Ruim een maand geleden kreeg ik een e-mail waar ik het even koud van kreeg: ‘Dear friend, our colleague Jassim is dead, now I am completely alone. Please help me. Ibrahim.’
Als journalist in dit werk geloof je altijd een klein beetje in je eigen onkwetsbaarheid. ‘Mijn mensen’ zou dit nooit overkomen! Ik ken de statistieken maar al te goed. 100 mensen vermoord per dag in Irak. Duizenden aanslagen, miljoenen vluchtelingen. Maar nee, toch zeker niet Jassim, de man die al bijna vier jaar lang zijn leven riskeert voor ons én die het klappen van de zweep kent.
En toen kwam het sms-berichtje van Jassims zoon Zeid: ‘My father was killed in Adamiya area. By terrorists.’ Jassim en Ibrahim zijn… waren mijn tolken, fixers in deze waanzinnige oorlog. Hen vertrouw ik mijn leven toe. ’s Avonds overloop ik hoeveel tijd we samen doorbrachten, meer dan vier maanden! Het is meer dan ik mijn eigen familie gezien heb.
Jassim laat drie grote kinderen en een vrouw achter. Van Ibrahim zijn onlangs ook al een paar familieleden vermoord. Ook hij vreest nu voor zijn leven en dat van zijn kinderen. Als journalist voel ik me vaak een nomade, ik kan komen en gaan, hit and run. Maar zij, de medewerkers in de schaduw, blijven achter.
30 december 2006, 6 uur ’s ochtends. Het is een historische dag voor Irak. Oud-dictator Saddam Hoessein wordt opgeknoopt. Een daad van gerechtigheid of van wraak? Mijn vrienden in Irak zijn er niet meer mee bezig. Ibrahim staat aan de grens met Jordanië en belt me in wanhoop. Na een gevaarlijke tocht over de dodenweg van Bagdad naar het veilige buurland mag hij de grens niet over. Alle Irakezen worden teruggestuurd. Is dat een nieuwe regel, of moeten de Jordaanse grenswachters omgekocht worden? In Amman wil hij een visum aanvragen op de Belgische ambassade, maar hoe kom je er? Op hetzelfde moment stappen de kinderen van Jassim in de wagen. Ze willen vroeg reizen om tegen gebedstijd in de heilige stad Najaf te zijn. Daar ligt hun vader Jassim nu begraven, zoals vele vrome sjiieten dicht bij het graf van imam Ali. In Parijs legt Reporters Sans Frontières de laatste hand aan zijn jaaroverzicht. 2006 is een van de meest dodelijke jaren voor journalisten en hun medewerkers geweest. Voor het vierde opeenvolgende jaar spant Irak de kroon. Vorig jaar zijn er in Irak 64 journalisten en hun medewerkers vermoord. Fout! Het zijn er minstens 65, ik denk niet dat Jassim al opgenomen is in de statistieken.
Ibrahim en Zeid slaan nu een noodkreet. Ze willen, móéten weg uit de waanzin. Ze rekenen op mij, de journalist en vriend in het veilige België. Geld voor de gevaarlijke tocht, hulp bij een nieuwe start… Alleen lukt me dat niet.
Ik besef dat dit mijn aanvoelen of gevoel voor verantwoordelijkheid is, maar toch durf ik ook even aankloppen bij anderen.
Elke hulp, elke euro is welkom.
Ik heb hiervoor speciaal een spaarrekeningnummer geopend:
744-0184865-73, op mijn naam met als vermelding ‘Irak’.
Het spreekt vanzelf dat elke eurocent zal worden besteed aan de families van Jassim en Ibrahim. Hoe dat praktisch moet gebeuren, daar werk ik aan. Wellicht zal dit moeizaam verlopen en misschien wel gevaarlijk zijn. Toch wil ik het proberen.
Rudy Vranckx