Jarenlang hield de Noord-Ierse politie informanten van de Ulster Volunteer Force, een protestantse militie die honderden moorden pleegde op katholieke burgers, de hand boven het hoofd. Het schandaal brengt nu ook de regering van Tony Blair in het nauw.
‘Morgen neem ik ontslag’, dacht Johnston Brown, terwijl hij in de toiletten van een barak van de Royal Ulster Constabulary (RUC), zijn verwondingen inspecteerde. Agent Brown was acht maanden tevoren aan de slag gegaan bij het Criminal Investigation Department (CID) van de Noord-Ierse politie, en was die avond, vlak voor Kerstmis 1974, door twee mannen op bijzonder brutale wijze in elkaar geslagen en geschopt. Brown besefte dat dit Newtownabbey was, in Belfast, op het hoogtepunt van een drieste burgeroorlog tussen katholieken, die voor een verenigd Ierland vochten, en protestanten, die de unie met Groot-Brittannië wilden behouden. Maar zijn agressors waren geen leden van het Iers Republikeins Leger (IRA) of een andere katholieke terreurbeweging. ‘Ze waren RUC-agenten, net als ik. Erger nog, ik werkte zij aan zij op het CID van Newtownabbey met de man die de klappen had uitgedeeld.’ Eerder die avond had Brown vijf vermoedelijke leden van de verboden protestantse terreurgroep Ulster Volunteer Force (UVF) gearresteerd wegens wapenbezit. ‘Deze aanslag was niet het werk van de UVF. De straf die ik over me had geroepen werd uitgevoerd door leden van de RUC, in opdracht van de UVF.’
Het is de openingsparagraaf van Johnston Browns boek Into the Dark. Toen het anderhalf jaar geleden verscheen, was de persaandacht minimaal, ook al gold Brown als een van de beste detectives die ooit in de RUC had gediend. Noord-Ierland probeert nog steeds tot politieke samenwerking tussen protestanten en katholieken te komen, en dat moeizame en tergend trage proces mag niets in de weg worden gelegd. Vandaar ook dat de IRA-mannen die twee jaar terug in Belfast met 26 miljoen Britse pond aan de haal gingen in de op een na grootste bankroof ooit, ongemoeid worden gelaten, al zijn hun namen wijd en zijd gekend.
Tot Nuala O’Loan twee weken geleden de resultaten publiceerde van haar vijf jaar durende onderzoek naar de heimelijke samenwerking tussen de RUC en de UVF in de jaren 1990. O’Loan is de ombudsvrouw van de Police Service of Northern Ireland (PSNI), de nieuwe, gemengde politiemacht van Noord-Ierland die in 2001 in de plaats kwam van de bijna uitsluitend protestantse RUC. Het rapport ontketende een schandaal zonder weerga: officieren van de Speciale Eenheid van de RUC hielden met medeweten en zelfs steun van hun oversten bewust informatie achter over leden van de UVF – die bovendien tot 80.000 Britse pond (120.000 euro) vingen voor informatie. Wanneer bepaalde leden van de UVF-‘brigade’ die Noord-Belfast onveilig maakte toch werden ondervraagd, werden ze slechts onderworpen aan schijnverhoren en werd bewijslast verduisterd. De paramilitairen bleven op vrije voeten en konden zich volgens Nuala O’Loan zo ‘verder engageren in terroristische activiteiten, waaronder moord’. De UVF is een van de weinige Noord-Ierse terreurgroepen die anno 2007 nog steeds geen wapenstilstand in acht neemt. Met naar schatting 426 slachtoffers is de UVF het grootste doodseskader langs protestantse zijde. Veel voormalige officieren van de RUC weigerden aan het onderzoek mee te werken, of legden valse verklaringen af.
STAATSMOORDEN
De katholieken van Noord-Ierland praten al lang over de ‘staatsmoorden’ op katholieke burgers, gepleegd door paramilitairen met een beetje hulp van het Britse establishment. Aanvankelijk werden hun belangengroepen genegeerd of gek verklaard, tot de Ierse regering zich voor de aantijgingen van collusie begon te interesseren. Sindsdien is het Verenigd Koninkrijk al voor het Europees hof voor de Rechten van de Mens gedaagd, vragen Amnesty International en de Verenigde Staten premier Tony Blair om uitleg, en zijn er geregeld wrijvingen tussen de regering in Dublin en die in Londen.
De Ierse regering dreigt er nu zelfs mee de regering-Blair voor het Europees Gerechtshof te brengen om opheldering te krijgen in de ‘ Dublin and Monaghan bombings’. In 1974 ontploften in de hoofdstad van de Ierse Republiek en in Monaghan, een slaperig grensstadje, een reeks bommen die 33 Ieren de dood injoegen. De bommen waren zo vernuftig gemaakt dat de Ierse politie begon te vermoeden dat het bommenkruit enkel van het Britse leger afkomstig kon zijn. Het forensisch materiaal, dat wegens gebrek aan eigen faciliteiten noodgedwongen naar Belfast werd gestuurd, verdween spoorloos. Drie decennia later verklaarden rechercheurs in een televisiedocumentaire dat hun onderzoek gehinderd werd. De Ierse premier Bertie Ahern heeft een parlementaire onderzoekscommissie opgericht waarvan de resultaten – die al zeven keer verdaagd zijn – binnenkort worden verwacht. Ahern eiste dat Tony Blair de Britse overheidsarchieven inzake de Dublin and Monaghan bombings aan Dublin zou overmaken, maar Groot-Brittannië gaf uit ‘veiligheidsoverwegingen’ maar een deel vrij.
Een andere onderzoekscommissie van het Ierse parlement onderzocht intussen 25 andere verdachte zaken en kwam in november tot de conclusies dat in 24 ervan sprake was van ‘collusie’ tussen de protestantse moordmachines en de RUC en UDR – een infanterieregiment van het Britse leger – met een dodental van 74 als gevolg. De bevindingen waren ongemeen hard voor de Britse overheid: niet alleen beweerden de Ierse parlementariërs dat Londen informatie achterhield, ze beschuldigden opeenvolgende Britse regeringen ervan perfect op de hoogte te zijn geweest van de collusie: ‘Wij geloven dat de inadequate reactie van het Britse kabinet het probleem enkel heeft gevoed.’ Margaret Thatcher geniet in het document zelfs de twijfelachtige eer expliciet bij naam te worden genoemd.
Het rapport bevestigde de betrokkenheid van de RUC bij het tragische lot van de Ierse Miami Showband, een populaire coverband uit de jaren 1970. Toen de band in juli 1975 na een van zijn concerten over de grens na middernacht terug wilde keren naar de Ierse Republiek, werd hij tegengehouden door een grenspatrouille – destijds niets ongewoons. Terwijl de vijf bandleden uitstapten, plaatsten twee als soldaten verklede terroristen van de Ulster Defence Association (UDA), een andere grote protestantse paramilitaire groep, een bom in de tourbus. Toen die te vroeg explodeerde, werden drie van de vijf muzikanten door de andere terroristen doodgeschoten. De twee overlevenden hebben altijd beweerd dat er die nacht ook minstens een échte Britse soldaat deel uitmaakte van het complot.
DOOFPOTOPERATIE
De moord op de katholieke advocaat Pat Finucane baart Londen nog het meest kopzorgen. Finucane, een briljant verdediger van IRA-verdachten, werd in 1989 in zijn keuken doodgeschoten voor de ogen van zijn vrouw en drie jonge kinderen. Uit een rapport van de Britse regering bleek dat het moordwapen geleverd was door de RUC en de UDR. Al ruim tien jaar lang, en verschillende commissies later, staat de Britse regering onder grote druk van onder meer mensenrechtenorganisaties om een openbaar onderzoek in te stellen. Om zich tegen de zaak-Finucane in te dekken, keurde het Britse parlement in 2005 de Inquiries Act goed, waardoor gevoelige informatie uit de uiteindelijke bevindingen kan worden geweerd. Volgens de regering moet de wet ‘openbare onrust’ vermijden, maar talloze internationale rechters hebben al verbolgen gereageerd op wat zij een doofpotoperatie noemen. In mei vorig jaar passeerde zelfs het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden een motie die Londen opriep een openbaar onderzoek te openen.
Een schuchtere toegeving van Tony Blair was de publicatie van het rapport over ‘Subversie binnen de UDR’ in mei van vorig jaar. De documenten uit de jaren 1970 leggen collusie bloot tussen eenheden van het Britse leger en protestantse terreurgroepen en tonen aan dat lidmaatschap van beide elkaar overlapten. Tot 15 procent van de UDR-soldaten hadden directe banden met de paramilitairen, en ‘de beste leverancier van wapens aan protestante extremistische groepen was de UDR’. De toenmalige Britse regeringen en oppositieleider Margaret Thatcher wisten dat de UDR-wapens gebruikt werden om katholieke burgers te doden.
Omdat Margaret Thatcher, berucht om haar bikkelharde houding tegenover Noord-Ierse katholieken, ook in het rapport van het Ierse parlement opduikt en de moord op Pat Finucane tijdens haar regering plaatsvond, geloven veel Noord-Ierse katholieken dat de Britse overheid vooral háár reputatie wil beschermen door documenten achter te houden. Maar het geduld van de Ierse regering en de Noord-Ierse katholieken is op. Volgens Gerry Adams, de voorzitter van Sinn Féin – de politieke arm van de IRA en de grootste katholieke partij – hebben we nog maar ‘het topje van de ijsberg’ gezien.
DOOR MARIO DANNEELS