleggers en de politiek werden
Van in het begin had Telenet zijn wortels bij de Vlaamse regering en de Vlaamse steden en gemeenten. Veel meer politiek kan moeilijk.
De telecomfacturen nemen een flinke hap uit het budget van alle burgers, en tasten zo de koopkracht aan. Ze ondermijnen ook de concurrentiekracht van de bedrijven. Dat verontrust de Nationale Bank.
‘We wilden met Telenet de markt opengooien, maar dat heeft helaas niet geleid tot prijsdalingen. Integendeel.’ Luc Van den Brande (CD&V)’Af en toe kwam er een vraag aan de politici in de Telenet-adviesraad om tussenbeide te komen in de politieke besluitvorming.’ Freddy Willockx (SP.A)
‘We zouden nooit politici betalen voor hun advies’, zegt Proximus-topvrouw Dominique Leroy. Bij Telenet moeten ze daarmee lachen: ‘Bij Proximus zitten politici in de raad van bestuur en die worden daarvoor vergoed.’
In Vlaanderen beheersen Proximus en Telenet 95 procent van de telecommarkt. ‘Ze doen elkaar geen pijn. Ze drijven ongestoord jaar na jaar vrolijk hun prijzen op.’ Kristof Van Ostaede (Test-Aankoop)