De plannen ter renovatie van de Oude Vismijn in Gent stuiten op een verzet dat de grenzen van de stad overschrijdt.

Gent heeft het van oudsher moeilijk met zijn historisch patrimonium. De stad miste bijna alle kansen om het een architecturale en stedebouwkundige meerwaarde te geven. Zo liet de vorige generatie politici een afrit van de autosnelweg, via het Zuid, zo maar tot aan de voet van de middeleeuwse Sint-Baafskathedraal lopen. Daarvoor moest onlangs nog een van de zeldzame stadsparken verder geasfalteerd worden. De huidige generatie van politici ging niet zonder samenspel met politiek bevriende aannemers en architecten de steenwoestijn aan het Zuid nog vergroten en liet er een gebouwencentrum optrekken dat vrij vlug het Ceaucescu-paleis werd genoemd.

Uitgerekend een van de architecten van deze miskleun pootte bovendien bij de ruïnes van de Sint-Baafsabdij dan toch de bakermat van de stad een aantal burgerkazernes neer, die alleen in het Oost-Europa van weleer denkbaar waren. De architecten, vader en zoon Bontinck, hebben hun bijnaam betontinck dus niet gestolen.

Een voorbeeld van Gents sarcasme, maar ondertussen wekt dit soort architecten en hun politieke broodheren steeds meer aversie voor de stad. Toevallig worden Geo en Dirk Bontinck als SP-sympathisanten afgeschilderd, maar ook VLD en CVP hebben zo hun kiesdravers in de aannemerij.

Wie dacht dat het zou beteren met de huidige SP-VLD coalitie onder leiding van burgemeester Frank Beke (SP) en superschepen Sas Van Rouveroij (VLD), heeft daar nog niet veel van gemerkt. Integendeel. Het hart van Gent bloedt dood.

Nog altijd bij gebrek aan een coherente visie wordt nu in het kader van het zopas ingevoerde mobiliteitsplan dat het doorgaand autoverkeer uit de stad moet weren een extra dure ondergrondse parking gepland. Temidden van de stad, vlakbij Sint-Baafs en het Belfort, maar vooral dichtbij vier andere parkings. Boven die nieuwe parking komt een nieuwe steenwoestijn, waarop betaalhokjes zullen verrijzen die al even smakeloos zijn als het houten tuinhuisje-met-aanlegsteiger dat nu ligt te dobberen aan de middeleeuwse kaaien van het Vleeshuis en de Vismijn.

Precies daar, waar aan de voet van het Gravensteen de Leie en de Lieve samenvloeien, staat het onderwerp van een maandenlange discussie. De Raad van State zal het dispuut eerstdaags beslechten, maar het einde van de onenigheid is zeker nog niet voor morgen.

EEN ARCHITECT MET EEN VISIE

Op 24 maart 1997 verleende het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent aan Geert Allaert (zie kader) een bouwvergunning om de Oude Vismijn te renoveren. Daarmee sloot het college een moeizaam tot stand gekomen investeringsdossier af, maar zwengelde een publiek debat aan zoals er zelden een werd gevoerd over de (her-)bestemming van een historisch gebouw.

Drie buurtbewoners lanceerden niet alleen de actie ?Red Uw Oude Vismijn?, maar stapten ook naar de Raad van State. Daar zette auditeur Jan Clement, tijdens de zitting van 5 november, zijn verslag over de vordering tot schorsing van de bouwvergunning nog eens kracht bij.

Het komt erop neer dat de auditeur unisono met de actievoerders vindt dat de stad Gent bij het verlenen van die bouwvergunning minstens twee ministeriële besluiten miskent. In juni 1986 werd de Oude Vismijn in haar geheel beschermd ?als monument (..) om reden van historische waarde? : met inbegrip van de decorgevels die naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling van 1913 werden opgetrokken en die elf jaar geleden door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen in haar advies ter bescherming werden opgenomen. In juni 1994 erkende het Bijzonder Plan van Aanleg (BPA-Patershol) de buurt als ?een zone met hoge stadslandschappelijke waarde? : andermaal inclusief de decorgevels aan de Rekelingenstraat.

Om die gevels is het hem nu grotendeels te doen al reikt de discussie verder dan de vraag naar een harmonieus straatbeeld en staat ze model voor de manke en soms sluipende besluitvorming in Gent.

Had de stad kort na het verlenen van de bouwvergunning de pers niet ingelicht, dan zouden de buurtbewoners het wellicht van de aanrukkende kraanmannen moeten hebben vernemen. Bovendien wekt de stad met een reeks gunstige ambtelijke adviezen, die elkaar eind 1996/begin 1997 uitzonderlijk snel opvolgden, de indruk dat die bouwvergunning er, met behulp van enkele ambtenaren, doorgejaagd werd om Geert Allaert te plezieren.

Nochtans gaat het niet om een project van Allaert, maar wel van de bekende Gentse architect Willy Verstraete. Na drie jaar talmen, verkoos het college van burgemeester en schepenen zijn project op 18 mei 1993 boven dat van twee andere tijdelijke verenigingen van Gentse architecten en financiers. Toen was er van Geert Allaert nog geen sprake. Verstraete trad met andere financiers aan. Al had wellicht de belangrijkste ervan met wie Verstraete eerder drie zeer geslaagde renovatieprojecten aan de Graslei realiseerde enkele maanden voordien afgehaakt.

Architect Verstraete ontwierp onder meer de glazen tempel van het Vlaams parlement. Hij wordt ook in Gent ondanks of dankzij vroeger CVP-etiket als iemand met een visie beschouwd. Die reputatie gaat zelfs terug tot de multidisciplinaire groep Gent Morgen, die in 1969 de nu vergeelde plannen ontwikkelde om de stad aantrekkelijker maar leefbaar te maken. Sommige van die ideeën werden nadien door (vooral CVP-) mandatarissen en ambtenaren overgenomen. Geen wonder dat enkele onder hen zich dan ook vrij vlug gewonnen voelden voor de renovatie van de Oude Vismijn volgens de ideeën van Willy Verstraete. Meer bepaald gaat het om architect Axel Verhulst, adjunct-directeur van de Cel Monumenten en Landschappen van de administratie voor Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten in Oost-Vlaanderen, architect Jo Lefebure, gedelegeerd door de Technische Dienst op de Stedelijke Dienst Monumentenzorg, en conservator Geert Van Doorne, het hoofd van de Dienst Monumentenzorg in Gent.

De vraag hoe vernieuwend de restauratie van een gebouw zoals de Oude Vismijn mag zijn, houdt hen allen al langer bezig dan het dossier en de behandeling ervan voor de Raad van State laat vermoeden.

ALS TORENTJES IN PRETPARKEN

De oude, verkrotte vismijn van vandaag, strookt niet meer met wat architect Adolphe Pauli in 1878 liet afwerken. Wat er nu aan de waterkant en aan de Rekelingenstraat, rechtover het Gravensteen, te zien valt, zijn de bouwvallige restanten van pseudo-middeleeuwse gevels. Ze werden naar aanleiding van de Exposition Universelle de Gand in 1913 opgetrokken als ?middeleeuwse begeleidingsarchitectuur bij het Gravensteen?. Gevels en torentjes dus, zoals er nu in Disney-parken worden gebouwd.

De toenmalige liberale burgemeester Emile Braun wou enerzijds dat monumentale gebouwen zoals het Gravensteen alleen stonden, en dus gezuiverd moesten worden van de werkmanshuisjes die er bij aanleunden. Anderzijds moesten al te modern ogende constructies in de omgeving van die monumenten gecamoufleerd worden. Daarvoor werden met de eigenaars zelfs conventies afgesloten. Vandaar dat deze decorgevels ook wel eens eufemistisch conventiegevels worden genoemd. In de buurt van het Gravensteen, de Graslei en de Korenlei werden er tientallen gewoon tegen de bestaande gevels aangeplakt.

Zo verdwenen ook de gevels van de Oude Vismijn achter verschillende nepconstructies. Precies die nepconstructies wil architect Verstraete en mét hem alle stedelijke, provinciale en gewestelijke diensten doen verdwijnen. Om daardoor de dakvorm, de binnenin bewaarde dakspanten, gietijzeren steunpilaren en de grotendeels bewaarde gevelarchitectuur van de vismijn uit 1878 in ere te herstellen. Vandaar de noodzaak om in de kopgevels van de nieuwe polyvalente zalen met panoramisch uitzicht op de middeleeuwse omgeving zoveel mogelijk glas te gebruiken.

Vreemd genoeg zette dat glas een aantal intellectuelen ertoe aan het Comité ?Red Uw Oude Vismijn? bij te treden. Zij willen ?een kleinschaliger bestemming en een architectuur die het klasseringsbesluit (letterlijk ; nvdr.) respecteert en in harmonie is met zijn omgeving.? Het lijkt wel alsof de intelligentsia hier kitsch boven authenticiteit verkiest en de discussie over de plaats van de hedendaagse architectuur ontwijkt.

Midden 1996 schreven Geert Van Doorne en Axel Verhulst de enige van wie het advies bindend is , namens hun respectieve diensten dat ?de historiserende ontmanteling van de voormalige Vismijn in Gent, in het kader van een ontwikkelings- en renovatieproject, niet moet beschouwd worden als een essentieel architectuuronderdeel, en derhalve kan verdwijnen wanneer het classicistisch opzet van architect A. Pauli meteen wordt geherwaardeerd.?

En op 7 oktober voegden Van Doorne, Verhulst en Lefebure er, na de zoveelste vergadering over dit project, aan toe : ?In de continuïteit van de consensus omtrent de vorige ontwerpfasen (dakspanten, hoofdvolume, wegbreken decorgevels aan de oevers e.d.m.) werd ook voor de gevel kant Rekelingenstraat een akkoord bereikt omtrent een nieuwe gevel in hedendaagse architectuur, maar in dezelfde vormentaal als de (nieuwe) watergevels en de nieuwe kopgevel aan de kant van de Leie (..) Het gebouw dat daarvoor dient weggebroken te worden, behoort tot dezelfde bouwfase als de decorgevels aan de waterkanten en stond eveneens in dienst van het visueel ontnemen van de authentieke Vismijn uit het stedelijk landschap. Het gebouw is dus een vrij drastisch doorgevoerde camouflagetechniek zonder inhoud en zonder logische binding met de achterliggende hall (..) De gevelcompositie was een eclectische evocatie van een middeleeuws aandoend gebouw in bak- en zandstenen materialen. Gezien deze voorgevel enkel als façade diende in de roes naar de middeleeuwse evocatie voor de Wereldtentoonstelling van 1913 is deze o.i. voor vervanging vatbaar. De authentieke voorgevel van de Vismijn was door de gevel anno 1913 echter volledig afgebroken.?

Vandaar dus de glazen gevels in het ontwerp-Verstraete, de verder stille maar gunstige adviezen, de plotse bouwvergunning en het soms toch weinig doordachte protest ertegen. Zo valt het op dat zelfs architecten, die door globalisten als minimalisten worden gebrandmerkt, tegen zoveel glas zijn, terwijl zij, evenals Adolphe Pauli in zijn tijd, de confrontatie van verschillende bouwstijlen niet schuwen. En precies door het niet-spiegelend glas zal er omzeggens zelfs geen sprake zijn van een nieuwe gevel, maar uitsluitend van Pauli’s interieur.

Alleen heeft het stadsbestuur nooit duidelijk gesteld welke activiteiten in zo’n interieur in het hartje van de stad wenselijk zijn. Evenmin als het stadsbestuur, behalve pogingen om haar patrimonium te privatiseren, een visie ontwikkelde over het hergebruik van het Vleeshuis aan de overkant van de Vismijn, de herbestemming van de Handelsbeurs aan de Kouter, het Huis D’Haene-Steenhuyse in de Veldstraat en nog vele andere.

Als de Raad van State de bouwvergunning ter renovatie van de Vismijn schorst en later eventueel verbreekt, worden meteen ook de restauratie- en renovatiewerken aan andere gebouwen in heel Vlaanderen uitgesloten ; tenzij (onderdelen van) deze gebouwen eerst gedeklasseerd worden. En dan dreigt paradoxaal genoeg alles mogelijk te worden.

Frank De Moor

De computersimulatie (middenste foto) toont duidelijk aan dat de projectontwikkelaar, met de toestemming van Monumentenzorg, de Oude Vismijn in Gent (bovenaan) terug in haar oorspronkelijke staat van 1878 (onderaan) wil brengen.

Geert Allaert : spektakelmaker.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content