Minister Luc Martens wil de ?samenspraak? over het cultuurbeleid hervormen. Maar de Vlaamse regering volgt hem niet helemaal.

OM EEN OF ANDERE reden geeft minister Luc Martens (CVP) van Welzijn, Gezin en Cultuur blijk van ongeduld. Al drie weken na elkaar liet hij zijn jongste beleidsbrief ?Samenspraak? agenderen op de vergadering van de Vlaamse regering, maar veel woorden maakten zijn collega-ministers er tot nu toe niet aan vuil. Ook op de bijeenkomst van vorige donderdag, toen de brief voor de derde keer op de agenda stond, kwam het niet tot een definitieve beslissing. De tekst raakte maar voor de helft goedgekeurd, de andere helft werd tot na de vakantie verdaagd.

Het zou niet de bedoeling zijn om de beleidsbrief daarmee op de lange baan te schuiven. De oorzaak van het uitstel moet vooral in een gebrek aan tijd worden gezocht : spoedig komt de vakantie eraan en eer het zover is, is het de begroting die alle aandacht opeist. Toch is er meer aan de hand. Het voorbereidende werk is immers nog niet af. Met name de cultuurcel bij het kabinet van minister van Onderwijs Luc Van den Bossche (SP) die geacht wordt Martens’ cultuurbeleid te ?bewaken? verbaast zich erover dat Martens al met teksten naar de executieve stapt terwijl het voorbereidende overleg erover tussen de kabinetten van Martens en Van den Bossche nog niet is afgerond. Maar het is zeker geen loutere partijpolitieke kwestie. Ook binnen de CVP heerst allerminst eensgezindheid over Martens’ plannen.

KENNIS VAN ZAKEN.

De beleidsbrief ?Samenspraak? wil, zoals de ondertitel ervan stelt, een nieuwe structuur geven aan ?advies, overleg en beleidsvorming inzake cultuur en welzijn?. Het nu ter tafel liggende ontwerp is een hooggestemde tekst, met op de eerste bladzijde al citaten van Alexis de Tocqueville en Jürgen Habermas. Welzijnsbeleid en cultuurbeleid, aldus de beleidsbrief, zijn slechts zinvol als daarover met alle betrokkenen een intens overleg wordt georganiseerd. Nu al functioneert in de sector een aanzienlijk aantal (al dan niet hoge) raden en commissies ; zij dienen de minister van advies en organiseren het overleg en de inspraak. Martens is evenwel van oordeel dat deze adviesinstanties te versnipperd werken, zich te vaak beperken tot kleine belangetjes en soms zelfs in corporatisme vervallen. En, al staat dat niet met zoveel woorden in de tekst, hij vindt ook dat de adviezen die hij krijgt niet altijd van een voldoende kennis van zaken getuigen.

Martens’ voorganger Hugo Weckx (CVP) was al met die herstructurering begonnen. In zijn beleidsbrief over het sociaal-cultureel werk voor volwassenen uit 1993 tekende Weckx daarvoor twee sporen uit, toen hij de oprichting voorstelde van een Raad voor Cultuur en van een Centrum voor Cultuurbeleid. De Raad zou worden samengesteld uit mensen uit verschillende disciplines en over het geheel van alle sectoren adviezen uitbrengen, terwijl het Centrum als zogeheten ?gedocumenteerde gesprekstafel? een wetenschappelijke, informatieve en organisatorische functie kreeg toegewezen.

De naam ?Raad voor Cultuur? was enigszins misleidend, omdat er toen al een Raad voor Cultuur bestond. Het ging om een zeer informeel, interdisciplinair samengesteld cenakel dat onder impuls van Weckx’ liberale voorganger Patrick Dewael werd opgericht en op eigen initiatief uitspraken over brandende culturele kwesties deed. Het nam een vliegende start, maar geleidelijk verwaterden de activiteiten ervan en net dezer dagen zou deze Raad definitief worden opgedoekt.

Toen de huidige Vlaamse regering een goed jaar geleden tot stand kwam, bleken Weckx’ ideeën wortel te hebben geschoten : de Raad en het Centrum stonden in de regeerverklaring ingeschreven. Minister Martens bevestigde deze optie door haar met zoveel woorden op te nemen in zijn algemene beleidsnota ?Werken aan netwerken? van oktober vorig jaar. Zijn jongste beleidsbrief ?Samenspraak? moet die voornemens nu omzetten in daden, of liever in een decreet. Het opvallendste aan de teksten die Martens nu met zoveel aandrang bij zijn collega-ministers wil aankaarten, is dat hij ernaar streeft om de twee belangrijkste bevoegdheden waarover hij beschikt, welzijn en cultuur, in die beleidsbrief te integreren.

CULTUURPACT.

Concreet : naast een Raad voor Cultuur wil Martens een Gezins- en Welzijnsraad oprichten. Dat worden gezelschappen van telkens 25 leden, aangevuld met drie (cultuur) of vier (welzijn) vaste commissies, die elk bestaan uit drie leden van de Raad plus tien deskundigen. Dat maakt samen een hoop volk, 120 mensen. Opmerkelijk is dat Martens kennelijk denkt aan een bescheiden depolitisering bij de samenstelling van de raden. Kandidaat-raadsleden mogen niet alleen niet politiek ?actief? zijn, ze mogen ook geen politieke partijen ?vertegenwoordigen?. Hoewel. De samenstelling van de Raad voor Cultuur moet wel getuigen van ?een evenwichtige aanwezigheid van de verschillende filosofische en levensbeschouwelijke strekkingen?, een geijkte formulering die heel sterk doet denken aan het aloude Cultuurpact. Eigenaardig genoeg legt Martens deze voorwaarde niet op aan de Gezins- en Welzijnsraad.

Opmerkelijk is dat wat aanvankelijk het Centrum voor Cultuurbeleid zou worden, in het ontwerp van beleidsbrief is uitgegroeid tot een instelling met een veel ruimere opdracht. Cultuur zal daarin maar één cel vormen, naast de cellen ?gezin? en ?welzijn?. Dit studiecentrum zou trouwens worden uitgebouwd rond het al bestaande (en gewaardeerde) Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën. In de niet één jaar oude beleidsnota ?Werken aan netwerken? heette het nog dat er voor welzijn en cultuur aparte onderzoeksinstituten zouden worden opgericht, een idee dat Martens eind december nog herhaalde toen zijn nota in de Vlaamse Raad werd besproken. Sinds dit jaar houdt de minister er blijkbaar een andere mening op na en wil hij de twee sectoren samenbrengen in één overkoepelende instelling.

Dat nieuwe centrum krijgt in Martens’ ontwerptekst meestal de naam Sociaal en Cultureel Instituut mee. In de wandeling wordt het nu echter, naar Nederlands voorbeeld, het Sociaal en Cultureel Planbureau genoemd. En daar ligt net het probleem ; het is het gedeelte over de Raden dat vorige donderdag door de executieve is goedgekeurd, terwijl dat over het Planbureau werd uitgesteld.

ADVISEUR.

Want tenslotte : wat is cultuur ? Veel concrete uitspraken heeft Luc Martens daar nooit over gedaan. En dat is geen schande, want de vraag naar de aard en de betekenis van cultuur geeft uitzicht op een eindeloos debat. Maar welke richting het voor de minister uit moet gaan, blijkt wel in de beleidspraktijk en in Martens’ diverse beleidsbrieven. De minister lijkt de cultuur vooral een zorgende en maatschappelijk integrerende functie toe te schrijven, als een instrument om bij mensen de wonden te helen die door het leven worden geslagen.

Daarin zijn duidelijke accentverschillen merkbaar met wat Martens’ voorganger Hugo Weckx daarover dacht. Die scheen cultuur in de eerste plaats te zien als een vorm van kwalitatieve vrijetijdsbesteding. Patrick Dewael had dan weer vooral oog voor de levende kunsten en voor de economie van de cultuurindustrie, wat hem bijvoorbeeld veel tijd deed besteden aan de media. De opties die Luc Martens impliciet verdedigt, brengen het cultuurbeleid dicht in de buurt van het welzijnsbeleid en, gelet op de manier waarop hij het toekomstige Planbureau ziet, is het er voor hem zelfs kortweg een onderdeel van.

Dat is niet onlogisch. Martens is doordesemd van de personalistische ideologie van de christen-democratie waar die optie perfect in past en in zijn ministeriële bevoegdheden combineert hij nu eenmaal welzijn met cultuur. En zijn belangrijkste adviseur terzake, de met de christelijke arbeidersbeweging gelieerde hoogleraar Jan Lauwers (UIA), spreekt precies graag over sociale netwerken die naadloos bij deze logica aansluiten.

Als meerdere andere Vlaamse ministers dan problemen hebben met Martens’ visie op dat Planbureau, heeft dat twee redenen. Vooreerst wordt ervoor gevreesd dat dit instituut in de praktijk wel eens in het vaarwater van de administratie kan komen, die tenslotte ook een beleidsvoorbereidende functie heeft. Maar het grootste bezwaar betreft net de integratie van welzijn en cultuur in één instituut. De welzijnssector heeft niet alleen zo zijn eigen specificiteit, maar hij is vooral veel groter dan de culturele, zodat er ook veel meer geld in omgaat. Bij een verregaande integratie in het welzijnsbeleid, zoals de nota ?Samenspraak? beoogt, dreigt de cultuur dan ook helemaal te worden gemarginaliseerd. Cultuur zou ermee veel van zijn eigenstandigheid verliezen en bovendien worden geremd in het leggen van andere dwarsverbanden, bijvoorbeeld met onderwijs.

KOEPELS.

Bij de bespreking van zijn ?Netwerken?-nota hebben meerdere leden van het Vlaamse parlement, afkomstig uit diverse partijen, minister Martens daar al expliciet voor gewaarschuwd. Marc Van Peel, die vorige maand als gevolg van een persoonlijk ongelukje in de CVP-voorzittersstoel werd gekatapulteerd, pleitte er zelfs voor ?om de combinatie van Cultuur met Welzijn en Gezin totaal te verlaten?. Op 24 april jongstleden keurden alle leden van de democratische partijen zelfs een door Van Peel, Kathy Lindekens (SP), Herman Lauwers (VU), Marino Keulen (VLD) en Jos Stassen (Agalev) ingediende motie van aanbeveling goed waarin er uitdrukkelijk voor werd gepleit om ?het beleidsdomein ‘cultuur’ duidelijk apart afgebakend? te houden. In maart sloot ook de Hoge Raad voor Volksontwikkeling zich daar in een advies bij aan. Met zijn Planbureau gaat Martens dus niet alleen in tegen de wensen van de sector zelf, maar ook tegen die van de Vlaamse volksvertegenwoordiging. En dat dan nog in haast omdat zijn nieuwe partijvoorzitter het nu even te druk heeft met de federale regering om te kunnen letten op wat de Vlaamse aan het uitrichten is ?

Even opmerkelijk is dat Luc Martens in ?Samenspraak? met geen woord rept over het zogeheten Koepeldecreet. Daarmee wordt een ?bovenbouw? gesubsidieerd (dit jaar met 72 miljoen frank) van koepels waar allerlei ideologisch gelijkgestemde verenigingen zich hebben verenigd. De meeste leunen dan ook aan bij een politieke of filosofische stroming, op de pluralistische Bond van Vormings- en Ontwikkelingsorganisaties (BVVO) de succesrijkste van alle koepels en de veeleer conservatieve Vlaamse Culturele Koepel na.

Hoezeer het met die koepelorganisaties gaat om een achterhaald, want gepolitiseerd model van inspraak en beleidsvoorbereiding, wordt geïllustreerd door Vakbel. Deze koepel was aanvankelijk een mantelorganisatie van de Volksunie. Maar het volstond dat de directeur ervan, Johan Beke, het in zijn hoofd haalde om van de VU naar de VLD over te stappen, opdat Vakbel zijn Vlaams-nationalistische jasje zou inruilen voor eentje van ?levensbeschouwelijk-pluralistische? snit. Dat deze categorie decretaal niet eens is voorzien, mocht niet beletten dat Beke rustig verder wordt gesubsidieerd.

Minister Weckx was al begonnen met het inkrimpen van de subsidies voor de koepels, maar de doodsteek zullen ze ook van Martens nog niet krijgen. Daarover raken de CVP die over twee koepels beschikt en de SP het niet eens. Nu circuleert de idee om de twee katholieke koepels te fuseren en om alleen nog die koepels te subsidiëren die een marktaandeel van 20 procent halen. En zo zullen er maar twee zijn, de katholieke koepel en de BVVO. Dat de SP in dat model haar Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid (CSC) moet laten opdoeken, ziet ze niet graag gebeuren. Vandaar.

Marc Reynebeau

Luc Martens : een Planbureau voor twee sectoren.

Marc Van Peel : cultuur totaal gescheiden houden van welzijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content