In het land van Noersoeltan Nazarbajev ben je als journalist je leven niet zeker. Dat blijkt ook uit het getuigenis van Chakir Bijanov, een jonge televisiejournalist die in centrum 127 bis in Steenokkerzeel terechtkwam nadat hij in Kazachstan slachtoffer was geworden van intimidaties en aanrandingen.

‘Vanuit deze stad, vanuit Kazachstan, een land dat een voorbeeld is van harmonie tussen mannen en vrouwen van verschillende oorsprong en overtuiging, wil ik een ernstige oproep doen…’

De onvaste stem van de paus galmt monotoon over 45.000 hoofden tijdens de openluchtmis in Astana. Twee weken eerder hebben twee Boeings 767 zich in de Twin Towers in Manhattan geboord. Wellicht is het van de weeromstuit dat de paus in de Kazakse hoofdstad met wierook zwaait, want daarna krijgt de Centraal-Aziatische republiek nooit meer zoveel lof te horen van een westers staatshoofd. Zelfs niet van de Verenigde Staten, die nochtans lonken naar de olievoorraden van Kazachstan en in de autoritaire president Noersoeltan Nazarbajev een bondgenoot zien in hun strijd tegen het terrorisme. In navolging van de EU, uit ook Amerika geregeld zijn ongerustheid over de brutale manier waarop de president de oppositie en de pers monddood maakt.

Op het moment dat de kerkvorst de menigte toespreekt, een gemengd gehoor van vooral moslims, orthodoxe christenen, roomse katholieken en misschien ook wel boeddhisten, zijn honderden inwoners van Kazachstan clandestien op weg naar West-Europa, verspreid over tientallen busjes en vrachtwagens. Ze vluchten voor de pesterijen en het geweld van de overheid en van hun Kazakse medeburgers tegen minderheden en mensen met andere overtuigingen. De etnische lappendeken die het uitgestrekte steppeland met zijn zestien miljoen inwoners is, hangt tien jaar na de onafhankelijkheid in rafels uiteen. Vooral de grote groep Russen die eind de jaren dertig naar Kazachstan werden gestuurd om er een snelle industrialisatie in goede banen te leiden – terwijl Stalin daarna ook Tsjetsjenen, Oekraïeners, Volga-Duitsers en Krim-Tataren liet aanvoeren – krijgen het een paar jaar na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie zwaar te verduren. Maar ook de Kazakken die alleen Russisch spreken, en geen Kazaks, worden het mikpunt van nationalistische volksgenoten. Tegelijk gaan de moslims, de grootste religieuze groep in het land, zich steeds vijandiger opstellen tegen andersgelovigen. De overheid negeert de klachten van de slachtoffers en schept een klimaat van rechteloosheid en willekeur.

Chakir Bijanov en zijn jongere broer, die opgroeiden in Almaty, de grootste stad van Kazachstan, kunnen erover meespreken. Ze krijgen in de zomer van 2000 van een politieman de raad om naar het buitenland te vluchten ‘omdat hun problemen alleen maar erger zullen worden’. Ze zijn op dat moment al verhuisd naar een buitenwijk van Almaty om aan de pesterijen in hun vroegere buurt te ontkomen. Enkele dagen nadat een groepje aanvallers op een avond de ruiten van hun nieuwe appartement heeft ingegooid en gedreigd heeft de woning in brand te steken, neemt hun moeder daadwerkelijk het besluit om de biezen te pakken en naar het Westen te vluchten. Ze staat dan ook met de rug tegen de muur: de man van een vriendin waar ze op dat moment met haar twee zonen is ondergedoken, laat blijken dat ze daar niet kunnen blijven. Ze is ook al drie maanden werkloos; Chakirs orthodox-christelijke moeder kreeg haar ontslag terwijl ze in het ziekenhuis herstelde van een aanranding door extremistische moslims. Met de dan 22-jarige Chakir en zijn minderjarige broer stapt ze op 21 augustus 2000 op het vliegtuig naar Sint-Petersburg en vliegt vandaar door naar Kaliningrad. Ze heeft de raad gevolgd van het bevriende gezin dat hen daar opvangt, en heeft 1500 Amerikaanse dollars in haar handtas. Ze krijgen Poolse visa en worden naar Warschau gevoerd. De volgende dag komt ene Jan hen in hun hotel ophalen en zet hen op 29 augustus in Brussel af. Op de Dienst Vreemdelingenzaken, nabij het Noord-Station, kunnen ze die dag niet meer ingeschreven worden. Door de lange rij wachtenden zal het nog tot 31 augustus 2000 duren voor ze worden ontvangen.

NACHTMERRIE

Vannacht heeft de inmiddels 25-jarige Chakir Bijanov na twaalf angstige dagen voor het eerst weer in zijn eigen bed geslapen. Op 15 januari hebben politieagenten hem voor ondervraging meegenomen naar het politiekantoor in Wetteren en vervolgens werd hij naar de gesloten instelling 127 bis in Steenokkerzeel getransporteerd. ‘Het was een tijd van grote onzekerheid’, vertelt de frêle jongeman terwijl hij koffie schenkt. ‘Ik sliep in een blok waar mensen ’s nachts schreeuwden en huilden. En natuurlijk was ik bang terug naar Kazachstan te worden gestuurd. Je probeert je voor te stellen waar je dan terecht zal komen; in de gevangenis wellicht?’

Een inderhaast op gang gebrachte procedure voor gezinshereniging – zijn moeder is nu getrouwd met een Belg en woont met zijn jongere broer in Zottegem – kon de gedwongen terugkeer nog net verijdelen. Chakir Bijanov mocht gisteren de gesloten instelling verlaten en kon meteen de gedachte verdrijven aan de terugkeer, die om meer dan een reden een nachtmerrie was. Allereerst verspeelt een inwoner van Kazachstan zijn burgerschap als hij gedurende meer dan drie jaar in het buitenland verblijft zonder zich daar in te schrijven op de consulaire lijsten. Bovendien is Chakir in Almaty meer dan eens in elkaar geslagen en weigerde hij er als freelance journalist zijn reportages te manipuleren zoals het van hem vereist werd. Maar zelfs zonder dat laatste feit lag een onbekommerd nieuw bestaan in zijn geboorteland allerminst voor de hand.

‘Hoewel ik een etnische Kazak ben, kreeg ik het op jonge leeftijd geregeld aan de stok met andere jongere Kazakken. Er werd me verweten dat ik de Kazakse taal niet goed beheerste, maar in ons gezin spraken we Russisch omdat mijn moeder van Tataarse afkomst is en ook op school waren de lessen in het Russisch. Ik kon ook nooit lijdzaam toezien hoe groepjes Kazakken jongeren van een andere afkomst of godsdienst provoceerden, vaak onder het mom van voorschriften uit de koran. Ik was op dat moment zelf moslim en tot dan bleven de conflicten beperkt tot schermutselingen. Dat veranderde toen ik mij in 1997 bekeerde tot het orthodoxe geloof. Dat was een heel bewuste keuze: ik kon niet langer akkoord gaan met de onmenselijke houding van moslims tegenover vrouwen. En ik had aan de Russische afdeling van de Medische Universiteit een Oekraïens meisje leren kennen, dat ook orthodox was. Na onze studies zouden we trouwen. Op een dag raakte ik met jongens van de Kazakse afdeling van de universiteit in de clinch omdat ze mijn vriendin beledigden. Maar de decaan, een Kazak, veroordeelde mij na het handgemeen en wuifde de klacht over morele vernederingen aan het adres van mijn vriendin weg.

‘Ondertussen werkte ik ook als freelance reporter voor de vrije televisiezender KTK in Almaty. Ik maakte reportages over rampenbestrijding, branden, zware ongevallen, het probleem van de lege metrotunnels, dat soort dingen, maar nooit over politiek. Toen ik er begon te werken, was KTK een veelbekeken volkszender. Net als de populaire krant Karavan was de zender in handen van de holding van de Russische jood Boris Giller. Ook het management was joods. KTK was een van de weinige zenders die het nieuws niet manipuleerden en het hoedde er zich voor om al te nadrukkelijk in te gaan op religieuze en politieke onderwerpen. Toch ontvingen de directie en de reporters geregeld bedreigingen. Ook ambtenaren probeerden ons voortdurend te intimideren. Maar ondanks het feit dat enkele journalisten werden afgeranseld, hielden we vast aan onze afstandelijke lijn.

‘In de nacht van 11 op 12 december 1997 werd ik samen met een bevriende journalist zelf het slachtoffer van een aanranding. Om niet te moeten wachten op de wagen die de reporters van de nachtploeg naar huis moest brengen, liep ik met Roeslan Gaziev naar buiten om een taxi te nemen. Plots kwam een bende van twaalf tot vijftien jonge Kazakken op ons afgestormd. Ze noemden ons “joodse handlangers” en ze begonnen op ons in te beuken tot ik het bewustzijn verloor. Ik kwam weer bij toen de bewakers van het televisiegebouw me van het trottoir optilden en naar binnen brachten. Blijkbaar waren de aanvallers in paniek op de loop gegaan toen ik het bewustzijn had verloren. Roeslan, die naar binnen was kunnen vluchten, had een gebroken neus en ik werd in het ziekenhuis opgenomen met een hersenletsel en een schedelbreuk en bloeduitstortingen over mijn hele lijf. De artsen hebben me in het Stedelijk Ziekenhuis geopereerd. Op het politiebureau werd mijn moeder zoals gewoonlijk weggehoond toen ze een klacht wilde indienen.

‘In 1998 stelden we op de redactie plots vast dat het oude management vervangen was door een nieuwe leiding. We wisten dat de zender niet langer in handen was van Giller, maar wie nu wel de eigenaar was, bleef een geheim. Ook de succesformule die KTK zo populair had gemaakt, veranderde plots. Ik kreeg de opdracht om dag na dag onderwerpen op te graven die de toenmalige minister van Telecommunicatie en Toerisme, Burketbajev, in een slecht daglicht zouden stellen. De reportages van de andere reporters werden voorgelegd aan de eindredactie, maar ik moest met mijn reportages naar de grote baas, die me soms teksten dicteerde of de teksten eigenhandig schreef. We hebben met een vijftal journalisten geprotesteerd tegen de nieuwe gang van zaken, maar dat maakte weinig indruk. Na enige dagen, ik had toen bijna twee jaar voor KTK gewerkt, hield ik het dan maar voor bekeken.’

DARIGA

Volgens verschillende bronnen was de zender in handen gekomen van de dochter van de president, Dariga, die al over een mediaholding beschikte, maar dat kan Chakir niet bevestigen. Na zijn vertrek uit Kazachstan verklaarde Boris Giller in de krant Moskovskiye novosti dat hij aan de vooravond van de presidentiële verkiezingen van begin 1999 ‘onder de grootste politieke druk’ gedwongen werd de Karavan Holding af te staan tegen een vergoeding die onder de marktwaarde lag. Maar ook hij noemde toen niet de naam van de nieuwe eigenaar. Volgens een artikel in The Washington Post was het een firma die banden had met de dochter van de president. Door de overname van de Karavan Holding maakte de geheimzinnige firma zich meteen ook meester van de Franklin Printing Co., een uitgeverij die in 1995 als joint venture was opgericht met Amerikaans belastinggeld en met Giller als plaatselijke vennoot.

Tegen de tijd dat Giller in maart 1998 Kazachstan had verlaten, had zijn holding de Amerikaanse aandelen in de Franklin Printing Co. al bijna volledig overgenomen. Dat was ook in overeenstemming met de filosofie van het project dat de onderneming geleidelijk wilde laten overgaan in lokale handen. Maar kort na de overname van de joodse holding werden niet alleen het dagblad Karavan en de zender KTK spreekbuizen van de president, maar ook alle uitgaven van de Franklin Press liepen keurig in het presidentiële gareel. Ironisch genoeg was het uitgeefbedrijf door de Amerikanen opgezet om de democratie in de Centraal-Aziatische bufferstaat tussen China en Rusland te versterken. Blijkbaar had president Noersoeltan Nazarbajev allang door dat de Amerikaanse interesse voor zijn land vooral van geopolitieke aard was en dat hij, in plaats van in de richting van een democratie te evolueren, een geruisloze zwenking naar een autocratie kon maken.

Chakir Bajinov was maar een kleine garnaal in de media, maar de overheid deinst er niet voor terug om ook de boegbeelden van de onafhankelijke pers in Kazachstan te ringeloren. Vooral de journalisten die het in 2002 aandurven om te schrijven over ‘Kazachgate’ – de grote sommen smeergeld die de presidentiële familie incasseerde – krijgen het hard te verduren. Zoals Lira Baiseitova, die in mei 2002 vaststelt dat haar 25-jarige dochter spoorloos is verdwenen. De dag ervoor heeft de journaliste een stuk gepubliceerd in SolDat (‘laat me spreken’) over het corrupte geld op de Zwitserse bankrekeningen van de presidentsfamilie. Een maand later krijgt de journaliste te horen dat haar dochter is gearresteerd wegens heroïnebezit en enkele dagen later overlijdt de jonge vrouw in haar cel. Als televisie-journalist Artur Platanov later ingaat op de verdachte omstandigheden van het overlijden van Leila Baiseitova wordt hij voor zijn huis door drie mannen het ziekenhuis in geslagen.

Irina Petrushova, hoofdredactrice van het weekblad Respublica dat in mei eveneens over de presidentiële corruptie schrijft, loopt tegen een onthoofde hond aan als ze de redactielokalen wil binnengaan en ontvangt een rouwkrans met haar naam. Enkele dagen later wordt het redactiegebouw verwoest door een aanval met molotovcocktails. De politie doet het af als ‘vandalisme van hooligans’. In juli wordt de Russische veroordeeld tot 18 maanden opsluiting met uitstel omdat ze illegaal in Kazachstan werkt. Ze verlaat het land en leidt het blad sindsdien vanuit Moskou. Momenteel wachten de winnares van de International Press Freedom Award 2002 nog drie andere vervolgingen in Kazachstan.

Op 28 augustus 2002 belandt journalist Sergei Duvanov in het ziekenhuis nadat hij in elkaar is geramd. Het slachtoffer van de onopgehelderde aanranding is niet alleen de auteur van een rapport over mensenrechten, hij deed op 6 mei op het internet ook onthullingen over Kazachgate. Het digitale artikel leidt tot een veroordeling wegens het ‘beschadigen van de eer en de waardigheid’ van de president. Op 28 oktober, de dag voordat de journalist naar de Verenigde staten zou vertrekken om er een reeks lezingen te geven over persvrijheid, arresteert de politie Duvanov omdat hij seksuele betrekkingen zou hebben gehad met een veertienjarig meisje. Het heeft er alle schijn van dat de hele aanklacht opgezet spel is, maar tijdens een dubieus proces op de dag voor kerstdag 2002 wordt Duvanov wel veroordeeld tot drie en een half jaar opsluiting.

Het herhaaldelijk protest tegen deze veroordeling binnen de EU en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) bracht nog geen zoden aan de dijk. In een ander politiek gemotiveerd vonnis van 2002, namelijk de veroordeling van oppositieleider en ex-minister Muktar Ablyazov tot zes jaar gevangenisstraf, heeft de buitenlandse druk onlangs wel geleid tot een vervroegde vrijlating. Maar een andere oppositiefiguur, Galymzhan Zhakiyanov, die omstreeks dezelfde tijd en eveneens wegens een dubieuze aanklacht over machtsmisbruik en corruptie zeven jaar kreeg, zit nog altijd in de cel. Zowel de ex-minister als Zhakiyanov, ex-gouverneur van de Noordelijke provincie Pavlodar, zijn lid van ‘Democratische Keuze voor Kazachstan’ (DCK) en hebben banden met de vrije televisiezender TAN-TV.

Chakir Bijanov volgt al deze ontwikkelingen in zijn vaderland via het internet. Het liefst houdt hij dat zo, een bescheiden leven in ons land, dicht bij zijn moeder, zijn broer en zijn nieuwe vriendin. Ze zijn vandaag allemaal verzameld in zijn huisje in Wetteren. Moeder Rosa zet cake op tafel en zijn vriendinnetje helpt vertalen als hij in het Nederlands niet uit zijn woorden komt. Of hij hier dan niets mist? ‘Alleen mijn vrienden, maar met hen heb ik nog contact via het internet.’

Eric Bracke

‘HET WAS EEN TIJD VAN GROTE ONZEKERHEID, IK SLIEP IN EEN BLOK WAAR MENSEN ‘S NACHTS SCHREEUWDEN EN HUILDEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content