Vlamingen laten zich niet het kleinste stukje grond ontfutselen. Zo wil het de nationale identiteit. We weten ook waarom zij daar zo aan gehecht zijn: om op die stukjes grond koterijen te bouwen. Grond is voor hen een territorium van vrijheid en laisser aller. Land is tenslotte altijd schaars en dus duur geweest. En wie daarvan dan toch een lapje kon bemachtigen, stelt het principe van de eigendom daarom van de weeromstuit het liefst gelijk met algehele en onbeperkte zelfbeschikking. Het is, kortom, een gevoelige kwestie, waaromtrent de Vlaming zich niet zeer gezeglijk toont.
De keerzijde van deze vrijheid is, in zijn uitvergrote vorm, ook bekend. Vlaanderen is inmiddels herschapen in een onoverzichtelijke ruimtelijke janboel. Vanouds werd wijlen de CVP ervan verdacht om daarvoor maar al te graag een oogje dicht te knijpen, kwestie van zoveel mogelijk gemeentenaren te vriend te houden. De bouwanarchie, de lintbebouwing, de steels bijgebouwde veranda’s, de verkavelingen, de mest op het land, de her en der losjes ingeplante bedrijven, het was tenslotte allemaal de uiting van de authentieke volkswil en vrijheidsdrang.
Vandaag zijn het de Vlaamse liberalen die zich daarvoor beijveren – vrijheid, dat is tenslotte hún ding. Zo wil VLD-voorzitter Karel De Gucht dat er maar eens een eind komt aan het gehannes, annex ‘de heksenjacht’ rond de zonder vergunning opgetrokken of zonevreemde bouwsels. Minister-president Patrick Dewael vond dat er, komkom, toch niet moet worden overdreven met de bemestingsnormen in de zogeheten kwetsbare gebieden. Minister van Economie Jaak Gabriëls is dan weer de mening toegedaan dat er best wat natuur mag worden opgeofferd om, ten gerieve van de nationale welvaart, nieuwe industriezones aan te leggen. Alweer Dewael stelde vervolgens dat maar niet te krenterig moet worden gedacht over woonuitbreidingsgebieden, want bouwen moet voor iedereen kunnen.
Zo is er dus voor elk wat wils. Iets voor de boeren, iets voor de bazen, iets voor de burgers en iets voor de buitenlui; de VLD denkt aan iedereen. Caramba, ze begint waarlijk de echte volkspartij te worden die ze ambieert te zijn.
En de Vlaamse liberalen nemen, ook al in het spoor van wijlen de C-volkspartij, een snibbige en arrogante bestuursstijl aan, die niet de minste tegenspraak duldt. Want wee degene die een woord van kritiek durft te uiten. Toen Spirit-europarlementslid Bart Staes even bij de Europese Commissie ging polsen wat zij denkt over Dewaels inzichten aangaande de kwetsbare gebieden (en hij daar erg kritische commentaren te horen kreeg), vond de minister-president het ‘op zijn minst merkwaardig dat Staes zich mengt in de discussie’. Ja, waar gaan we naartoe als volksvertegenwoordigers zich nu ook al bemoeien met de publieke zaak.
En in De Standaard toonde Jaak Gabriëls zich al even kribbig over de mensen die zich zorgen maken over het milieu in hun omgeving: ‘Overal regent het klachten. We zijn geëvolueerd naar een maatschappij waarin mensen voor van alles bazaar maken.’ We weten het nu: de VLD ziet de mondige burger dus eigenlijk toch maar als iemand die graag bazaar maakt. En de rechters van de Raad van State die het zouden aandurven om warempel de wet toe te passen en dus die querulanten ook nog eens gelijk zouden geven, sommeerde Gabriëls even te bepeinzen dat hun loon wordt betaald met het geld dat door de economie wordt opgebracht. Wiens brood men eet, et cetera.
Nieuwe politiek, open-debatcultuur, het begint weer allemaal erg op iets van vroeger te lijken.
Marc Reynebeau