Het begon met Peter De Roover die de vrijheid van meningsuiting wilde inperken, het eindigde met Bart De Wever die een Belgische Patriot Act wil, zeg maar de invoering van een ‘gewapend bestuur’. Zet de N-VA de rechtsstaat op de helling?

Op de Promenade des Anglais in Nice, in een homobar in Florida, op een trein in Zuid-Duitsland: de aanvallen van moslimterroristen zijn talrijker én wijder verspreid dan ooit tevoren. Het ziet er helaas nu al naar uit dat de zomer van 2016 in dat opzicht ‘historisch’ zal worden.

En al vallen er bij de aanslagen tegen ‘het vrije Westen’ nog altijd minder doden dan in Syrië of Irak, het kan niet worden ontkend dat de terreur van de Islamitische Staat de ‘open samenleving’ onder druk zet. Als zelfs in een provinciestadje zoals het Franse Saint-Etienne-du-Rouvray een bejaarde priester zijn leven niet meer veilig weet, dan is ook iedere kerkganger in la Flandre profonde een mogelijk slachtoffer.

Dus wordt er terecht nagedacht over een tegenstrategie. In de Wetstraat nam de N-VA het voortouw. Kamerfractieleider Peter De Roover schreef vorige week een met argumenten omkleed betoog waarom de absolute vrijheid van meningsuiting moet worden ingeperkt: omdat het Westen in oorlog is met de IS, omdat oorlogen zich niet tot het slagveld beperken maar altijd ook op het propagandafront worden gevoerd (en daar soms ook gewonnen of verloren worden), en omdat de hier verblijvende sympathisanten van IS ‘collaborateurs’ zijn, en dus onze vijanden, ook al hebben ze de wapens (nog) niet opgenomen.

De Roover onderbouwt zijn pleidooi met prikkelende historische voorbeelden. Zo verwijst hij naar Willy Brandt, de Duitse socialistische bondskanselier die in december 1970 bij een staatsbezoek aan Polen onverwachts neerknielde bij het monument voor de opstand van het getto van Warschau tegen de nazi’s. Die foto werd hét iconische beeld van Brandt: een verzoener in volle Koude Oorlog. Voor de linkerzijde was hij sindsdien een legendarisch politicus. Maar in zijn eigen West-Duitsland zorgde diezelfde Willy Brandt in 1972 met zijn Radikalerlass voor een feitelijk beroepsverbod voor ‘radicalen’ – eigenlijk vooral voor linksradicalen, want het ging erom een einde te maken aan de steun voor de terroristen van de Rote Armee Fraktion. Meer dan honderd West-Duitse ambtenaren werden ontslagen om hun radicale gezindte, duizenden anderen kregen sancties opgelegd of werden geweigerd voor welke overheidsbaan ook. Zo verdedigde de Duitse rechtsstaat zich tegen een ‘interne vijand’: ‘à la guerre, comme à la guerre’, aldus De Roover. Hij vraagt zich af waarom de Belgen zich vandaag minder goed zouden beschermen dan de West-Duitsers dat deden in de jaren zeventig.

Voor- en tegenstanders van De Roover vlogen elkaar meteen in de haren op de sociale media. Natuurlijk liet ook N-VA-parlementslid Annick De Ridder zich daarbij niet onbetuigd: ‘Ik kan er geen traan om laten dat zulke rotzakken worden ‘geneutraliseerd’ en ik vind dat er voor het verheerlijken van de IS uitzonderingen op het recht op vrije meningsuiting moeten komen.’ De felste kritiek op De Roover kwam van de linkerzijde, al pleit de N-VA’er voor de invoering van een aantal door de staat opgelegde regels. Die aanpak is zo ongeveer de bestaansreden van de sociaaldemocratie.

Ook in de Belgische context zijn de meeste rechten en vrijheden aan regels onderworpen, en dat geldt ook voor de vrije meningsuiting. Het nut van bepaalde beperkingen is trouwens nog nooit ter discussie gesteld. Artikelen 443 en volgende van het Strafwetboek bepalen nog altijd dat laster, eerroof, belediging, lasterlijke aangifte en kwaadwillige ruchtbaarmaking strafbaar zijn. Andere beperkingen zijn in de loop der jaren opgeheven (sinds 2005 is het beledigen van een bevriend buitenlands staatshoofd niet meer strafbaar) of werden al ter discussie gesteld: in 2013 vroegen N-VA’ers Theo Francken en Kristien Van Vaerenbergh om de straffen voor belediging van de Belgische koning en de Belgische koninklijke familie af te schaffen.

De wet-Moureaux

Er zijn ook nieuwe wetten bijgekomen om het recht op vrije meningsuiting in te perken, en telkens opnieuw waren dat initiatieven van de linkerzijde. Sinds 1981 bestaat er een ‘racismewet’. Destijds was die vooral in Vlaanderen berucht als de ‘Wet-Moureaux’, en de verzamelde rechterzijde liep er storm tegen. Tientallen christendemocratische, liberale en Vlaams-nationalistische parlementsleden vreesden ‘de heksenjacht van een links mccarthyisme’. Zij viseerden vooral het wetsartikel dat ‘lidmaatschap van racistische verenigingen’ strafbaar stelde, want in hun kringen telde de proapartheidslobby Protea flink wat aanhangers.

De racismewet kende in 2003 en 2007 nog belangrijke aanpassingen, zoals de invoering van het begrip ‘gendergelijkheid’. Dat alles maakt dat België vandaag beschikt over een ruime antidiscriminatiewetgeving. Vanaf 1995 is daar nog een negationismewet aan toegevoegd. Die bestraft het ‘ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd’. Ook al heeft premier Charles Michel in juni vorig jaar de Armeense volkerenmoord erkend als een genocide, de ontkenning daarvan is dan weer niet strafbaar.

In de loop der jaren bleek de racismewet niet eenvoudig toe te passen. Bij het brede publiek leeft de mening dat die wet ‘racisme’ an sich strafbaar heeft gemaakt, maar dat is niet zo. In principe zijn racistische ideeën en uitspraken nog altijd niet strafbaar, juist wegens de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting. Alleen racistische handelingen zijn dat wel. Dat subtiele maar wezenlijke verschil zorgt ervoor dat het gerecht het merendeel van de klachten op basis van die racismewet seponeert. En dat leidt tot een hoop frustratie, bij de aanklagers en in de samenleving. Onder druk van de publieke opinie is dat onderscheid tussen racistische ideeën en handelingen in de loop der jaren vervaagd. In 2010 concludeerde rechtsantropoloog Jogchum Vrielink in zijn doctoraat dat ‘de racismewet vaak ongrondwettig wordt toegepast’: tachtig procent van de veroordelingen wegens racisme bestrafte geen racistische handelingen maar foute uitspraken. Dat was niet de bedoeling van de wet.

Dat onderscheid is van wezenlijk belang. Sinds 2011 bestraft de zogenaamde boerkawet (het verbod op ‘het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt’ in ‘voor publiek toegankelijke plaatsen’) een vrouwvijandige handeling. Het staat eenieder, salafisten net zo goed als feministen, ondertussen vrij om te denken en te zeggen dat vrouwen en mannen niet gelijk of niet gelijkwaardig zijn. Maar een vrouw discrimineren omdat ze een vrouw is, mag dan weer niet.

Het voorstel van Peter De Roover worstelt ook met die ambiguïteit. Het heeft de verdienste dat het een poging is om onze democratische samenleving te beschermen, maar tegelijkertijd bedreigt het een van de hoekstenen van die samenleving, namelijk de vrije meningsuiting. In een democratie is het ook voor regeringen en parlementen niet eenvoudig om fundamentele wetten in een vingerknip aan te passen of te veranderen. Elke N-VA’er weet hoe complex dat is bij staatshervormingen. Maar het ligt net zo gevoelig en zo ingewikkeld met andere belangrijke artikelen van de grond- of strafwet. Bij nader inzien heeft De Roover met zijn voorstel meer vragen opgeroepen dan hijzelf kan beantwoorden.

Politie uitschelden

Wat wil De Roover eigenlijk beteugelen met het strafbaar maken van de steun voor de Islamitische Staat? Wil hij voor het eerst in de geschiedenis een zuiver opiniedelict voor de rechter kunnen brengen? Wil hij dat het parket allochtone jongeren gaat vervolgen die op straat komen om een bomaanslag toe te juichen? Jongeren die tijdens antiterroristische acties de politie uitschelden? Waar trekt het gerecht de grens? Is wahabitisch salafisme an sich strafbaar? Mogen radicale moslims nog de ‘droom’ koesteren van de komst van een nieuw kalifaat? Of beperkt de beteugeling van de vrije mening zich tot het oppakken van haatpredikers in moskeeën die woordelijk oproepen om te bidden voor het heil van IS-leider Abu Bakr Al-Baghdadi?

Hoever reikt zo’n verbod op steun voor de IS? Mogen pacifistische opiniemakers als Ludo De Brabander van de vzw Vrede zich nog verzetten tegen de Belgische deelname aan de oorlog tegen de IS? En als De Brabander dat mag, mag een moskeevereniging uit Molenbeek dat dan ook? Mogen Belgische moslims zich nog boos maken om de burgerdoden van een westers bombardement? Mogen de ouders van gesneuvelde IS-soldaten nog rouwen om hun zoon? Zijn vrienden?

Hoe ‘gelijk’ blijven we in de verdediging van wat fout is? Peter De Roover en ook Bart De Wever vergeleken IS-sympathisanten met de ‘collaborateurs’ van de Tweede Wereldoorlog, ‘en die zijn ook bestraft’. Maar daar hield het ook op. Twee jaar geleden heeft Chris Michel voor het tv-programma Koppen een mooie reportage gemaakt over ‘de laatste oostfronters’. Een van de bejaarde ex-SS’ers verklaarde dat hij nog altijd hetzelfde zou doen als toen. Mogen teruggekeerde IS-strijders dat ook zeggen, of riskeren zij een straf? En wat met de verantwoordelijkheid van de journalist die hen aan het woord laat? Kan VRT-journalist Bart Schols nog in alle vrijheid Michael ‘Younes’ Delafortrie interviewen in De Afspraak?

En, nog controversiëler, mogen ‘Arabische Belgen’ grappen maken en cartoons tekenen waarin gespot wordt met de slachtoffers van de IS: de doden in de Brusselse metro, of een onthoofde gijzelaar? De voorbije jaren heeft de westerse publieke opinie de moslimgemeenschap met handen en voeten proberen uit te leggen dat een beetje democraat elke grap of cartoon moet kunnen verdragen. En dat het dus schandalig is om te protesteren tegen de cartoons van Mohammed in een Deense krant, of tegen de harde humor van Charlie Hebdo – inderdaad, het blad dat een paar maanden geleden ook genadeloos lachte met de slachtoffers in Zaventem. Zou een moslim een soortgelijke tekening op papier mogen zetten en publiceren op zijn Facebookpagina? Of ligt dat toch een beetje moeilijk?

Op ramkoers

Want dat is ook een effect van de voorbije week: de N-VA heeft geleerd dat het gemakkelijker is om (grond)wetswijzigingen te claimen dan door te voeren. Dat bleek al met het voorstel van Kamerlid Zuhal Demir om de dubbele nationaliteit Belg-buitenlander af te nemen. Met Marokkanen gaat dat namelijk niet, want de Marokkaanse wet staat dat nu eenmaal niet toe. Gaan we dan een onderscheid maken tussen Turkse Belgen en Marokkaanse Belgen? En hoelang zal het dan duren voor een Turkse Belg die zijn dubbele nationaliteit wordt afgenomen naar het Grondwettelijk Hof stapt wegens ongelijke behandeling?

In de strijd tegen het terrorisme en het afdammen van de problemen uit Afrika en het Midden-Oosten lijkt de N-VA nu op ramkoers te liggen. De partij wil zich niet meer gehinderd weten door internationale verdragen als de Conventie van Genève, of door uitspraken van (internationale) rechtbanken en grondwettelijke hoven. Vorige maand achtte de Raad van State een algemeen verbod op onverdoofd slachten tegenstrijdig met de vrijheid van godsdienst. Vorig weekend zei De Wever dat de N-VA niet in een nieuwe regering stapt zónder dergelijk verbod. Kondigt hij nu al een machtsstrijd aan tussen de nieuwe regering en le gouvernement des juges?

In één moeite eiste hij ook een Belgische ‘Patriot Act’, zoals in de VS: verregaande nieuwe bevoegdheden voor het gerecht, de politie, het leger, de inlichtingendiensten en ook voor de civiele regeerders en bestuurders. De Wever zegt woordelijk dat hij mensen wil kunnen oppakken die nog niets fout deden maar wel al hun sympathie uiten voor de IS. ‘Ik zou dan veel beter slapen’, zegt hij: ‘We gaan toch niet wachten tot men ons een mes in onze rug steekt?’ Dat hij met dergelijke voorstellen de Rubicon oversteekt, weet hij maar al te goed. Maar hij verwoordt ze toch. Ook omdat hij zich verzekerd weet van de sympathie van een aanzienlijk deel van het Vlaamse publiek. En dus reppen de partijtoppers zich om hun voorzitter te volgen. Kenschetsend voor de ‘oorlogsbereidheid’ van de N-VA was een zeldzaam laconieke tweet van Theo Francken, staatssecretaris van asiel en migratie: ‘Mensen evolueren. Mensenrechten ook. Why not?’

Columnist

Vraag is of Bart De Wever met die versnelling zichzelf niet voorbijloopt, en of hij de N-VA niet laat evolueren tot een partij die ze oorspronkelijk niet was. Toen hij nog columns schreef, is De Wever zelf ooit al dieper ingegaan op het fundamentele verschil tussen mensenrechten en burgerrechten. Burgerrechten, zo schreef hij op 19 september 2005 in De Standaard, hangen af van bepaalde maatschappelijke en politieke keuzes: ‘Het verwerven ervan door nieuwkomers in onze samenleving kan voorwaardelijk gemaakt worden aan de wil en de inspanning om van die samenleving deel uit te maken.’ Elf jaar later is dat nog altijd zijn boodschap. Maar qua mensenrechten zegt de N-VA-voorzitter vandaag juist het omgekeerde van toen. Toen schreef Bart De Wever: ‘De banalisering van de term mensenrecht stoort me mateloos. Een recht is pas een mensenrecht wanneer het onvervreemdbaar en absoluut is. Het gaat over een handvol rechten dat in iedere context en op iedere plaats onze menselijke waardigheid zou moeten beschermen: vrijheid van overtuiging en meningsuiting, godsdienstvrijheid, het gelijkheidsbeginsel, habeas corpus en lichamelijke integriteit. Niets meer, niets minder.’

DOOR WALTER PAULI, ILLUSTRATIE SERGE BAEKEN

Mogen Belgische moslims zich nog boos maken om de burgerdoden van een westers bombardement?

De N-VA wil zich niet meer gehinderd weten door internationale verdragen als de Conventie van Genève, of door uitspraken van grondwettelijke hoven.

Bart De Wever in 2005: ‘De banalisering van de term mensenrecht stoort me mateloos.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content