Het aantal Vlamingen en Nederlanders dat zich in Wallonië vestigt, neemt ieder jaar toe. Gevolg: de Nederlandse taal rukt op bezuiden de taalgrens. En de Walen, die kunnen zich er niet druk om maken. Sterker, ze komen de Nederlandstaligen tegemoet met faciliteiten.
In Wallonië staat een bedrijf met daarvoor het bord: ‘Hier spreekt men geen Nederlands’. In Vlaanderen staat een soortgelijk bedrijf met het opschrift: ‘Hier spreekt men niet, hier werkt men’. Het is een mop die in verscheidene varianten de ronde doet. Alleen: het klopt niet dat er in Wallonië geen Nederlands wordt gesproken. Waalse scholieren kiezen steeds vaker Nederlands als tweede taal, meldde Guy Janssens, professor Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Luik, in het vakblad Over Taal. ‘Tot vijftien jaar geleden klopte dat cliché in die zin dat de Walen er toen van overtuigd waren dat je met het Frans overal terechtkon, omdat de wereld in de belangrijke domeinen toch nog steeds in het Frans functioneerde. Intussen is de wereld heel erg veranderd. De Walen zijn er inmiddels van overtuigd dat ze vreemde talen moeten leren, en daarbij is het Nederlands gewaagd aan het Engels.’
Dat viel ook journalist en Walloniëkenner Guido Fonteyn op. ‘De kennis van het Nederlands gaat er in Wallonië met sprongen op vooruit, in elke beroepsgroep en op elk niveau’, schreef hij in zijn VRT-column. ‘Daarachter zit zowel de groeiende economische aantrekkingskracht van Vlaanderen, als het bewustzijn dat als de Walen Belg willen blijven – en dat willen zij – ze de landstaal van de Andere moeten kennen, en dus leren.’ Die wil om te leren lijkt met het jaar toe te nemen. In een enquête voor RTL en L’Avenir, in maart 2008, zei 27 procent van de Walen Nederlands te willen leren. Een jaar eerder was dat nog 22 procent.
Taallunch
Naast de economische aantrekkingskracht van Vlaanderen mist ook het groeiende aantal Vlaamse bedrijven, aangetrokken door de mogelijkheden in Wallonië, zijn uitwerking niet. Sinds 2000 vestigden 197 Vlaamse bedrijven zich in Wallonië, goed voor 970 miljoen euro aan investeringen en 3116 banen. Daarbij gaat het alleen om de cijfers van de Office for Foreign Investors (OFI), dat vermoedt dat er nog veel meer Vlaamse bedrijven actief zijn. Die bedrijven stimuleren het gebruik van de Nederlandse taal, onder meer met zogeheten taallunches, een soort taalbad voor het personeel op grote bedrijfsterreinen georganiseerd door de kamer van koophandel van Luik en Verviers. ‘Er wordt zeer zeker steeds meer Nederlands gesproken’, zegt Alphi Cartuyvels, bu-siness development manager van OFI. ‘Tien, twintig jaar geleden werd het Nederlands nog misprijzend onthaald, maar die mentaliteit is gekeerd. Mensen van 50, 60 jaar die belangrijke posities bekleden, ervaren het gebrek aan kennis van het Nederlands als een grote handicap. Zij pu-shen nu hun kinderen om Nederlands te leren.’
Behalve het aantal Vlaamse bedrijven neemt ook het aantal Vlaamse gezinnen in Wallonië toe. Elk jaar verhuizen duizenden Vlamingen naar Wallonië. In 1997 waren het er een kleine 7000, in 2006 waren het er ruim 8000. De vraag is echter wat hun invloed op het taalgebruik in Wallonië is, omdat velen zich vanuit de taalgrensstreek nog altijd op Vlaanderen lijken te richten. Daardoor ontstaan er slaapwijken: die Vlamingen wonen dan wel in Wallonië, maar ze werken in Vlaanderen of Brussel en sturen hun kinderen naar Vlaamse scholen.
V.L.A.A.M.S.
Het merendeel van de Vlamingen houdt zich momenteel rustig in Wallonië, maar is het denkbaar dat daar ooit verandering in komt? Als hun aantal blijft groeien, zouden ze dan ontwaken in hun slaapwijken? Is het denkbaar dat Vlamingen in Wallonië zich actief gaan mengen in de politiek en bijvoorbeeld meer faciliteiten eisen? Helemaal ondenkbaar is het niet. In 1999 nam de partij V.L.A.A.M.S. in Wallonië deel aan de verkiezingen voor de senaat. De partij was een initiatief van een clubje rond het maandblad Meervoud en de Vlaamse Volksbeweging Brussel, als een reactie op de lijst Union des Francophones in Vlaanderen. De partij haalde onverhoopt 22.649 stemmen in Wallonië. Meer dan 5 procent in Komen, bijna 3 procent in Edingen en Moeskroen. De volgende verkiezingen was het echter weer gedaan met het succes, en V.L.A.A.M.S. werd naar de geschiedenisboeken verwezen.
Negen jaar later waagt zich opnieuw een Vlaming in de Waalse politiek: Rudy Aer-noudt komt met zijn partij LiDé op voor een efficiënt ambtenarenapparaat. Een van zijn programmapunten is tweetaligheid. Wil hij de officiële communicatie van Waalse gemeenten echt tweetalig maken? ‘Waarom niet?’ reageert Aernoudt. ‘We leven in een informatietechnologietijdperk. En wat kost het om iets in twee talen te doen? Niets!’ Een Vlaamse politicus die zaken in het Nederlands wil regelen in Wallonië, benieuwd of hij daarmee wegkomt. ‘De Vlaming wordt in Wallonië niet als een rare vogel beschouwd’, meent Aer-noudt. ‘Men ziet de toename van Nederlandstaligen en vindt het logisch sommige zaken in het Nederlands te regelen. De Walen doen zelfs veel meer moeite om Nederlands te praten dan omgekeerd. Er is in Wallonië een enorme openheid van geest, die totaal tegengesteld is aan de perceptie die wij hebben.’ De econoom en ex-cabinetard van onder anderen Fientje Moerman (Open VLD) verwacht zelfs dat hij navolging zal krijgen. ‘Ik heb zelf een symboolfunctie willen vervullen door als Vlaming een partij in Wallonië te beginnen. Ik denk zeker dat er meer Vlamingen de lokale politiek in zullen gaan.’
Guido Fonteyn geeft Aernoudt – of een anderen Vlaming – weinig kans. ‘Alleen al het idee dat een Vlaming “Wallonië zal gaan redden”. Een ontwikkelingshelper in Wallonië, dat bestaat niet. Wallonië is helemaal niet de hulpbehoevende staat zoals hij die voorstelt. Hij heeft bovendien een enorm Vlaams accent als hij Frans spreekt. Nee, zijn kansen zijn minimaal. Ik zie geen bodem voor Vlaamse politiek in Wallonië.’
Nederwalen
De Vlamingen organiseren zich wellicht nog niet en masse, maar zij zijn niet de enige Nederlandstaligen die zich steeds meer in Wallonië laten zien. Ook de Nederlanders hebben de rust en aantrekkelijke huizenprijzen ontdekt. Het aantal Nederlanders in België is de laatste vijftien jaar verdubbeld. De teller stond begin 2008 op 8175, exclusief de Nederlanders die er een tweede verblijf hebben. Toegegeven, het zijn geen overrompelende cijfers, maar de aard van de Nederlander zorgt ervoor dat ze meer opvallen dan de gemiddelde Vlaming. Dat is tenminste de overtuiging van de Nederlandse journalist Ren de Vree, die zich vier jaar geleden settelde in Roy, een deelgemeente van Marche-en-Famenne. Hij is zelf een uitstekend voorbeeld van de ondernemende Nederlander. Hoewel hij gepensioneerd is, heeft hij de website Waalsweekblad.be opgericht, waarop hij Waals nieuws verzamelt en vertaalt. Iets waar voor zover bekend geen Vlaming zich ooit aan waagde.
Daarnaast is De Vree medeoprichter van de Luikse afdeling van de Orde van den Prince. Die Groot-Nederlandse organisatie is volgends haar website ‘een apolitiek en pluralistisch verzamelpunt van mannen en vrouwen, die zich op grond van hun persoonlijk engagement willen inzetten voor de bevordering en de uitstraling van de taal en de cultuur van de Nederlanden’. Inmiddels telt Wallonië drie afdelingen. ‘De bijeenkomsten hebben een hoog gezelligheidsgehalte, maar we proberen toch ook wel dingen voor elkaar te krijgen om op kleine schaal het Nederlands te promoten’, aldus De Vree. ‘Zo hebben we onlangs Nederlandstalige boeken aan een school in Luik gegeven voor hun taalbad. Verder hebben we een samenwerking met de Nederlandse Taalunie op het oog om Nederlandstalige projecten te stimuleren. Niet om van Wallonië een Nederlandse provincie te maken, maar om mensen die interesse hebben in de Nederlandse taal te helpen. Zo zou ik graag meer Nederlandstalige boeken en kranten in de Waalse bibliotheken beschikbaar willen krijgen, want die zijn er nu maar weinig.’
Zoals overal ter wereld zoeken ook hier de Nederlanders elkaar graag op, merkt De Vree, al is dat niet omdat ze geen moeite willen doen om Frans te leren. ‘Er zijn wel enkele Franse conversatieclubjes, maar de kennis van het Frans van de Nederlanders in Wallonië is niet al te best. Dan is het toch ook wel weer eens fijn om Nederlands te praten en je onder te dompelen in de Nederlandse cultuur.’ Zo bestaat er sinds kort de ‘Nederwalen’, een clubje Nederlanders, compleet met website, die samen dingen ondernemen. Of het een succes wordt moet nog blijken, de vorige bijeenkomst (met wijnproeverij) telde 60 deelnemers. Politieke aspiraties zijn er totaal niet, zegt Chris Kruijssen, een van de organisatoren. Zelf schuwt hij de lokale politiek niet: hij heeft zich onlangs in zijn gemeente opgegeven als lid van de Commission Locale de Déve-loppement Rural. ‘Ik wil graag iets terugdoen voor de gemeenschap en ik heb wel bepaalde ideeën over een aantal zaken.’
Assertieve Nederlanders
Dat Nederlanders ‘ideeën’ hebben en niet te verlegen zijn om die met de wereld te delen, is bekend. En delen met de wereld gaat nu eenmaal het beste via het internet. Zo strijdt de Nederlander René ter Kuile op zijn (tweetalige) website La Roche Moderne tegen de ‘middeleeuwse mentaliteit in La Roche’. ‘La Roche, vandaag de achterbuurt van de Ardennen, moet worden gemoderniseerd om het hart van de Ardennen te worden’, aldus Ter Kuile op zijn website, die weg heeft van een politiek pamflet in wording.
De Nederlandse ‘Lisa in Luik’ heeft een vriendelijker weblog, maar ook zij kan zich opwinden over misstanden in haar buurt. Hondenpoep op de stoep, bijvoorbeeld. ‘Vanaf Place St. Léonard begin ik chagrijnig te worden, omdat het zo’n vieze boel is’, schrijft ze op haar blog, waar ze ook foto’s plaatste van de hondendrollen en ander afval op de stoep. Ze schreef ook een oproep aan de plaatselijke bestuurders: ‘Beste burgemeester Demeyer, wilt u ervoor zorgen dat onze kinderen buiten kunnen spelen? Dat de mensen van de buurt zonder ergernis over straat kunnen? Alstublieft? PS: Is er iemand die dit zou kunnen/willen vertalen in het Frans?’
Ren de Vree vindt bovenstaande uitingen typisch Nederlands. ‘Nederlanders roeren zich meer, ze zijn assertiever. Het zou me ook niks verbazen als Nederlanders zich eerder dan Vlamingen in de lokale politiek mengen, en zullen pleiten voor een groter Nederlandstalig aanbod.’ De Vree heeft zich alvast als kiezer ingeschreven voor de lokale verkiezingen. Op zijn website roept hij zijn lezers, goeddeels Nederlanders in Wallonië, ook op om te gaan stemmen en geeft hij uitleg over de procedures. ‘Het is toch prettig dat je kunt meepraten als je ergens woont?’
Meer faciliteiten
Nederlanders die in België wonen en mee gaan praten? Het doet denken aan Voeren, waar de Nederlanders in 2000 een verschil maakten voor de Vlaamse partij Voerbelangen. Die haalde dat jaar bij de gemeenteraadsverkiezingen voor het eerst de meerderheid dankzij de Nederlanders, die toen goed waren voor 17 procent van de bevolking. Nu is Voeren natuurlijk een geval apart, maar Nederlandstaligen die zich organiseren, zich mengen in de plaatselijke politiek en om faciliteiten vragen, het zal sommige Waalse politici toch klamme handen bezorgen.
Niet zo in de gemeente Profondeville in de provincie Luxemburg. Daar ontwikkelde de gemeente op eigen initiatief een tweetalige folder voor haar inwoners, die steeds vaker Nederlandstalig zijn. De folder geeft allerlei inlichtingen op administratief, toeristisch en sociaal gebied. Volgens de betrokken ambtenaar Johnny Frere was er geen discussie over het ini-tiatief binnen de gemeente. Hij lijkt zelfs verbaasd over de vraag. ‘Iedereen vond het een goed idee vanwege de toename van het aantal Vlamingen en Nederlanders dat hier is komen wonen. En de Walen hebben daar bij mijn weten geen moeite mee.’
De gemeente bleek haar tijd vooruit. In juli 2008 maakte de Waalse minister-president Rudy Demotte (PS) bekend dat zijn regering 700.000 euro uittrok voor gemeenten die faciliteiten willen verlenen aan anderstaligen, zowel voor faciliteitengemeenten als voor de overige Waalse gemeenten. Met een plafond van 25.000 euro per gemeente kunnen ze een helpdesk openen, meertalige brochures afdrukken, administratieve papieren verstrekken of een website ontwikkelen. In de niet-faciliteitengemeenten blijven de officiële handelingen in het Frans om problemen met de taalwet te voorkomen. Maar Demotte laat ons schriftelijk weten dat bijvoorbeeld ‘om het invullen te vergemakkelijken’ een bouwvergunningsaanvraag best in het Nederlands verstrekt mag worden, zolang ze maar in het Frans wordt ingevuld. Eind november hadden 74 gemeenten (op een totaal van 262) een subsidieaanvraag ingediend. Daaronder de faciliteitengemeenten Vloesberg (waar Demotte burgemeester is) en Komen.
Trots op Nederlands
Een andere gemeente die een subsidievraag voor meer faciliteiten indiende, was Luik. De meeste ‘Nederwalen’ wonen in de provincie Luik en ook de stad Luik ziet het aantal Vlaamse en Nederlandse inwoners jaarlijks groeien, zegt burgemeester Willy Demeyer (PS) – die zich overigens verontschuldigt dat hij geen Nederlands spreekt. Hij verstaat het redelijk goed en kan daarom beamen dat hij de taal steeds vaker op straat hoort. ‘En daar ben ik trots op’, zegt Demeyer. ‘We zijn een multiculturele stad.’
Al voordat Luik een subsidieverzoek indiende, had de gemeente een speciaal gemeenteloket waar burgers in het Nederlands terechtkunnen. In de opera krijgen alle voorstellingen een Nederlandse vertaling mee. Demeyer: ‘We proberen het de Nederlandstaligen zo gemakkelijk mogelijk te maken. Als je bijvoorbeeld bij onze gemeente komt solliciteren, maak je meer kans op een baan als je ook Nederlands spreekt.’
Hoever gaat die gastvrijheid van Luik? Wat als een Nederlandstalig theatergroepje subsidie vraagt om een Nederlandstalig stuk op te voeren? ‘Geen enkel probleem’, zegt Demeyer. ‘Ik zou er zelfs reclame voor maken bij de Nederlandstalige scholen en verenigingen.’ En als een Nederlander zijn bouwvergunningsaanvraag in het Nederlands wil indienen? ‘Daar zou ik geen probleem van maken. Het Nederlands blijft een Belgische taal.’ Ook met een Nederlandstalige politieke partij zegt Demeyer geen moeite te hebben. ‘Ik zie het zeker nog wel gebeuren dat een Nederlander op een of andere lijst opduikt, maar dat lijkt me juist een goede zaak. Ik vind het alleen maar goed als mensen zich zo betrokken bij hun gemeente voelen.’
En is de burgemeester niet bang dat hij met zijn gastvrijheid de taalwet overtreedt? Demeyer: ‘Daar maak ik me niet druk om. Als iets niet zou kloppen, dan hoor ik het wel. We worden hier omringd door Nederlandstalige gebieden, dus ik respecteer de Vlamingen en de Nederlanders. Ik heb ze nodig en ik doe dus mijn best voor ze.’ Walloniëkenner Guido Fonteyn heeft trouwens nog nooit iets van vijandigheid gezien in Wallonië. ‘De Walen hebben minder een taalcomplex dan de Vlamingen’, aldus Fonteyn. ‘Dat is natuurlijk historisch verklaarbaar, want Vlamingen hebben moeten afrekenen met een elite die voortdurend Frans sprak. Wallonië is nooit vervlaamst, terwijl Vlaanderen wel compleet verfranst is geweest. Vandaar die verkramptheid in Vlaanderen als het om de Franse taal gaat. Men ziet in elke andere taal die opduikt, vooral het Frans, een gevaar voor wat men de eigenheid noemt. En dus zijn Vlaamse gemeenten minder gastvrij. Maar ik vind dat die verkramptheid nu wel lang genoeg heeft geduurd.’
DOOR BRAM PEETERS/illustraties kim