Jonge migranten hebben vorige week een spoor van vernieling getrokken in Rijsel, nadat daar een Algerijn door de politie was doodgeschoten. Grootstadsproblematiek, die de stelling onderstreept van Jo Libeer, afgevaardigd bestuurder van de Kortrijkse Kamer van Koophandel, dat Rijsel een heuse metropool is geworden, die Kortrijk meezuigt.
Vlaanderen mag dan wel over twee jaar de Gulden Sporenslag van 700 jaar eerder herdenken, vandaag verbroederen de Kortrijkzanen en de Rijselnaars in Auchan, de super-supermarkt vlak over de grens, in de buurt van de E-17. Geen Brussels warenhuis is zo Vlaams als die Franse gigant. De staatsgrens is in steeds mindere mate een mentale barrière geworden. Beide grensregio’s groeien naar elkaar toe. Zuid-West-Vlaanderen, een regio met 300.000 bewoners, die loopt van Menen over Kortrijk, met Waregem in het oosten, tot Roeselare en Tielt noordwaarts en – niet te vergeten – het Ieper van Lernout & Hauspie, is een van de meest welvarende streken van het land. Ondernemingslust is er een evidentie, de werkloosheid laag. Bezuiden de Auchan ligt Rijsel (Lille), met Tourcoing en Roubaix, één miljoen inwoners groot en door burgemeester Pierre Mauroy met overheidsgeld tot metropool verheven.
Kortrijk en Rijsel lopen onder één paraplu. Vanuit zijn Kamer van Koophandel op het Kortrijkse Casinoplein is afgevaardigd bestuurder Jo Libeer een actieve speler in de Vlaams-Franse grensregio.
Kortrijk en Rijsel vormen één aaneengesloten economisch gebied?
Jo Libeer: Neen, hoe eigenaardig en zelfs tegenstrijdig dat ook moge klinken. Zuid-West-Vlaanderen en het Franse Nord hebben zich economisch totaal verschillend ontwikkeld. Wij hier zijn van binnenuit gegroeid, door mensen van de streek, die hun eigen onderneming hebben opgericht. Vandaar de vele kleine en middelgrote ondernemingen, meestal familiale bedrijven. Rijsel is totaal anders gegroeid. Met grote overheidsinvesteringen in infrastructuurwerken hebben ze daar buitenlandse groepen aangetrokken.
Zat Kortrijk dan níet op buitenlandse investeerders te wachten?
Libeer: Hier hebben ze het zélf gedaan, uit armoede. Na de vlascrisis van eind de jaren ’50 leed de streek bij wijze van spreken honger. Het vlasvolk heeft zich toen op de textielsector gegooid. Die mensen konden ondernemen, ze hadden het geleerd in de intuïtieve en speculatieve vlashandel. De regio schakelde zich om, zonder overheidssteun.
En sindsdien is het Kortrijkse beroemd als textielcentrum, met de E-17 als de ‘Carpet Road’…
Libeer: Dat geeft een vertekend beeld van de streek. De textielsector staat voor slechts zeventien procent van de industriële werkgelegenheid. In Vlaanderen zijn wij atypisch: Zuid-West-Vlaanderen is een industriële regio. Zes op de tien arbeiders werken in een fabriek. De metaalsector weegt zwaar, de bouw is ook belangrijk. Nieuw is de koudeketting in de streek van Ardooie, Europa’s grootste centrum van ingevroren voeding. De landbouw is overgeschakeld van gewasteelt op bloemkolen, erwten en andere bonen, voor industriële verwerking. De plastiekindustrie vormt een andere belangrijke cluster. Echt grote werkgevers zijn er hier eigenlijk niet. Bon, Bekaert, Barco, LVD of Koramic zijn wel groot, maar dat zijn geen reuzen zoals Ford in Limburg. Er is een trend richting tertialisering van de industrie. In de confectie bevindt de industriële knowhow zich hier, de productie zit in Tunesië of in Polen.
Vreemd toch: de regio doet het aardig en tegelijkertijd klagen de ondernemers als waren het boeren.
Libeer: Ze zijn aan de limiet van hun ondernemerschap gekomen. Door een gebrek aan overheidsbeleid. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat een creatie is van Brusselse en Leuvense planologen, heeft Vlaanderen opgedeeld zonder economisch fundament en zonder rekening te houden met de verscheidenheid van de subregio’s. En West-Vlaanderen is de rand rond Brussel niet, toch? Het plan biedt onvoldoende ruimte voor industriezones. Er is gewoon geen plaats meer om te ondernemen. We hebben uitzichtloze problemen met zonevreemde bedrijven. Met een beetje meer beleid zouden wij hier nog meer en beter kunnen presteren.
Rijsel heeft zich helemaal anders ontwikkeld dan het Kortrijkse.
Libeer: De kasteeltjes van de textielbarons staan daar nog, de ondernemingen zijn dicht. Toen de socialistische ex-premier Pierre Mauroy in het begin van de jaren ’80 naar Rijsel terugkwam, als burgemeester, was de werkloosheidsgraad in de regio 30 procent. Het was geniaal van Mauroy – en hij had daar natuurlijk de goede contacten voor in Parijs – om grote infrastructuurwerken uit te voeren en zijn streek voor buitenlandse investeerders aantrekkelijk te maken. De supersnelle trein naar Parijs en Lyon, de Kanaaltunnel richting Londen, de luchthaven van Lesquin. Tussen haakjes: die Franse investeringen vlakbij zijn voor ons een cadeau. De Amerikanen, de Japanners en anderen zijn naar Le Nord gekomen. De werkgelegenheid is enorm verbeterd.
Rijsel, de ingeslapen provinciestad van weleer, claimt nu de status van metropool.
Libeer: Voor burgemeester Mauroy – en dat geldt voor veel planologen – bestaat het Europa van de regio’s niet. Er is een Europa van de metropolen in opbouw. Parijs, Londen, Frankfurt bevinden zich in de Champions League, Rijsel, Lyon, Frankfurt en Brussel spelen als metropolen in eerste klasse. Een metropool oefent zijn invloed uit over een regio met een straal van vijftig kilometer. Kortrijk ligt op ruim twintig kilometer van Rijsel. Of wij dat nu willen of niet, wij bevinden ons binnen de metropoliseringssfeer van de Franse stad.
Geniet Kortrijk meer van Rijsel dan omgekeerd?
Libeer: De buitenlandse investeerders zochten onderaannemers in Frankrijk. Ze vonden ze in het noorden, in Vlaanderen. Het netwerk van toeleveranciers in Zuid-West-Vlaanderen is een troef voor Rijsel om industrie aan te trekken. En de Vlamingen op hun beurt hebben daar intussen serieus geïnvesteerd. Er vallen zaken te doen. Er zijn zo’n 200 productiehuizen van Vlaamse bedrijven in Noord-Frankrijk en in totaal 700 fiscale adressen om de handel te vergemakkeljken. De commerciële stroom tussen beide streken is zeer sterk.
Biedt het Franse noorden dan een oplossing voor de schaarste aan industriegrond in West-Vlaanderen?
Libeer: Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft ons buitengegooid, maar dáár is nog ruimte om te ondernemen. De productie dáár, het beslissingscentrum hier. Het is vlakbij. Er zijn nog andere voordelen. Noord-Frankrijk beschikt over een arbeidsreserve die de streek van Kortrijk niet meer heeft en de loonkost ligt er lager.
Allemaal goed, maar de metropool Rijsel is toch buitenland. De Kortrijkzanen, die het allemaal graag zélf doen, staan daar buitenspel.
Libeer: In het economische netwerk is de integratie van dat Frans-Belgische grensgebied ver gevorderd. De beide Kamers van Koophandel plegen overleg, de bedrijfsorganisaties onderhouden contacten, de intercommunale Leiedal is met de collega’s van Noord-Frankrijk sterk bezig met grensoverschrijdende ruimtelijke ordening.
De problemen liggen eigenlijk op het vlak van de politiek en het beleid. Akkoord, er is een samenwerking op het gebied van de veiligheid, met een grensoverschrijdende politiewerking. Dat is een voorbeeld van integratie, maar dan ook het enige op politiek vlak. Het is zeer moeilijk tot beleidsbeslissingen te komen, de Belgisch/Vlaamse en de Franse politieke structuren passen niet op mekaar. Wij hebben geen staatsrechtelijk verdrag dat het mogelijk maakt een aantal dingen sámen te doen. Voorzitter Patrick Dewael van de Vlaamse regering heeft daar wel meer oog voor dan zijn voorganger Luc Van den Brande. Hij kent dat soort problemen, zijn Limburg ligt tegen Nederland en Duitsland aangeplakt.
De Vlaamse overheid moet meer rekening houden met de Kortrijks-Rijselse realiteit?
Libeer: Wij behoren tot die metropool. Wij moeten dus over wapens beschikken om onze positie in die metropool te verdedigen. Zo zou de Vlaamse overheid kunnen toetsen welke gevolgen haar beleid heeft voor de grensoverschrijdende regio. Dat doet ze niet. Ruimtelijke ordening is haar volle bevoegdheid. Maar het ruimtelijk structuurplan organiseert een exit van bedrijven uit Zuid-West-Vlaanderen en verschraalt bijgevolg onze positie in die Rijselse metropool. Men kan daarover filosoferen: krijgt die grensoverschrijdende metropolisering op termijn invloed op de staatsstructuur?
Bestaat er een gevaar voor economische dominantie van Rijsel over de Kortrijkse regio?
Libeer: Rijsel is economisch niet dominant. De toegevoegde waarde en de fiscale inkomsten per hoofd liggen in Kortrijk hoger dan in Noord-Frankrijk. Onze welvaart is groter. Het bedrijvenpatroon is performanter. Op economisch vlak kan Zuid-West-Vlaanderen tegen Rijsel op. Het gaat niet om dominantie, het gaat om de vaststelling dat wij behoren tot de metropool Rijsel. Als wij daar intelligent op inspelen, zitten wij in een aantrekkelijke positie. Wij zouden het ‘Schaarbeek’ van de metropool Brussel kunnen zijn, maar als het ‘Diegem-Keiberg’ van Rijsel zijn wij beter af. Dat is toekomst voor hightech-bedrijven, kleine niche-ondernemingen, starters. Het komt wel, zelfs zonder grote inspanning. Weet je, het mobiliteitsprobleem, dat draaien wij om: in plaats van in de file naar Brussel te kruipen, rij tegen de stroom in naar Kortrijk.
Kortrijk heeft altijd al wel een emotionele binding gehad met Rijsel.
Libeer: Ja, men trekt gemakkelijker naar Rijsel dan naar Brussel. En Antwerpen ligt zeer ver. Het is trouwens twijfelachtig of Antwerpen wel in de eerste klasse van de metropolen zal spelen. Gent zeker niet, wegens te klein.
Een metropool, dat betekent ook cultuur. Het ziet er niet naar uit dat Kortrijk zich op dit vlak met Rijsel kan meten. De overheid investeert daar fors in cultuur.
Libeer: Wij doen het best een beroep op de hele Nederlandse Taalunie om ons met de Franse cultuur te meten. De Franse overheid steunt inderdaad royaal. Vlaanderen heeft in zijn cultuurbeleid, in de eerste jaren van zijn autonomie, veel te weinig aandacht gehad voor wat in het zuiden gebeurt. Kortrijk geen culturele voortrekker? De cultuurbelevenis in onze streek is zeer groot. Hier bevinden zich kunstcollecties van wereldniveau. Neen, niet in musea, maar in privé-bezit. Er is dus ruimte voor meer corporate citizenship. Die burgerzin van de ondernemingen ten voordele van de regio is in potentie aanwezig.
Anderzijds domineert Rijsel niet, een metropool is per definitie multicultureel. De regio die zich Flandre noemt houdt rekening met zijn versant nord. Het Museum voor Moderne Kunst is er tweetalig, winkelen kan daar in het Nederlands. De Rijselnaren hebben het goed begrepen.
Vroeger plachten ze vanuit Rijsel naar Kortrijk te komen om te winkelen. Is Rijsel nu niet een veel aantrekkelijker stad?
Libeer: Rijsel is inderdaad een mooie stad, intelligent opgeknapt. Kortrijk is het slachtoffer geweest van de wet van de remmende voorsprong. Het idee dat het allemaal verworven was – wij hadden de eerste shopping street, de eerste intercommunale… – heeft de ontwikkeling afgeremd. Als gevolg van een jarenlang aanhoudende mengeling van hoogmoed en inertie was de binnenstad tot een probleem verkommerd. Maar er is een enorme inhaalbeweging gekomen, met investeringen in het marktplein, het park en elders. Maar daarmee is nog geen voorsprong opgebouwd. Er moet nog meer komen.
Henegouwen ligt ook vlakbij, zo’n twintig kilometer van Kortrijk, richting Doornik. De relatie tussen Zuid-West-Vlaanderen en die Waalse buren lijkt weinig intens.
Libeer: De mobiliteit tussen West-Vlaanderen en Henegouwen gelijkt helemaal niet op die tussen Kortrijk en Rijsel. Een uitzondering moet worden gemaakt voor Moeskroen, dat in de ogen van Kortrijkzanen nog altijd tot de regio behoort. Burgemeester Jean-Pierre Detremmerie speelt dat trouwens handig uit, in het economisch voordeel van zijn Moeskroen: ‘De Vlaamse vrienden zijn hier in het Vlaams welkom.’ Doornik is iets anders. Die regio is historisch altijd al afhankelijk geweest van Rijsel, ze heeft geen eigen economisch project zoals wij. Het andere deel van Henegouwen ligt zelfs voor Doornik ver.
Bijgevolg komen in Zuid-West-Vlaanderen wel Fransen werken, maar geen mensen uit Henegouwen, de provincie met het meeste aantal werklozen van het land.
Libeer: Veel Fransen werken hier, textielarbeiders, metaalbewerkers. In Noord-Frankrijk beschikken de werknemers over vaardigheden die ze in Henegouwen niet hebben, om allerlei historische redenen. Bovendien is voor hen de grensoverschrijdende arbeid fiscaal aantrekkelijk. Omgekeerd zijn er bijna geen Belgische grensarbeiders meer in Frankrijk.
Overigens, niet alleen de Henegouwse arbeiders komen niet naar hier. Ook de Doornikse intelligentsia mikt niet op Kortrijk. Wij leven nu eenmaal in twee verschillende waterbekkens, de Schelde en de Leie, en dat geeft ook een maatschappelijk verschil. Kijk naar Avelgem, de enige gemeente uit de West-Vlaamse regio aan de Schelde: ze is totaal anders.
Guido Despiegelaere