Jonge theatermakers moeten afleren op hun lippen te bijten.
KunstenfestivaldesArts 2003. In de Brusselse La Raffinerie woon ik Romeo Castellucci’s IV° Episode of Tragedia Endogonidia bij. De Italiaanse topregisseur ensceneert er bevreemdende figuren die gruwelijke rituelen uitvoeren. Ze doen dat in een gigantische marmeren kubus waarvan het publiek de vierde wand vormt. Ik zit op de eerste rij. En ik ben bang. Er kan me niets gebeuren, en toch voel ik pure angst tijdens en door de voorstelling.
Dit maakt theatermakers tot meesters: de kunde om met een virtuoze taal heftige emoties bij een publiek op te wekken. Dat is de uitdaging waar jonge theatermakers voor staan. Je merkt hun stress aan hun nog te expliciete taal, aan de manier waarop ze op hun lippen bijten. Zoals de voorbije week.
De eerste lipbijters spotten we bij Speech van MARS. MARS is een jong collectief rond Angelo Tijssens. Na het innemende Sunday Smile (2009), muzikaal locatietheater over de liefde tussen een broer en een zus, vertelt Speech over jong zijn en dwepen met idealen. De oprechtheid van de makers maakt de creatie iets te kwetsbaar en uitleggerig. De acteurs doen zodanig hun best om zo goed mogelijk te performen dat het spontane eraf is. Na een fout zie je ze schuldbewust hun lip opknabbelen. Het is aandoenlijk. Maar het maakt hen te broos.
Regisseuse en auteur Lara Taveirne presenteert een even fragiele Tourne Sol . Haar personages tonen, vanaf een schommel, een gezin waar de liefde een pijnlijke herinnering is geworden. Ook hier piepjong acteertalent op de scène, naast twee ervaren spelers. Die combinatie krikt de productie op en verdoezelt de groene regietaal. Taveirne hanteert de prozaïsche tekst te veel als het cement van de voorstelling.
De nieuwe worp van het Gentse collectief Tibaldus en andere hoeren is niet broos maar speelt met broosheid. Met Paard: een opera breit de bende een sterk vervolg aan hun overrompelende Paard: een musical (2009). In hun werk is de stilte het woord meestal te snel af. Meestal. De zorgvuldige enscenering op locatie, de prachtig uitgebalanceerde scènebeelden en de kien gekozen momenten waarop wordt gesproken of ‘gezongen’ (eerder verbijsterende zang/geschreeuw), maakt hun theater intiem, breekbaar en imposant.
Diezelfde termen zijn van toepassing op Stef Lernous’ Phantasmapolis . Dit tweede luik van Abattoir Fermés INDEX-trilogie is een fezelend horrorportret van de mensheid. De tekst steekt mat af tegen de sterke beelden die laveren tussen gruwel en tederheid. Hier geen beduusde lipjes op de scène. Maar des te meer in de zaal. Dát is volwassen worden.
Els Van Steenberghe