Walter Pauli

Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen: voor één keer niet het gekende verhaal van ’t Stad, maar een overzicht van de provincie, van de oude industriële streek rond Boom tot de diepste en de stilste Kempen bij Ravels en Arendonk.

Sociologisch valt Antwerpen uiteen in zes delen: Stad Antwerpen, de residentiële rand, de zuidelijke as naar Mechelen – u kan het verloederde landschap bewonderen via de A12 -, het Mechelse ommeland met zijn tuinbouw, ten oosten daarvan de uitgestrekte Kempen, en ten slotte, weggestopt in de westelijke oksel, het bescheiden Klein-Brabant.

Maar ook al laten we Antwerpen-stad buiten beschouwing, de aanwezigheid van die grootstad beïnvloedt natuurlijk de politieke kaart van haar hinterland. Zeker in Antwerpen. In 1982 fuseerde de kernstad met een ring aan dichtbevolkte, verstedelijkte randgemeenten – Deurne, Berchem, Hoboken, Borgerhout, Merksem, verder Berendrecht-Zandvliet, Ekeren en het residentiële Wilrijk. Marc Van Peel klaagt vandaag terecht dat een gemeente als Deurne, met meer inwoners dan Mechelen, slechts drie gemeenteraadsleden telt. Maar waarom klagen? Was het niet het gevolg van het politieke compromis van de vroege jaren tachtig, toen de klassieke partijen de macht verkavelden? Is het mogelijk om de megafusie van Antwerpen los te zien van het totale gebrek aan ernstige fusies in de Antwerpse stadsrand?

Want terwijl het kolossale Deurne dus willens nillens bij Antwerpen moest aansluiten, mocht een fiks dorp als Borsbeek (10.296 inwoners, cijfers 1998) zelfstandig blijven, net als Hove (8.540), Wijnegem (8.560) of Wommelgem (11.539). Als een krans liggen die minuscule entiteiten rond het reusachtige Antwerpen. Waarom kon, bijvoorbeeld, Hove niet fuseren met het al wat forsere Edegem (22.000 inwoners)? Antwoord: wegens politiek machiavellisme. Zo had de Antwerpse SP er, bijvoorbeeld, veel voor over om Stad-Antwerpen te fuseren met klassieke ‘rode burchten’ als Hoboken en Deurne. Die operatie leek hen een levensverzekering voor een permanente socialistische dominantie in de grootste stad van Vlaanderen.

In ruil vroeg en kreeg de CVP de versnippering van de Antwerpse stadsrand. Dat waren evenzoveel kleine entiteiten, welhaast op parochiale maat, een schaal waar de ondervinding leerde dat het CVP-model er het best rendeert. Reken daarbij wat interne CVP-tegenstelling – kwatongen zeggen dat de burgemeester van Hove, Frank Swaelen – geen zin had om bij een fusie ‘maar’ schepen te zijn van burgemeester van Edegem, toen Leo Tindemans – en je krijgt een nonsensicale bestuurlijke indeling – de bijgevoegde kaart spreekt boekdelen.

GROENE RAND

Maar zoals niet alleen de SP, maar vooral het Vlaams Blok in Antwerpen-Stad zou gedijen, blijken de kleine gemeentes in de stadsrand de ideale voedingsbodem voor een al even nieuwe formatie. Waar anders dan in de spreekwoordelijke ‘groene rand’ kan een milieupartij als Agalev het licht zien? Daar, in het zuidoosten van Antwerpen, had de jezuïet Luc Versteylen het groene verzet tegen het duwvaartkanaal georganiseerd, of was hij actief met zijn Groene Fietsers. Daar, in Zoersel, staat nog altijd Versteylens Brouwerij. In 1988 realiseert Agalev in die streek een belangrijke politieke doorbraak. In Morstel (15 procent), Edegem (12,45 procent) en Hove (14,27 procent) halen de groenen zelfs meer dan tien procent. In Rumst (7,5 procent) en Kontich (9,19 procent) is het een tikje minder, maar mag Agalev wel in de meerderheid stappen. Ook hogerop, in Brasschaat, Schoten en Wijnegem en het aparte Zwijndrecht gooit Agalev hoge ogen, net als in Kempense gemeenten als Malle en Olen. Want de groenen slaan over heel de provincie aan. Die doorbraak is niet helemaal onlogisch in een streek met een atoomstudiecentrum te Mol en dus met nucleaire transporten, met ook zijn vervuilende industrieën, zoals de vestigingen van Union Minière. Kortom, in 1988 kreeg Agalev ineens toegang tot 31 gemeenteraden.

Bij die verkiezing slaagde het Vlaams Blok er nog niet echt in om zijn beangstigend succes (bijna 18 procent) in Antwerpen-Stad uit te breiden tot het achterland. Vergeleken met Agalev is zijn expansie zeer beperkt. Het Vlaams Blok krijgt een voet aan de grond in Edegem, Mortsel, Brasschaat en Schoten, verderop ook in steden als Mechelen en Lier. Eén opvallende vaststelling: het Vlaams Blok gedijt in precies die vier gemeenten waar ook Agalev het sterkst staat.

Waren Agalev en Vlaams Blok in 1988 nog min of meer nieuwkomers, in 1994 is het menens. Ze gaan allebei vooruit. In Antwerpen is Agalev geen kleine partij meer. Met verkozenen in 47 gemeenten, in een dertigtal met een score van meer dan 10 procent. Dat leidt ditmaal tot vier deelnames aan het gemeentebestuur – waaronder een belangrijke stad als Mechelen – en ’s lands allereerste groene burgemeester. Die eer gaat naar ex-KP’er Willy Minnebo in Zwijndrecht. Agalev staat op haar sterkst in Boechout (18,5 procent), Hoogstraten (19,5 procent) en Malle (17,5 procent, als GRIM, waar ook VU’ers meedoen).

Als Agalev dus ergens politieke ervaring heeft opgebouwd, dan in Antwerpen. Dat vertaalt zich ook in hun standpunten. Het misschien wat naïeve idealisme van de wereldverbeteraars is Antwerpse groenen eerder vreemd. Zij doen in de regel aan politiek om te wegen op het beleid, en huldigen dus veel realisme.

NEEM BRASSCHAAT

Een goede illustratie daarvan was het standpunt van Agalev-Brasschaat op de problemen in het plaatselijke zwembad. De CVP-VLD-meerderheid zette daar stevige middelen in tegen de als storend ervaren aanwezigheid van Antwerpse migranten. Vanuit de oppositie liet Agalev-woordvoerder Frank Meeusen weten dat zijn partij deze gespierde aanpak steunt. Hier geen geschimp op law-and-order-aanpak: ‘Agalev-Brassschaat is voorstander van de kordate aanpak die het gemeentebestuur de laatste weken hanteert. Agalev is voorstander van een toegenomen politieaanwezigheid. We staan achter het opmaken van een lijst van relschoppers en identiteitscontroles waarmee relschoppers de toegang tot het zwembad kan ontzegd worden. Ook het plaatsen van bewakingscamera’s is voor ons een aanvaardbare optie. Wanneer de situatie uit de hand blijft lopen, moet het mogelijk zijn het zwembad enkele dagen te sluiten, maar Agalev is tegen een definitieve sluiting om veiligheidsredenen.’

En net zoals CVP’er Marc Van Peel er zich in dit blad voorstander van toonde om migranten bij naam te noemen, doet Agalev-Brasschaat dat ook – zij het met nuance. Meeusen: ‘De meeste relschoppers in kwestie zijn allochtone mannelijke jongeren uit Antwerpen. Daardoor ontstaat er een gevaar van vooringenomenheid. Agalev zou het onaanvaardbaar vinden als deze vooringenomenheid tot discriminatie leidt. Agalev vindt dat allochtonen, mannen, jongeren en Antwerpenaars zich welkom moeten voelen in het zwembad, op voorwaarde dat ze de boel niet op stelten zetten.’

Is het toeval dat uitgerekend in Brasschaat Vlaams Blokker Gerolf Annemans actief is? Want jawel, ook de opmars van het Vlaams Blok ging door. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 lag de beruchte zwarte zondag uit 1991 al vier jaar achter de rug. Het Vlaams Blok had zich in spoedtempo uitgebouwd: meer leden, meer afdelingen, meer lijsten in meer gemeenten. De gevolgen waren zichtbaar. Het aantal gemeentes met Vlaams Blok-verkozenen in 1988, zes, stijgt in 1994 in één klap tot 37. Zowel in Morstel, Borsbeek, Niel, Brasschaat als Schoten klimt het Vlaams Blok tot boven de 15 procent. In Schoten (18,1 procent) en Niel (17,8 procent) werkt het Vlaams Blok zich zelfs op tot de tweede partij. In Mechelen is de toestand ronduit dramatisch. Daar beent het Vlaams Blok (19,7 procent) zowel de CVP (20,0 procent) als de SP (20,4 procent) bij. Ook in Lier en Turnhout haalt de partij probleemloos de 10 procent-drempel. Zes jaar later wijst niets erop dat die evolutie snel valt om te buigen.

STERKE PERSOONLIJKHEDEN

Geen winnaars zonder verliezers. In de provincie Antwerpen zitten SP, VLD en VU er niet echt comfortabel bij. Zeker de VU niet. Hier en daar trekt de partij zich nog op aan sterke persoonlijkheden. Zo kon Patrik Vankrunkelsven in Laakdaal een paarse coalitie opzetten met hemzelf als burgemeester. Wat verder, in Dessel, deed partijgenoot Kris Van Dijck hetzelfde met de CVP als partner. Maar tegelijk waren er veel meer gemeenten waar de VU-lijst niet eens de kiesdrempel kon halen. Dat overkwam hen niet alleen in steden als Lier en Turnhout, maar ook in Aarstelaar, Bornem, Brecht, Duffel, Heist-op-den-Berg, Kapellen, Kontich, Schoten en Wijnegem. De weg terug zal dubbel zo moeilijk zijn.

VLD en SP doen het hoe dan ook beter dan de VU. In 1994 deed de VLD het beter, terwijl de SP terrein moest prijsgeven. Beide partijen staan maar in een handjevol gemeenten écht sterk. Traditioneel ‘heeft’ de VLD Lier (Marleen Vanderpoorten), Aartselaar (Marc Van den Abeelen), Hoogstraten (Arnold van Aperen) en Kapellen (Jacky Buchmann en vrienden).

In de as Mechelen-Antwerpen lijkt de SP op het eerste gezicht onaantastbaar. Toch zitten er barsten in het ooit zo onaantastbare fort. In Boom kan de SP met 32,3 procent camoufleren dat zowel in 1988 als 1994 telkens een zetel verloren ging. Gelukkig slaagde de SP’er Patrick Marnef erin de burgemeesterssjerp terug te winnen van VLD’er Etienne De Groot, in de ogen van lokale SP’er een perfide usurpator.

Vlakbij, in Willebroek, steekt de SP met 42 procent nog altijd met kop en schouders uit als de sterkste partij. Toch kreeg de SP in 1994 een dreun van bijna 8 procent en verspeelde ze haar oude absolute meerderheid (49,8 procent). Hetzelfde in Niel, waar de SP nog altijd goed is voor 40 procent en dus de burgemeester levert, maar tegelijk 5 procent en haar absolute meerderheid verloor. Nog wranger is de Mechelse situatie, waar met Geert Bervoets opnieuw een SP’er burgemeester is, nadat zijn lijst eerst zowat één socialistische stem op drie had verspeeld (van 28,7 naar 20,4). In Hemiksem blijft de SP met 31,9 procent in de meerderheid, na een verlies van exact 10 procent.

Toch deelde de SP niet overal in de klappen. De socialisten gingen vooruit waar dat het minst werd verwacht, namelijk in de Kempen. Dat is de verdienste van ‘Sus’ – officieel: François – Luyten in Mol. Net als Louis Vanvelthoven, vlakbij in Lommel (Limburg), staat de SP sterk in Mol. In 1988 haalde hij 33 procent, in 1994 dreef hij dat op tot 35,4 procent In Herentals had de jonge Jan Peeters in 1994 6 procent gewonnen (van 16,9 tot 22,5 procent). Tobback bedankte Peeters het jaar daarop met een staatssectariaat in de regering-Dehaene II. Zijn uitleg daarvoor: ‘Ik steun zo iemand die goede resultaten neerzet in de Kempen, een streek waar winst voor de SP sociologisch niet evident is’.

Maar politiek kent geen mededogen. Jan Peeters is een keurig politicus en dat heeft zo zijn nadelen. Op 13 juni ging hij in kanton Herentals ‘slechts’ 2,7 procent achteruit, minder dan het gemiddelde SP-verlies in Vlaanderen (min 4,9 procent voor de kamer), minder ook dan pakweg het verlies voor de SP-kamerlijst in Oostende (min 4,5 procent) of in Dendermonde voor het Vlaamse Parlement (min 8,6 procent). Met meer dan 22.000 voorkeursstemmen was Peeters in zijn arrondissement Mechelen-Turnhout de populairste van alle lijsttrekkers van de Kamer, beter dus dan Servais Verheirstraeten (CVP), Arnold Van Aperen (VLD), Joos Wauters (Agalev) of Els Van Weerdt (VU) en ook beter dan Flor Vanoppen, Jef Sleeckx of Bart Somers. Maar nieuwe heren, nieuwe zeden: binnen de SP werd Tobbacks logica niet meer gevolgd. Sinds 13 juni is Jan Peeters zowat uit het gezicht verdwenen.

ROOD EN GROEN

Benieuwd dus hoe de SP straks de concurrentieslag met Agalev zal aangaan om de nummer één te blijven ter linkerzijde. Want meer dan elders vechten groen en rood die slag uit in de provincie Antwerpen. Ze deden dat trouwens al in ’94 (zie kaartje), in een tijd dat de SP nog voetstoots aannam dat zijzelf de spil zou zijn in een mogelijke herverkaveling aan de linkerzijde. Inmiddels heeft ook de meest optimistische SP’er begrepen dat daarvoor eerst gebikkeld moet worden met Agalev, en dat die strijd verre van gewonnen is.

Wat bleek in 1994? In de Antwerpse gemeenten waar de SP en Agalev in ’94 allebei meededen (en waar dus de vrije concurrentie speelde), trok de SP meestal wel aan het langste eind, maar zeker niet meer overal. In de ‘rode zone’ rond Willebroek en Boom is er geen discussie, daar bleef de SP drie- tot viermaal zo sterk als Agalev. Gelijkaardige krachtsverhoudingen zijn er in Mol (SP – dus Sus Luyten – 35,4 pct, Agalev 5,3 procent) en Herentals (SP – dus Jan Peeters – 22,5 procent, Agalev 10,9 procent).

Maar in niet minder dan achttien gemeenten – ruimtelijk perfect afgebakend rond de historische Agalev-kern in de Antwerpse rand (Edegem, Mortsel, Kontich,…) en een brede horizontale strook door de Antwerpse Kempen – stond Agalev al in 1994 sterker dan de SP. Zo behaalde Agalev in Edegem (15 procent) of Mortsel (17,6 procent) dubbel zoveel stemmen als de SP (respectievelijk 7,9 procent en 8,3 procent). Op sommige plaatsen ging het zelfs van kwaad naar erger. In het Kempense Vosselaar verloor de SP (7,1 procent) een rechtstreekse slag met Agalev (9,2 procent) en haalde zo de kiesdrempel niet. Dat gebeurde nog duidelijker in Boechout. Daar kaapte Agalev met 18,5 procent vier zetels weg en viel de SP met 6,2 procent uit de gemeenteraad.

TEKEN AAN DE WAND

Maar dat rood-groene gekrakeel is niet meteen de eerste zorg voor de CVP. Tot dusver kwam die partij nauwelijks in het stuk voor, maar ze behoeft dan ook een aparte behandeling. In Antwerpen is de CVP immers hors catégorie. Na de verkiezingen van 1976 gold Limburg als de CVP-provincie, en ook West-Vlaanderen torst die reputatie. In werkelijkheid staat de CVP nergens zo sterk – ijzersterk – als in Antwerpen. Als er één politicus model moet staan voor die evidente CVP-overheersing, dan Jos Dupré, de burgemeester-met-het-strikje uit Westerlo. Als politicus leek hij gemaakt om plaatselijk een belangrijke rol te vervullen in legendarische CVP-campagnes als ‘Omdat mensen belangrijk zijn’. Het publiek dat zich door zo’n slogan aangesproken voelde, stemde nu eenmaal op een man als Dupré. Hij was volks op de manier dat een Kempenaar dat graag heeft (dus altijd een tikje gereserveerd), pragmatisch, paternalistisch, katholiek uit overtuiging en uit traditie, behendig, steunend op een uitgebouwd dienstbetoon, in staat om benoemingen te beïnvloeden, en als resultaat daarvan: electoraal onklopbaar. Decennialang straalde de generatie van Jos Dupré de Kempense inborst uit.

Hun suprematie was werkelijk overdonderend. En ook: ze duurt voort. In 1988-1994 zat de CVP in zestien Antwerpse gemeenten in de oppositie (beter: niét in de meerderheid. Merksplas kent bijvoorbeeld enkel lokale lijsten). In 1994-2000 daalde de CVP-afwezigheid tot amper zeven gemeenten. Daarentegen bezette de CVP in 1988-94 in 29 gemeenten de absolute meerderheid. In 1994-2000 daalde dat een weinig, tot 27 absolute meerderheden.

Maar geen nood. In 1988-1994 leverde de CVP daarnaast vijftien burgemeesters in coalitiemeerderheden; in 1994-2000 steeg dat tot 23. En in noodgeval – achtmaal in 1988-1994, elfmaal in 1994-2000 – nam de CVP genoegen met ‘maar’ een aantal schepenen.

De CVP is helemaal op zijn sterkst in Zandhoven (60,4 procent), Sint-Amands (63,1 procent) en, bovenal, in Hulshout (67,2 procent). Op andere plaatsen gaan de christen-democraten op een alternatieve wijze om met hun dominantie. In Bonheiden of Rijkevorsel bekampen ze elkaar in meer dan één lijst van CVP-signatuur (soms van ACW-strekking), afzonderlijke lijsten die na de verkiezing hun gemeente dan in één coalitie besturen.

Is de provincie Antwerpen dan een eeuwigdurend paradijs voor christen-democraten? Misschien. Maar dan vooral het Antwerpse platteland – Hulshout, bijvoorbeeld, telt goed zesduizend kiezers, Zandhoven een dikke 8000, Sint-Amands ongeveer 5500. Het gaat dus om kleine dorpen. In de steden loopt het minder vlot. Lier heeft een VLD-burgemeester, Mechelen een SP’er, om van Antwerpen-stad maar te zwijgen.

Een ander teken aan de wand was de verkiezing van 13 juni. Kreeg de CVP in Vlaanderen een oplawaai van 5,1 procent (naar 22,2 voor de Kamer), dan namen de Kempen extra revanche op ‘hun’ bestuurders. In het arrondissement Mechelen-Turnhout moesten de christen-democraten liefst 8,3 procent inleveren. In sommige kantons liep dat verlies nog hoger op, met uitschieters zoals in Herentals (min 10,2 procent) en Hoogstraten (min 10,1) of, bovenal, Westerlo (min 14,6). Uitgerekend in Westerlo, uitgerekend daar waar Jos Dupré pas afscheid had genomen van de politiek. Sire, er zijn zelfs geen Kempen meer.

Walter Pauli

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content