De Volksunie heeft een nieuwe wonderboy. In een paar weken tijd verwierf waarnemend voorzitter Patrik Vankrunkelsven de status van Bekende Vlaming. Een interview.
Nee, hij is nog niet uitgenodigd om op de televisie met Wendy van Wanten te duelleren. Maar ze stellen hem de vreemdste vragen tegenwoordig. Waarom hij altijd van die houthakkershemden draagt en waarom hij niet Patrick heet bijvoorbeeld, zoals iedereen. Hij grijnst: “Omdat ik Patrik, zonder c, mooier vind staan. Vroeger vond ik het ook Vlaamser, maar daar hecht ik nu minder belang aan. Mijn proefschrift heb ik ondertekend als Patrick Vankrunkelsven. Ik was kwaad op mezelf. Ik dacht: het rebelse gaat er toch een beetje vanaf.”
Patrik Vankrunkelsven dus. Net eenenveertig geworden. Hij beschouwt zichzelf als de laatste van een generatie die gevoelig was voor het kaakslagnationalisme. “Die frustratiegevoelens zijn langzamerhand weggeëbd. Ik kan niet ontkennen dat de achterban van de Volksunie voornamelijk bestaat uit 35-plussers. Dat is een gegeven waar we rekening moeten mee houden. Als ik tien jaar jonger was geweest, was ik misschien wel bij Agalev terechtgekomen.”
Twee keer deed hij een gooi naar het voorzitterschap van zijn partij. De eerste keer wist hij dat hij geen kans had tegen Jaak Gabriëls. De tweede keer moest hij constateren dat de aaibaarheidsfactor van Bert Anciaux hoger lag. Maar sinds Anciaux als voorzitter van de Volksunie een stapje opzij zette ( excusez le mot!) om zich aan ID21 te wijden, zetelt Vankrunkelsven als waarnemend voorzitter op het Barricadenplein. Hij combineert die baan met een huisartsenpraktijk en het burgemeesterschap van Laakdal.
Succes heeft vele vaders, erkent Vankrunkelsven. Maar het was zíjn idee om met de Vlaamse oppositiepartijen een gezamenlijk initiatief te nemen, dat uiteindelijk zou leiden tot het Octopusoverleg.
PATRIK VANKRUNKELSVEN: Na de ontsnapping van Dutroux had ik het gevoel dat alleen de oppositie de zaak nog kon deblokkeren. De bevolking zou het niet begrepen hebben als we ons negatief hadden opgesteld. Ik vond dat we het rapport van de commissie-Dutroux als uitgangspunt moesten nemen, dat tenslotte unaniem door het parlement was goedgekeurd. Volgens mij was dat een waterdichte strategie, waarmee wij de regeringspartijen in het defensief konden dringen. Agalev gaf niet thuis, maar met Guy Verhofstadt viel daarover te praten. Het was vervolgens de politieke gehaaidheid van Verhofstadt om de hervorming van de politie te koppelen aan die van justitie, waarvoor een tweederde meerderheid nodig was. Ik had het daar aanvankelijk moeilijk mee, omdat ik vreesde dat zo’n strakke koppeling toch weer te veel naar oude politieke cultuur zou ruiken. Maar toen ik tenslotte akkoord ging, was het plotseling alsof de Heilige Geest over de VLD neerdaalde. Zij zijn toen met de Franstalige oppositie gaan praten. Kennelijk speelde Louis Michel met ongeveer hetzelfde idee. Het klikte meteen.
En toen zat u plotseling met uw erfvijanden van het FDF aan tafel.
VANKRUNKELSVEN: Ik geef toe dat we enige koudwatervrees hebben moeten overwinnen. Maar tijdens de onderhandelingen bleek dat het FDF duidelijk een eigen terrein bezet, dat zowel politiek als geografisch afgebakend is.
Geloofde u in een goede afloop?
VANKRUNKELSVEN: Wij zijn vertrokken met het idee dat het waarschijnlijk zou mislukken. Wij hadden verondersteld dat veel van onze ideeën – twee magistratenscholen, lokaal georganiseerde politie – in Wallonië op veel verzet zouden stuiten, maar dat bleek niet het geval. Bijna alles waar we de laatste maanden bij monde van Geert Bourgeois voor geijverd hadden, kwam in de ontwerpteksten te staan. Het leek bijna té gemakkelijk te gaan. Ik heb toen nog een paar mensen van ons partijbestuur geconsulteerd en in het holst van de nacht zelfs Hugo Schiltz uit zijn bed gebeld.
En die gaf zijn zegen.
VANKRUNKELSVEN: Het kan nooit kwaad de raad van wijze mensen te vragen.
Maar er kwam geen splitsing van justitie.
VANKRUNKELSVEN: Het blijft een compromis natuurlijk. Ik heb ook van tevoren gezegd: jongens, het gaat hier over justitie en politie binnen het federale verband. We nemen onze verantwoordelijkheid, maar we weten dat er geen echte defederalisering komt. Al blijft dat natuurlijk onze ultieme wens.
De oppositie gaf de voorzet. En Dehaene hoefde hem maar in te koppen, om in zijn favoriete beeldspraak te blijven.
VANKRUNKELSVEN: Hij heeft de touwtjes stevig in handen genomen. Het heeft mij bijvoorbeeld oprecht verbaasd hoe zwak de bijdrage van Tony Van Parys was. Er zaten een paar ongelooflijke fouten in de teksten die hij had voorbereid en ook in de gesprekken is de minister van Justitie nauwelijks aan bod gekomen. Het probleem van de CVP lijkt mij toch dat Dehaene er zodanig bovenuit torent, dat de andere mensen haast niet durven piepen.
De premier is de echte winnaar?
VANKRUNKELSVEN: Als technicus, als voorzitter van zo’n overleg is hij echt briljant. Hij is vaak heel ongegeneerd en brutaal, hij kan mensen echt afsnauwen, ook zijn eigen partijgenoten. Soms lijkt hij op een kat die zijn prooi besluipt en dan op het juiste moment toeslaat. Waarom zou ik geen respect opbrengen voor het intellect en het doorzicht van Dehaene? Ik weet ook wel dat het Octopusakkoord zijn positie heeft versterkt. Maar je moet keuzes durven maken. Ook al klinkt het als een gemeenplaats, ik vrees dat in het andere geval de antipolitiek de grote winnaar zou zijn geweest.
Acht partijvoorzitters broederlijk bijeen op een persconferentie. Eén grote familie: het leken wel de hoogdagen van het Egmontpact en de particratie. Had men niet beter in het parlement een akkoord kunnen zoeken?
VANKRUNKELSVEN: Waarom zouden partijen niet in staat zijn om ideeën aan te dragen? Een partij is meer dan een verzameling van individuele parlementsleden. Ik blijf daarin geloven. Tegelijkertijd hebben we uitdrukkelijk gezegd: wij gaan hier de grote lijnen bespreken, maar niet de punten en komma’s. Dat moet in het parlement gebeuren, en daar krijgen ook Agalev en Ecolo de kans om teksten te amenderen. Als Agalev niet aan het Octopusoverleg heeft deelgenomen, kwam dat vooral omdat ze hun karretje aan Ecolo hebben vastgeklonken. Tussen de VU en Agalev is de bereidheid tot samenwerking, die een jaar geleden nog heel groot was, ongeveer tot het nulpunt gedaald. In het Vlaams parlement merken we nog wel dat we dicht bij elkaar staan, maar zodra de groenen één stap daarbuiten zetten, is het compleet om zeep. Dan vergeten ze hun eigenheid.
Toch wil u in Brussel een Vlaamse kartellijst met Agalev en de SP.
VANKRUNKELSVEN: Dat heeft met de specifieke Brusselse situatie te maken. Vic Anciaux had vanuit de hoofdstedelijke gewestregering goeie relaties opgebouwd met de SP en de indruk bestond dat ook Agalev wel meewilde. Maar het lijkt erop dat het ook daar weer gaat ontsporen en Agalev van Ecolo verbod zal krijgen om op die stadslijst te gaan staan.
Gaat u dan in Brussel met de VLD praten?
VANKRUNKELSVEN: Het probleem met de VLD is dat de partijleiding weliswaar lijnen trekt die voor ons min of meer aanvaardbaar zijn, maar dat bij het politieke personeel – zeker in de Brusselse situatie – de huwelijksbereidheid veel geringer is. Dat is trouwens ook zo in het Vlaams parlement.
U wil niet in zee met types als Leo Govaerts of Guy Vanhengel?
VANKRUNKELSVEN: Ik wil het wat positiever uitdrukken. Laten we zeggen dat we met iemand als Annemie Neyts veel minder problemen hebben dan met veel andere mensen. Of er voor de VLD ruimte is op een Brusselse kartellijst, zal afhangen van de kandidaten die zij naar voren schuiven – maar het is niet aan de Volksunie om dat uit te maken.
Terug naar de Vlaamse politiek. Uw partij gaat al jaren op vrijersvoeten. Eerst zocht u een alliantie met CVP…
VANKRUNKELSVEN: Ja, toen ben ik nog als padvinder vooruitgestuurd.
Na uw gesprekken met Vaast Leysen volgden de gesprekken tussen Bert Anciaux en Jos Geysels, en nu praat u weer met Verhofstadt. Er is veel promiscuïteit in uw kringen.
VANKRUNKELSVEN: ( lacht) Blijkbaar. Het is in de politiek niet anders dan in het echte leven.
Bent u even gecharmeerd van Verhofstadt als destijds uw voorganger Jaak Gabriëls?
VANKRUNKELSVEN: De VLD heeft, zeker wat het communautaire betreft, een duidelijke koerswijziging doorgevoerd. Op het vlak van inspraak en democratie waren ze al langer actief, en Bert Anciaux heeft dat debat ook in onze partij opnieuw gestimuleerd. Dat zijn dus twee terreinen waarop we veel dichter bij elkaar staan dan vroeger. Maar ook tijdens de Octopusonderhandelingen is gebleken dat er nog altijd grote verschillen zijn. Bij ons zit de communautaire benadering als het ware in onze genen, voor de VLD is het een pragmatische keuze. De Volksunie blijft dus noodzakelijk. Maar tegelijkertijd wil ik ook, samen met de VLD, deze meerderheid breken. Wat dat betreft, zitten we op dezelfde lijn – en ik hoop dat dat ook voor Agalev nog altijd geldt. We willen een nieuw beleid, we willen in 1999 een nieuwe communautaire gespreksronde, en dat kan natuurlijk moeilijk als je als bijwagen van Dehaene-Tobback gaat fungeren. Die zeggen immers duidelijk: als we een comfortabele meerderheid hebben, doen we samen verder en komt er geen nieuwe staatshervorming. Pas als ze die meerderheid niet halen, kijken ze of iemand hen wil depanneren.
En daar piekert u niet over.
VANKRUNKELSVEN: Geen seconde. Wij willen de kiezer een volwaardig alternatief bieden. Want als die kiezer naar het politieke landschap kijkt, ziet hij één grote janboel van steeds meer kleine partijtjes. De tactiek van Dehaene en Tobback zal dan zijn: stem voor zekerheid.
Dus zoekt u samenwerkingsverbanden. Maar als al die oppositiepartijen en -partijtjes zich zo dicht tegen elkaar aan gaan schurken, kan de CVP ook zeggen: iedereen doet gemeen tegen ons. Een beproefde tactiek.
VANKRUNKELSVEN: Dat zij de underdog gaan spelen? Ik wil benadrukken dat ik niet tégen de CVP of de SP ageer. Nogmaals, ik wil verantwoordelijkheid opnemen – dat hebben we met Octopus bewezen – maar niet als aanhangwagen van deze versleten coalitie. Tegelijkertijd beseffen wij natuurlijk wel dat er waarschijnlijk een van die twee partners nodig zal zijn om een stabiele meerderheid te vormen. En daarbij sluit ik noch de CVP, noch de SP uit.
Bravo! Goed gebruld, muis!
VANKRUNKELSVEN: (onverstoorbaar) Ik weet het: er zijn een paar pionnen aan het schuiven, en de SP doet wat liefdesverklaringen aan het adres van de VLD. Van Louis Tobback mogen Norbert De Batselier en co eventjes buiten gaan spelen. Maar als het erop aankomt, zal Tobback bepalen wat er moet gebeuren. Dan zal hij het handje van Dehaene vasthouden. Voor mij is dat geen gezonde basis om te gaan praten.
Het is niet uw ambitie het cement te leveren voor een paarse coalitie?
VANKRUNKELSVEN: Ik zit niet per se op dat spoor. Natuurlijk zou het een weldaad zijn als de CVP – vooral in Vlaanderen – ooit eens een keer niét zou regeren. Maar bij de huidige stand van zaken, waarbij een communautaire ronde voor ons belangrijk is, wens ik niet bij voorbaat te zeggen: wij gaan een anti-CVP-koers varen. Nogmaals: ik sluit niemand uit.
Wil u nog voor de verkiezingen een kartel met de VLD?
VANKRUNKELSVEN: Blijkbaar zijn de geesten daar nog niet rijp voor. Een argument pro zou zijn dat het je geloofwaardigheid vergroot, op voorwaarde dat er een duidelijk programma wordt geformuleerd. Maar voorzichtigheid blijft geboden: de VLD wil vooral de macht, en de vraag is of wij in een kartel met de VLD als partij overeind kunnen blijven. Een bijkomend probleem is dat we niet met alle VLD-parlementsleden even gemakkelijk kunnen samenwerken – op het vlak van ruimtelijke ordening en milieubeleid bijvoorbeeld. Om maar iets te noemen.
In Laakdal hebben eind mei veertien leden van het partijbestuur zich tégen een kartellijst met de VLD uitgesproken.
VANKRUNKELSVEN: ( guitig!) Is dat zo?
En maar tien bestuursleden waren pro. Vervolgens zegt u: de geesten zijn nog niet rijp. Nóg niet – dat is een belangrijke nuance. Gaat u er werk van maken?
VANKRUNKELSVEN: Nu moet ik mijn woorden wikken. We kunnen wel een eind weegs met elkaar optrekken – ook inzake het communautaire – maar ik denk dat de weerstanden nog te groot zijn om met de VLD lokale lijsten te vormen à la PRL-FDF. Ik werk daar dus niet aan. Volgens mij moeten we eerst proberen het verhaal VU-ID21 tot een goed einde te brengen.
Maar waarin zit ‘m het verschil tussen de VU en ID21 nu uiteindelijk? Verdubbelde waskracht?
VANKRUNKELSVEN: Dat zou al niet slecht zijn natuurlijk. Nee, serieus: de structuur en de opbouw van VU en ID21 verschilt nogal. De VU is, zoals de meeste partijen, toch vertrokken van een programma. Hoe gaan we de samenleving opbouwen? We situeren ons in het centrum en mensen die ons programma aantrekkelijk vinden, kunnen zich bij ons aansluiten. ID21 is volledig omgekeerd begonnen. Die zeggen: mensen, jullie hebben bepaalde ideeën, jullie vinden je gading niet bij de huidige politieke partijen. Awel, verenigt u, en tracht een factor van betekenis te worden in de politiek. Dat is dus een totale omkering van de piramide.
Tot nader order blijft het communautaire de bestaansreden van de VU. Verzwakt een alliantie met ID21 uw positie dan niet?
VANKRUNKELSVEN: Hoe je het ook wendt of keert: ID21 bestáát nu. Het is een factor. We hebben een aantal gemeenschappelijke ideeën, en voor de VU kan een alliantie met een beweging als ID21 nooit een verzwakking betekenen, als we vertrekken van de premisse dat we tot een duidelijk platform willen komen. Met andere woorden: een programma, waar zowel de VU als ID21 zich achter kunnen scharen.
Maar dat kan op communautair vlak bijvoorbeeld minder radicaal zijn dan het programma van de VU?
VANKRUNKELSVEN: Ja. Voor ID21 is het communautaire klaarblijkelijk niet de allereerste zorg, maar dat biedt ook het voordeel dat jonge mensen, voor wie de stap naar de Volksunie misschien nog te groot is, aansluiting kunnen vinden bij ID21. Het VU-programma is in de loop der jaren overigens ook geëvolueerd. Frans Van der Elst heeft destijds het federale België bepleit. Nu zeggen we dat de Belgische structuur zodanig zal verwateren dat zij gedoemd is te verdwijnen. Ik verwacht niet dat wij in 1999 het totale programma van de VU gaan realiseren, maar ik hoop wel samen met ID21 een belangrijke nieuwe stap te zetten in de staatshervorming.
Wat staat er allemaal op uw boodschappenlijstje als u over een platformprogramma gaat onderhandelen?
VANKRUNKELSVEN: Op het communautaire vlak, bedoelt u? De splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Afschaffing van de faciliteiten in de Brusselse randgemeenten. Splitsing van gezondheidszorg en kinderbijslagen. Gegarandeerde Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel. Eigen Vlaamse fiscaliteit. Defederalisering van justitie.
Als u over die punten met ID21 geen consensus kunt bereiken, gaat het feest niet door?
VANKRUNKELSVEN: Dan wordt het moeilijk. Maar ik ben daar niet zo pessimistisch over. Om een voorbeeld te geven van de evolutie op het terrein: als ik drie jaar geleden over splitsing van de gezondheidszorg sprak met mensen zoals de Gentse professor Jan De Maeseneer, vond ik geen gehoor. Maar nu zijn die mensen het erover eens dat we in Vlaanderen gezondheidszorg anders kunnen structureren: goedkoper aan de basis en met betere resultaten. In België lopen ze met hun kop tegen de muur en dus komen ze, op louter pragmatische gronden, tot de conclusie dat ze beter in Vlaanderen hun inzichten kunnen realiseren.
Komt Bert Anciaux nog terug als voorzitter van de Volksunie?
VANKRUNKELSVEN: Daar ga ik van uit.
Er is een ander scenario denkbaar. U blijft zitten waar u zit, ID21 krijgt een nieuwe voorzitter en Bert Anciaux wordt koepelvoorzitter van de combinatie VU-ID21, zoals Louis Michel bij het kartel FDF-PRL.
VANKRUNKELSVEN: Laten we eerst maar eens de onderhandelingen voeren om concreet te zien hoe de alliantie de verkiezingen gaat voorbereiden. Als het voor iedereen beter uitkomt dat Bert tegelijkertijd boegbeeld is van ID21 en van de VU, kan er misschien een andere formule gezocht worden. Maar dan zal ook ID21 dat moeten willen. Ik houd me tot nader order aan de afspraken die we intern bij de VU hebben gemaakt.
Piet Piryns Peter Renard