Wat zouden Nederlandse kranten zijn zonder Vlaamse uitgevers of hoofdredacteuren? Vanuit hun cockpits zien Jaak Smeets en Peter Vandermeersch dat kranten in de Lage Landen puik presteren en toch in hoge nood zijn beland. ‘Uitgevers staan stilaan voor de existentiële vraag of ze nog voldoende grote redacties kunnen betalen om kwaliteit te blijven brengen.’
Jaak Smeets
Peter Vandermeersch
Jaak Smeets
Peter Vandermeersch
Van de jaren zestig tot ver in de jaren negentig keken Vlaamse tv-makers vol bewondering op naar Nederland. Bij hun collega’s van de schrijvende pers was dat niet anders. Het niveau van de kranten en de tijdschriften uit het buurland leek van een andere planeet. Wat in Vrij Nederland, de Volkskrant, NRC Handelsblad of De Groene Amsterdammer verscheen, was per definitie beter en mooier dan wat in Vlaamse media te lezen viel. Namen als die van interviewster Bibeb (Vrij Nederland) of journalist- columnist Henk Hofland (NRC) waren haast legendarisch.
Maar het kan verkeren. Als een Vlaamse journalist vandaag naar Amsterdam reist voor een dubbelinterview met de hoofdredacteur van de NRC en de uitgever-directeur van onder meer de Volkskrant, neemt hij plaats tegenover een West-Vlaming en een Belgisch-Limburger. De roots van Peter Vandermeersch (1961) liggen in Torhout, die van Jaak Smeets (1960) in Peer. Vandermeersch verliet in 2010 De Standaard om hoofredacteur te worden van de NRC. Jaak Smeets was journalist bij Het Belang van Limburg en Humo voor hij hoofdredacteur werd van Het Laatste Nieuws. Daarna stuurde hij als uitgever-directeur van De Persgroep de redacties van De Morgen en Het Laatste Nieuws mee aan, en nu doet hij dat bij Het Algemeen Dagblad, de Volkskrant, Trouw en Het Parool. Smeets pendelt tussen Nederland en Vlaanderen, Vandermeersch heeft zijn krant gevolgd in de verhuizing van Rotterdam naar Amsterdam. Hij kocht een loft aan het IJ, en als een echte Hollander fietst hij dagelijks naar de nieuwe NRC-redactie aan het Rokin, hartje Amsterdam. Zij zullen het dus wel weten: wat is het grote verschil tussen kranten in Nederland en Vlaanderen?
Vandermeersch: (meteen) ‘De schaal. Nederland heeft een krantenmarkt van 17 miljoen lezers. Bovendien is hier een protestantse leestraditie: veel mensen kopen meer dan één dagblad. De Standaard heeft een redactie van meer dan honderd mensen, de NRC telt er nog altijd meer dan tweehonderd. En de NRC is niet twee keer zo goed als De Standaard, dus de Vlamingen werken harder en leveren toch kwaliteit. De Morgen en De Standaard beconcurreren elkaar hard en verkopen samen 160 à 170.000 exemplaren. De Volkskrant alleen heeft 260.000 lezers, en ook de verkoop van de NRC en nrc.next is in dezelfde orde van grootte. Het geeft de Nederlandse kwaliteitskranten bijvoorbeeld de mogelijkheid een eigen netwerk van internationale correspondenten uit te bouwen.’
Smeets: ‘De Persgroep mocht in 2003 Het Parool overnemen omdat die krant feitelijk failliet was. De geschiedenis van krantenuitgever PCM is vooral zakelijk een tragisch verhaal. En als het bedrijf een puinhoop is, leidt dat al snel tot getraumatiseerde redacties. Ik geloof dus niet in de uitleg dat het management van de mediagroepen de redactionele vrijheid zou fnuiken. Het is omgekeerd: pas als het zakelijke en organisatorische plaatje klopt, kunnen redacties zich concentreren op hun journalistieke taak.
‘Aan die Nederlandse schaal voegden wij wat Vlaamse organisatie en nuchterheid toe. Christian Van Thillo zegt nog altijd dat hij destijds stond te kijken van de rijkdom van de Nederlandse kranten. Er was geen prikkel voor de krantenredacties om zichzelf te managen. Ex-hoofdredacteur Pieter Broertjes vertelde over de tijd dat de Volkskrant advertenties wéígerde: “Vandaag hebben we geen plaats. Bel over een week of drie eens terug.'”
Vandermeersch: ‘Ook bij de NRC klotste ooit het geld tegen de plinten. Er zijn jaren geweest dat men elke maandag tevreden aanschouwde hoeveel honderden nieuwe lezers er in de loop van de week bij waren gekomen. Maar tussen 2000 en 2010 had de krant wel al tachtigduizend exemplaren verloren. Men besefte dus dat het water tot aan de lippen stond.’
De Vlamingen hebben de Nederlanders dus zuiniger moeten leren zijn.
Jaak Smeets: Het grote probleem van kranten is dat de kosten zo hoog liggen. Toch blijft de Nederlandse markt drie keer zo groot als de Vlaamse. Het wonder geschiedt dus niet in Nederland, maar in Vlaanderen. Dat wij een krant als De Morgen nog in leven houden, kan zelfs de redactie van de Volkskrant niet goed begrijpen: dat je met zo weinig mensen nog zo veel kwaliteit kunt halen. Maar belangrijker nog dan het aantal topjournalisten is de manier waarop ze werken. Hoe ze naar hun krant en hun lezer kijken.
Is dat ook niet de besogne van Peter Vandermeersch bij de NRC? Kort na uw aanstelling ontstond er deining toen een krasse interne mail uitlekte. Daarin verweet u uw redacteurs te werken zonder veel consideratie met de lezer.
Vandermeersch: Natuurlijk beoogde ik een zeker schokeffect. Ik wilde de redactie zeggen: kranten maken is iets anders dan dat elk zijn eigen stukken schrijft en wij die dan samenbundelen en er een nietje door slaan. Kijk, ik werd hoofdredacteur van een redactie die tijdens de sollicatieprocedure uitdrukkelijk om meer leiding had gevraagd. Ik had hen uitgelegd dat ik op De Standaard weleens pittige mailtjes rondstuurde, en men wilde dat ik ook bij de NRC mijn mening zou blijven zeggen. Ja, ik hamer op het verleggen van de focus van de redacteur naar de lezer. Want onze lezer moet blijven zeggen: ‘Ik weet waarom ik de NRC lees. De NRC maakt het verschil.’
Maar u kreeg harde kritiek van zware kalibers als Youp van ’t Hek en Geert Mak, die u verweten een ‘NRC light’ te maken en zo de oerdegelijke journalistieke reputatie van de krant te ondermijnen.
Vandermeersch: Slechts één keer was ik gekwetst én kwaad: toen Geert Mak een harde ‘Open Brief’ over de NRC schreef in De Groene Amsterdammer. Toen ik om halftien ’s avonds de tekst van Mak onder ogen kreeg, heb ik meteen een antwoord geschreven. Eigenlijk twee antwoorden. De eerste versie diende om mijn frustraties van mij af te schrijven. Gelukkig heb ik die meteen verscheurd. Om twaalf uur heb ik me opnieuw aan het schrijven gezet, met een goed glas wijn. Die versie was klaar om halftwee, dat antwoord is uiteindelijk verschenen. Wie ooit op een krantenredactie actief is geweest, wéét hoe hard er gewerkt wordt, elke dag weer. En dan komt er een buitenstaander dat werk tot de grond afbreken. Dat sneed door mijn ziel. Uiteindelijk was zijn brief het beste cadeau wat Mak mij kon geven. Ineens stond de NRC-redactie schouder aan schouder: ‘Wat dénkt die man wel? Hij is de laatste vijf jaar niet meer op de redactie geweest: wie is hij dat hij meent zich zulke opmerkingen over ons te kunnen veroorloven?
Is dat de prijs die een Vlaming betaalt als hij met het Hollandse vingertje zwaait?
Vandermeersch: Ik krijg geen kritiek omdat ik Vlaming ben, maar omdat ik eventueel te snel ga met veranderingsprocessen, of te direct ben. Ik voel me dus vooral aangesproken op wie ik ben en wat ik doe. Dat was bij De Standaard ook al zo. Er waren er die boos waren omdat ik het AVV-VVK-erfgoed verkwanselde, anderen juichten me juist toe omdat ik de krant moderniseerde.
Alleen schrijft de Nederlandse pers nog meer over zichzelf dan de Vlaamse pers. Ik had natuurlijk al gehoord van dat Grachtengordelsyndroom, maar ik ben er toch nog van geschrokken. Ik ben tweeëneenhalf jaar hoofdredacteur van de NRC, en De Groene Amsterdammer heeft al vijf keer een groot artikel aan mij gewijd. Jongens toch!
Smeets:(grijnst) Geen wonder dat de verkoop van De Groene achteruit boert.
Vandermeersch: Maar de hardste opmerkingen en gemeenste uithalen vindt u op de sociale media. U moet maar eens lezen wat er op Twitter over mij staat.
Hebt u daar niet zelf om gevraagd? U werd uitgeroepen tot de ‘meest invloedrijke journalist’ op Twitter. Jaak Smeets houdt zich ver van dat socialemediagewoel.
Smeets: Ik volg Twitter wel, want ik zou slecht functioneren als ik die sociale media niet zou kennen. Maar soms denk ik wel: stel dat een jonge journalist dat over zich krijgt? Die moet toch van staal zijn om tegen die druk bestand te zijn? En bovendien loopt die het risico de cafétoog van Twitter te gaan verwarren met de meningen van het grote publiek.
Vandermeersch: Journalisten die hun kompas op Twitter afstellen, moeten wel denken dat de wereld ons aan het vernietigen is. Ik heb inmiddels meer dan vijftig lezingen gegeven over de NRC, in heel Nederland. Adjunct-hoofd- redacteur Marcella Breedeveld heeft me ooit gezegd: ‘Het is zo goed dat je gaat spreken, Peter.’ Ik vroeg me af waarom. Om zeven uur ’s avonds moet ik vertrekken richting Zwolle of Leeuwarden, telkens pokke-einden rijden voor een lezing voor zestig of honderd mensen. Wat is daar zo bijzonder aan? ‘Je komt altijd zo gelukkig terug’, zei ze. Dat is ook zo. In die zaaltjes sta ik voor kritische maar verder zo échte mensen. Die hebben best scherpe opmerkingen: over een columnist, of over een stuk dat hen niet zint. Maar zij houden van de krant. Zij vinden het goed wat de NRC doet. Elke keer besef ik dat wij ons zelfbeeld te veel laten bepalen door tien tot dertig twitteraars die meer berichten rondsturen dan ze volgers hebben.
Smeets:De Morgen lanceerde vorig jaar zijn vernieuwde weekendkrant. Onze promotiedienst wilde zorgen voor een weldoende buzz door veel positieve tweets van bekend volk op de site te brengen. En vanaf de vroege ochtend meldden talloze tweets inderdaad hoe fantastisch de nieuwe krant was. In de namiddag belde ik een vriend of vier: wat zij ervan vonden? De eerste had de krant nog niet gelezen en wist van geen vernieuwing. De tweede zag dat er twee magazines waren, en vroeg verstoord ‘of dat tweede boekske altijd over mode zou gaan’. De derde haalde de schouders op: hij vond het niet slecht, maar ook niet goed. De vierde was wel positief. Dus welke wereld spreekt tot ons via Twitter? De echte? (lachje)
Is de concurrentie tussen de NRC en de Volkskrant eigenlijk net zo heftig als die tussen De Standaard en De Morgen?
Vandermeersch: Nee. En als ze wat scherper geworden is, is dat mijn schuld. In het tv- programma De wereld draait door heb ik ooit iets lelijks gezegd over het gebrek aan betrouw- baarheid van de Volkskrant, en daarvoor heb ik me achteraf verontschuldigd. Sindsdien doe ik het niet meer.
Smeets:(grijnst weer) Of zég je dat je het niet meer doet?
Vandermeersch: Echt niet. Ik zie ondertussen ook wel in dat we een belangrijker strijd te voeren hebben mét dan tegen elkaar. Het was mijn eerste interview in De wereld draait door, en ik liet me verrassen door presentator Matthijs van Nieuwkerk. Een beginnersfout. Ik had mijn oude Vlaamse reflexen nog niet afgelegd en voerde de concurrentiestrijd zoals ik gewoon was.
Smeets: Bij De Persgroep waren we na die uithaal naar de Volkskrant enigszins op onze hoede. We herinneren ons nog hoe Peter Vandermeersch de leiding kreeg over De Standaard toen De Morgen in volle opmars was. De Morgen heeft toen de noodlottige X1-reeks gepubliceerd, en hij heeft dat aangegrepen om De Standaard als ‘betrouwbaar’ te positioneren, tegenover die andere, zogezegd ‘onbetrouwbare’ krant. Dat levert De Standaard tot vandaag een bonus op. Even vreesden we voor een herhaling van die operatie in Nederland, en we hebben de hoofdredactie van de Volkskrant daarover ingelicht. Maar omdat er niets af te dingen valt op de betrouwbaarheid van de Volkskrant, is het snel gestopt.
De Volkskrant wil de grootste blijven en de NRC blijven kloppen: dat gevoel zit diep in de redactie. Dat is goed, want het houdt iedereen alert. Alleen moet je jezelf behoeden voor leedvermaak. Als jong journalist had ik nog plezier aan het verlies van een concurrent, maar dat gevoel is mij al lang vreemd. Vandaag staat er iets veel belangrijker op het spel: de toekomst van het medium krant.
Toch voeren de Vlaamse kwaliteitskranten een harde concurrentiestrijd. Ooit was De Standaard katholiek en Vlaams en De Morgen rood. Vandaag vinden ze dezelfde films goed, dezelfde restaurants, maken ze beide plaats voor Tom Lanoye en Erwin Mortier. Alleen in hun politieke voorkeur verschillen ze nog enigszins van elkaar.
Smeets: Dat is een pijnpunt. Redacties moeten ergens voor staan. Een succeskrant als Het Laatste Nieuws is herkenbaar: het is een toegankelijke krant die het nieuws vertaalt naar verhalen waarin mensen centraal staan en waarmee de lezers zich kunnen identificeren. Vandaar dat ik je vaststelling over De Standaard en De Morgen irriterend vind, en dan vooral voor De Morgen.
Omdat De Standaard soms dichter aanleunt bij de ideale De Morgen?
Smeets:(denkt na) Dat kan misschien kloppen. Maar op termijn ben ik optimistisch voor De Morgen. Ik geloof in the real thing. Want dat burgerlijke, dat links en rechts schipperen zonder positie te durven innemen, de restanten van het flamingantisme ook, dat blijft toch in
De Standaard zitten. Al geef ik toe: voorlopig komen ze er goed mee weg.
Vandermeersch: Het tonen van onze identiteit wordt inderdaad dé uitdaging van de volgende jaren. Tonen waarom het ertoe doet dat je publiek de NRC leest, en niet de Volkskrant.
Tobback en Dehaene zeiden onlangs over de media: ‘Ze schrijven gewoon wat verkoopt.’
Vandermeersch: Ik ben niet blind voor onze fouten, maar ik heb het er lastig mee dat Tobback en Dehaene zich nu op onze kap als wijze mannen willen profileren. Het is het populisme van oude politici, want het is vandaag zo populair om in te hakken op dezelfde media waarmee zij zovele jaren de dans zijn aangegaan.
Is dat niet het risico van een te innige wals? Dat één partner zich achteraf gebruikt voelt?
Smeets: Ik ben wat jaloers op het feit dat de Nederlandse journalisten afstandelijker staan tegenover het politieke gebeuren dan bij ons. Daarom hebben de Nederlandse kranten ook meer gezag. Al die ‘analyses’ in onze pers waarin het politici toegestaan wordt om anoniem het werk van andere politici onderuit te halen: het verwondert me dat daarop niet meer kritiek komt. Dat zit in een cultuur waarin gespin goed gedijt.
Wij zijn met de Volkskrant, Het Parool en Algemeen Dagblad ooit ook door ‘zware hervormingsprocessen’ moeten gaan, net zoals de politici het land door belangrijke hervormings- processen moeten loodsen. Maar hadden wij toen goede beslissingen kunnen nemen als we in andere media voortdurend anoniem gefluisterde kritiek moesten lezen? En wat soort mensen kun je dan nog warm maken voor deze stiel? In dat opzicht is de Vlaamse politieke journalistiek dringend aan enige bezinning toe.
Uitgerekend in Nederland is een journalistieke variant ontstaan die trots is op haar hufterige aanpak: de gewild onbeschofte journalistiek van de nieuwssite Geen Stijl en de tv-zender PowNed. Het is journalistiek beneden zeeniveau.
Vandermeersch: Niet zo lang geleden organiseerde Geen Stijl onder haar lezers een enquête naar de beste krant van het land. Dat bleek de NRC te zijn, voor de Volkskrant. (lacht) Het is een zaak van post-postmodernisme. Veel NRC-lezers lezen immers Geen Stijl. Maar dan zitten ze in een andere mood: van Geen Stijl aanvaarden ze dat de berichten vettig zijn. Maar als ze de NRC kopen, eisen diezelfde lezers – terecht – dat de berichtgeving geen fouten bevat en alles met de nodige ernst wordt gebracht.
Newsweek is pas gestopt met zijn papieren editie. Who’s next?
Vandermeersch: De NRC drukt elke dag een kwart miljoen kranten, en die worden gelezen door zevenhonderdduizend mensen. Elke dag! En wij zijn niet alleen: ik kijk met veel respect naar de inspanningen van de andere krantenredacties. Maar het blijft blijkbaar bon ton om in 2013 Bill Gates na te praten die in 2000 zei dat kranten na 2007 geen toekomst meer hebben.
Wellicht evolueren we naar een gemengd model waar papier en digitaal elkaar aanvullen. Onlangs sprak ik voor een publiek van Nederlandse jongeren. Die waren het over één zaak vol- mondig eens: ‘Op zaterdag willen we hoe dan ook papier.’
Smeets: Vlaamse uitgevers staan stilaan voor de existentiële vraag of ze voldoende grote redacties zullen kunnen blijven betalen om kwaliteit te blijven brengen. Er is nog altijd geen goed businessmodel voor internet, en de nieuwssites – en vaak zelfs de redacties van radio en tv – halen bij kranten en tijdschriften gratis de grondstof waarmee zij vervolgens aan de slag gaan, meestal zonder bronvermelding. Dat is problematisch.
Vandermeersch: Ook ik kan mijn redacteurs niet betalen in views of eyeballs. Ik moet dat in euro’s doen.
Smeets: We kunnen het niet genoeg benadrukken: de kranten bevinden zich op een scharniermoment. We moeten knokken en elke euro die we vragen, moeten we dubbel en dik waard zijn. Ik ben niet pessimistisch. We zullen onszelf opnieuw moeten uitvinden. Maar dat hebben we al een paar keer gedaan.
DOOR WALTER PAULI, FOTO’S BAS DE MEIJER
‘Nederlandse journalisten staan afstandelijker tegenover het politieke gebeuren dan bij ons. Daarom hebben de Nederlandse kranten ook meer gezag.’
‘De Nederlandse pers schrijft nog meer over zichzelf dan de Vlaamse pers.’
‘Er was een tijd dat de Volkskrant advertenties wéígerde: “Vandaag hebben we geen plaats. Bel over een week of drie eens terug.'”
‘Wij laten ons zelfbeeld te veel bepalen door tien tot dertig twitteraars die meer berichten rondsturen dan ze volgers hebben.’