VOETBALLEN TOT JE BLANK BENT

'In de lagere klassen ben je als donkere speler vogelvrij.' Elimane Coulibaly © IMAGE GLOBE

Er worden dan wel geen bananen meer gegooid, toch blijven racistische verwensingen schering en inslag in het voetbalstadion. Vooral in de lagere afdelingen lijkt het racisme zelfs opnieuw in opmars. ‘Zet vijfduizend mensen bij elkaar en er zullen er vijftig zijn die over de schreef gaan.’

‘Ik wil niet dat mijn familie en vrienden naar het stadion komen. Iedereen weet wat er op de tribunes geroepen wordt naar voetballers zoals ik. Op het terrein kun je dat als speler nog wegvoetballen, maar op de tribune kun je dat niet. Dan heb ik liever dat ze thuisblijven. Ik sta daar overigens niet alleen in. Veel buitenlandse spelers doen het zo.’ Aan het woord is Elimane Coulibaly: Senegalees, Nieuwe Gentenaar en spits. Na een korte omzwerving bij Beerschot tekende hij onlangs een stevig contract bij AA Gent.

Coulibaly’s verhaal toont aan dat de strijd tegen racisme in het stadion ook in België verre van gestreden is. Anno 2013 lijkt racisme in het voetbal terug van nooit weggeweest. Afgelopen december nog riep de voornaamste supportersvereniging van de Russische landskampioen Zenit Sint-Petersburg op om kleurlingen en homo’s uit de ploeg te weren. De clubleiding weigerde alle commentaar, en de zaak verdween zonder vervolg van de agenda. In januari stapten de spelers van de Italiaanse topclub AC Milan van het veld na aanhoudende oerwoudgeluiden aan het adres van middenvelder Kevin Prince-Boateng. Een onbeduidende oefenmatch tegen een lokale vierdeklasser werd wereldnieuws. Is het voetbalstadion een plek waar openlijk racisme opnieuw wordt gedoogd, of op z’n minst minder abnormaal wordt gevonden dan in de rest van de samenleving?

Die stelling is een beetje spugen in de soep, want iedereen die Knack over deze problematiek aanspreekt, bevestigt dat het in het Belgische voetbal eigenlijk de goede kant opgaat. De oerwoudgeluiden zijn misschien niet helemaal uit het stadion verdwenen, maar veel scheelt het niet. ‘Zet vijfduizend mensen bij elkaar en er zullen er vijftig zijn die over de schreef gaan’, zucht Ibou Sawaneh, de Gambiaanse topscorer van Oud-Heverlee Leuven. ‘Het blijft iets zeer gevoeligs, iets wat je bloed doet koken als je ermee geconfronteerd wordt. Aangevallen worden op wie je bent is de ultieme belediging. Maar je moet altijd onthouden dat het om een minderheid gaat. Dat is de enige manier waarop ik het een plaats kan geven.’ Al geeft ook Sawaneh toe dat hij het racisme in België nog wel vindt meevallen. De spits heeft een verleden in het Poolse voetbal, bij Lech Poznan. ‘Dát was een stuk erger. Apengeluiden telkens wanneer ik aan de bal kwam. Iets van die omvang maakte ik in jullie land nog niet mee. Trouwens, ook in Polen bleef de conclusie dezelfde: het was een minderheid, een paar idioten die de boel oppookten. Een minderheid die luider en agressiever was dan hier en meer ruimte kreeg om zich te misdragen. Ach ja, je probeerde het niet aan je hart te laten komen en je voetbalde verder.’

Coulibaly is gevoeliger voor de problematiek. Die gevoeligheid laat zich verklaren door zijn wat aparte parcours. De Senegalees is een laatbloeier, die jaren aan de weg naar de top timmerde. Hij worstelde zich door de onderste regionen van het Oost-Vlaamse provinciale voetbal en belandde pas op zijn 28e in eerste klasse. Wat hij in de provincie meemaakte, vergeet de Afrikaan nooit meer. ‘De grofste be-ledigingen, de wildste verwijten: in de lagere klassen ben je als donkere speler vogelvrij. Vandaar dat ik soms denk: heb ik daar niet de ware aard van de Vlaamse voetbalwereld gezien? Hoe ze echt over mij denken? Want ja, ondertussen heb ik naam gemaakt, ik ben een bekende voetballer geworden. Behandelen ze mij nu met respect omdat ik beroemd ben, of is er echt iets veranderd in die paar jaar tijd? Eerlijk? Ik weet het niet.’

Zijn verhaal wordt bevestigd door het Europees Bureau voor de Grondrechten (FRA). Dat is een Europees agentschap dat alle nationale diensten voor racismebestrijding verenigt. Het FRA vermoedt dat het probleem in de lagere reeksen de laatste jaren net een stuk erger is geworden. Dat blijkt uit een lijvig rapport uit 2010, waarin de volledige Europese sportwereld werd doorgelicht. Nergens maakt racisme zo veel school als in het voetbal, luidt de eerste conclusie – zonder dat het FRA daar een zinnige verklaring voor kan bedenken. Conclusie twee: xenofobie is veeleer een probleem bij supporters dan tussen spelers onderling. Conclusie drie baart de onderzoekers nog de grootste zorgen: het racisme blijkt ‘ondergronds’ te zijn gegaan, naar een plek waar de camera niet toekijkt. ‘Spelersinterviews en niet-officiële data bevestigen dat racisme, xenofobie en daaraan gerelateerde intolerantie een dagdagelijks maar dwingend probleem zijn geworden in het amateurvoetbal. (…) De laatste jaren heeft er zich een duidelijke shift voorgedaan: racistische en antisemitische incidenten verplaatsten zich van het profniveau naar de amateur-liga’s.’ De FRA-studie citeert daarbij Duitsland, Italië en België. De studie zet de algemene zienswijze dat het ‘nog wel meevalt’ in het Belgische voetbal op de helling. Want als het in het jeugdvoetbal en de amateurreeksen erger is dan ooit tevoren, hoe verdraagzaam is de sport dan echt?

Evergreens

Xenofobie is een uitgelezen onderwerp waarop sportbobo’s met steekvlampolitiek hopen te scoren. Zo twitterde FIFA-voorzitter Sepp Blatter vlak na het geval-Boateng dat hij clubs die met racisme in de fout gaan, punten gaat aftrekken en bij herhaaldelijk vergrijp zelfs wil laten degraderen. Uitgerekend Blatter, die al jaren beweert dat er in het voetbal geen racisme bestaat. Of zoals hij zelf ooit stelde: ‘Ik weet in ieder geval van geen enkel incident dat zo erg is dat het niet met een stevige handdruk kan worden aangepakt.’

Bij de Belgische Voetbalbond lopen momenteel in ieder geval geen sensibiliseringsacties tegen racisme. Woordvoerder Stefan Van Loock wijst er wel op dat geviseerde spelers een verweer hebben. ‘Spelers kunnen racistische spreekkoren melden bij de scheidsrechter. Die kan de wedstrijd staken en via de stadionomroeper meedelen dat de spreekkoren moeten stoppen. Als de spreekkoren niet ophouden, kan hij de match definitief afblazen.’

Ook bij de Voetbalcel van de politie blijkt racisme niet tot de topprioriteiten te behoren. ‘Er worden amper nog stadionverboden uitgeschreven wegens racisme’, vertelt diensthoofd Jo Van Hecke. Het gaat volgens Van Hecke ook niet langer om racistische liederen die door een heel supportersvak worden meegezongen, maar om ‘individuele gevallen, die veel moeilijker te controleren zijn. Als er 15.000 man in een stadion zit, is het natuurlijk lastig om die ene roeper eruit te halen. We kunnen niet naast iedere individuele supporter een politieman zetten.’ Van Hecke benadrukt evenwel dat hij zich enkel kan uitspreken voor de hoogste drie divisies. De wet verstrengen, vindt hij niet nodig. ‘De rondzendbrief die het probleem behandelt, is nu al een van de meest allesomvattende van Europa.’

In de praktijk blijken scheidsrechters evenwel zelden in te grijpen wanneer er racistische of kwetsende spreekkoren van de tribunes rollen. In 2011 mocht Beerschot in de pers spitsroeden lopen na Fukushima-kreten jegens Liersedoelman Eiji Kawashima. De club kreeg een boete van bijna 25.000 euro, maar ging in beroep en betaalde uiteindelijk minder dan een tiende – kleingeld, zelfs voor de permanent krap bij kas zittende Ratten. In 2009 werd de wedstrijd tussen Tubize en Racing Genk kort stilgelegd voor anti-Waalse gezangen. In 2011 gebeurde hetzelfde in een wedstrijd tegen Standard. ‘Les Wallons, c’est du caca‘ en ‘Tous les Wallons sont pédophiles‘ lijken tribune-evergreens geworden. ‘De anti-Waalse gezangen zijn niet nieuw, maar broeien sinds een aantal jaren enorm’, zegt Kris Wouters, voorzitter van supportersclub Forza Lierse. ‘Tegenwoordig is het letterlijk iedere keer prijs wanneer je tegen Standard, Bergen of Charleroi speelt.’

Lierse heeft trouwens geen al te beste naam als het over kwetsende spreekkoren gaat. In februari vorig jaar was er nog een incident met Standard-keeper Sinan Bolat die toen op ‘Sinan kebab’ en zelfs op ‘islamieten parasieten’ werd onthaald. Wouters vergoelijkt niet, maar vraagt tegelijk om begrip: ‘Bolat had toen na een voorval op het terrein zijn middenvinger opgestoken. Dat is genoeg om gezangen op gang te brengen. En jammer genoeg hadden de Lierse-fans toen niet hun meest geïnspireerde dag, wat tot leuzen leidde die inderdaad niet door de beugel kunnen. Maar het is de afgelopen jaren echt verbeterd. Pakweg drie matchen per seizoen loopt het nog eens uit de hand. Dat zijn er drie te veel, maar vroeger was het probleem zeker groter. En als er ontoelaatbare zaken geroepen worden, dan is het altijd naar aanleiding van een tackle of een fout, zelden of nooit omdat een gekleurde tegenstander scoort.’

Ook Beerschot heeft een kwalijke reputatie als het op racisme aankomt. Onterecht, vindt Elimane Coulibaly, die na een ongelukkige passage nochtans een eitje te pellen heeft met de Antwerpse club. Hans Cornelis, kapitein van Cercle Brugge, bevestigt: ‘Het is mijn club niet, maar hier moet ik Beerschot verdedigen: die fans zijn inderdaad heel creatief en meestal ook erg bijtend in hun gezangen, maar zo zijn ze tegen alles en iedereen. Gekleurde spelers worden zeker niet geviseerd: je moest eens horen wat pakweg Gert Verheyen op het Kiel te horen heeft gekregen. En ik herinner me dat ze in de tijd van de Ivorianen bij Beveren oerwoudgeluiden maakten telkens Kristof Lardenoit aan de bal kwam, de enige blanke. “Vuile witte!”. Iedere club maakt het mee dat de fans minder stichtelijke zaken roepen, vooral als de ploeg minder presteert. Je hebt liever dat ze dat niet doen, maar op wat supporters roepen, heeft geen enkele voetballer greep.’

Trashtalk

Ook op het plein zelf worden er weleens minder stichtelijke opmerkingen gemaakt. Trashtalken heet het tegenwoordig, maar eigenlijk is het gebruik bijna zo oud als het voetbal zelf: een speler roept iets om de ander uit zijn spel te halen. Want wie op-genaaid is, verliest de focus en gaat slechter spelen. ‘Dat gebeurt in iedere match’, bevestigt Cornelis. ‘En in topwedstrijden nog meer, want daar is de rivaliteit altijd groter. In het heetst van de strijd worden af en toe zaken geroepen die onder de noemer ‘racisme’ vallen. Dat is zeker af te keuren, maar het komt voor. Je moet het niet overroepen: ik ken in het Belgisch voetbal geen enkele harde racist. Je zou je ook belachelijk maken, want tegenwoordig heeft iedere ploeg donkere jongens, vaak zijn dat zelfs de beste spelers. Beledigingen komen evengoed voor tussen blanke land-genoten. Je zoekt iets waarmee je de ander uit zijn lood kunt slaan.’

Verbaal geweld blijft bij gebrek aan bewijzen meestal onbestraft. Ondanks een batterij camera’s blijken beschuldigingen moeilijk hard te maken. De meeste slachtoffers beseffen ook dat ze bij een klacht meer te verliezen dan te winnen hebben. Elimane Coulibaly zegt dat hij, ook in zijn tijd in eerste klasse, racistische beledigingen toegeroepen kreeg die echt niet door de beugel kunnen. ‘Zelfs door een aantal zeer bekende spelers’, beweert hij. ‘Ze doen dat om je uit je spel te brengen, niet omdat ze je niet accepteren. Na weer zo’n moeilijke match heb ik me weleens afgevraagd: was die tegenstander nu eigenlijk een racist of niet? Ik denk eerlijk gezegd van niet, maar dat praat uiteraard niks goed.’

Als trashtalken dan bij het spel hoort, valt er dan iets voor te zeggen dat de ene belediging zwaarder weegt dan de andere? Een moeilijke discussie, vindt Cornelis. ‘Ik ken een donkere speler die altijd van minuut één tot minuut negentig over je moeder en je zus bezig is. Maar het is eens gebeurd dat een tegenstander iets terugriep over zijn huidskleur – waarop die jongen ontplofte en het een heel schandaal werd. Dat vind ik ook verkeerd. Provoceren mag, maar dan moet je ook kunnen incasseren. Racistische opmerkingen horen niet, laat dat duidelijk zijn, maar iemand die heel de tijd over je moeder of je zuster bezig is, zou je soms toch…. Het mes snijdt aan twee kanten, vind ik.’

Wat doet een blanke kapitein als hij een van zijn teammaats zo over de schreef hoort gaan? Cornelis: ‘Je haalt die speler zo snel mogelijk uit het gewoel en je zorgt dat hij zijn mond houdt. Zo’n incident kan een carrière enorm beschadigen – je beschermt die speler tegen zichzelf. Pas na de match vraag je wie wat gezegd of gedaan heeft. En als een teammaat ontoelaatbare dingen heeft gezegd, dan spreek ik hem daarop aan, wees maar zeker.’ Wat als het een eigen, gekleurde teamgenoot overkomt? ‘O, dan sta je als groep honderd procent achter je ploegmaat natuurlijk. Die ander zal niet weten wat hij meemaakt.’

Glazen plafond

Dat racisme in het Belgisch voetbal geen groot probleem wordt genoemd, verrast Paul Beloy niet. Beloy was in de jaren zeventig een van de weinige voetballers van Afrikaanse origine en was tot vorig jaar community manager bij Beerschot. Hij is een van de initiatiefnemers van Respect United, een campagne die diversiteit op de voetbalvelden wil promoten. ‘Openlijk racisme bestaat bijna niet meer’, zegt hij. ‘Er wordt inderdaad niet meer met bananen gegooid, zoals dat in mijn tijd weleens gebeurde. Racisme is vandaag oneindig veel subtieler. Je zult misschien geen ‘voile zwette‘ meer genoemd worden, je wordt gewoon genegeerd. Dat is misschien wel tien keer vernederender.’

Dat zich net bij voetbal problemen voordoen, wijt Beloy aan de laagdrempeligheid van de sport. Dat de Voetbalbond en Profliga zich niet echt over het racisme verontrusten, vindt Beloy logisch. ‘De voetbalwereld registreert dat de matchen gespeeld worden, dus het is in orde. Er zijn ook amper racistische inbreuken tegen de Voetbalwet, dus ook de Voetbalcel ziet in de cijfers niets verontrustends. Maar organisatorisch hebben heel wat ploegen in de lagere regionen het moeilijk, omdat ze niet kunnen omgaan met de allochtone gemeenschap. Er zijn al ploegen die verdwenen zijn omdat ze het probleem niet hebben aangepakt.’ Beloy wijst op een dieperliggend maatschappelijk probleem. ‘Het is 2013, en nu pas hebben we onze eerste allochtone burgemeester: Emir Kir, in Sint-Joost-ten-Node. Dat is toch bijzonder laat?’

In vergelijking met de buurlanden hinkt België inderdaad achterop. Er is bijzonder weinig gekleurd personeel werkzaam in het Belgisch voetbal, buiten dan op het terrein zelf. Vergelijk dat met Nederland waar ‘gekleurde’ coaches als Frank Rijkaard, Henk ten Cate en Ruud Gullit furore maakten. Paul Ince en Chris Hughton coachten in de Engelse Premier League. Naar zulke rolmodellen is het in België met een vergrootglas zoeken. Een van de weinige uitzonderingen is Dimitri Mbuyu, sportief adviseur bij Bergen. Mbuyu, getogen Lokeraar, werd in 1987 de eerste ‘zwarte’ Duivel aller tijden. Zijn vader, de legendarische Jean Mbuyu, was een van de eerste Congolezen in de Belgische competitie. Voor Mbuyu is racisme in de eerste plaats een maatschappelijk probleem, dat zich uit in het voetbal. ‘We hebben er de voorbije twintig jaar gewoon niet over gepraat. Het is toch opvallend dat er nagenoeg geen allochtone mannen in de Belgische politiek zijn? Of het bedrijfsleven? Het voetbal weerspiegelt dat: er zijn bijna geen zwarte coaches, en ik denk dat ik zelf nagenoeg de enige zwarte bestuurder ben. Er is echt een maatschappelijke inhaalbeweging nodig.’

Veel heeft volgens Beloy te maken met het koloniaal verleden. ‘Congo was dan wel onze kolonie, de inwoners hebben nooit de Belgische nationaliteit gekregen. Dat was in onze buurlanden anders: elke Senegalees was ook Fransman, elke Keniaan was ook Brit, elke Surinamer was ook Nederlander. Ik ben Belg moeten worden. Dat geeft aan hoe de mentaliteiten verschillen. De gevolgen zijn duidelijk: in de vakbonden of in het parlement zitten vandaag de dag geen zwarten. En wie wél ergens raakt, heeft er hard voor moeten vechten. Dat is geen openlijk racisme. Je kunt nooit bewijzen dat het racisme is. Maar het glazen plafond is wel degelijk aanwezig. Ik bots er nog dagelijks tegen. Zolang je in de eerste ploeg speelt, zul je amper met racisme te maken krijgen. Als jeugdspeler was ik ‘een zwarte’. Ik ben pas blank geworden toen ik in de eerste ploeg kwam, en ik ben weer zwart geworden toen ik stopte. Pas toen ik community manager werd bij Beerschot, werd ik weer een blanke.’

DOOR JEF VAN BAELEN EN JEROEN ZUALLAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content