‘De Vlaamse regering heeft vier jaar lang niets gedaan en dat kan in acht maanden tijd niet weer worden rechtgetrokken.’ Luc Van den Brande hoopt voor één keer dat hij het mis heeft.
‘Eigenlijk ben ik geen mens om in de oppositie te zitten. Want ik geniet er echt niet van om zoveel kritiek op de Vlaamse regering te moeten geven’, zegt voormalig Vlaams minister-president Luc Van den Brande (CD&V). Maar na vier jaar op de oppositiebanken van het Vlaams parlement ziet hij weinig reden tot juichen over de paars-groene regering. ‘Op zich heb ik er geen problemen mee dat ze sommige aspecten van mijn beleid aan de kant heeft geschoven. Dat is de logische gang van zaken. Alleen is er weinig voor in de plaats gekomen. Ik vraag me af wat al die Vlaamse ministers de hele regeerperiode lang hebben gedaan.’
Van den Brande maakt zich vooral zorgen over de Vlaamse economie: het aantal startende ondernemingen loopt fors terug en buitenlandse bedrijven sluiten hun Belgische vestigingen of slanken die af. Het verlies van duizenden banen bij Ford Genk schrijft hij niet rechtstreeks op conto van de Vlaamse regering, maar het wordt volgens hem wel hoog tijd dat die wakker schiet en de problemen aanpakt.
Luc Van den Brande: ‘De voorbije week heb ik vaak teruggedacht aan de sluiting van Renault Vilvoorde in 1997. Dat is een van de gebeurtenissen uit mijn tijd als Vlaams minister-president die ik nooit meer vergeet. Toen ik op een vrijdagmiddag telefonisch van de voldongen feiten op de hoogte werd gebracht, ben ik gaan beseffen dat het de internationale hoofdzetels zijn die heel rationeel beslissen wat het meest opportuun is voor het hele bedrijf. De top van Renault erkende destijds zonder blikken of blozen dat wij hier de beste mensen hadden en dat de kwaliteit van de productie perfect was. Alleen konden ze elders goedkoper produceren, en daarmee was de kous af. Zes jaar later tonen de problemen bij Ford Genk – nog een groter drama door de slechte economische situatie – aan dat industriële activiteiten heel broos zijn geworden. Daarom moeten we er dringend over nadenken hoe we die fabrieken hier kunnen houden. Want straks is het te laat.’
Voor de werkgeversorganisaties moeten eerst de loonkosten omlaag.
VAN DEN BRANDE: Dat is ook zo. Maar zo’n verlaging alleen zal geen multinationals lokken, want op dat vlak zullen we nooit met lagelonenlanden kunnen concurreren. Voldoende kwaliteit en kwantiteit is in de industrie een minimumvereiste geworden. Om het verschil te maken, hebben we goede infrastructuur nodig, moeten we investeren in kennisontwikkeling en mensen opleiden die zich makkelijk in nieuwe productieprocessen kunnen inschakelen. Als we kunnen anticiperen op veranderingen in de productieprocessen, maken we een kans. Innovatie is de absolute boodschap.
U bent het dus eens met Vlaams minister-president Bart Somers (VLD) die innovatie en creativiteit als Vlaanderens ‘unique selling proposition’ beschouwt?
VAN DEN BRANDE: (zucht) Ik hoor het hem graag zeggen. Alleen heeft net deze regering twee jaar lang niets ondernomen op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. Onder het bijbelse motto ‘zie, alles wordt nieuw’ heeft de paars-groene regering het vorige beleid helemaal overboord gegooid. We waren aan het eind van de jaren negentig hard bezig met een inhaalbeweging wat innovatie betreft, maar ook dat werd stopgezet. Dat hele beleid moest zogezegd ‘eens goed geëvalueerd worden’. De realiteit is dat deze regering niet heeft gedaan wat ze moest doen, en vandaag met veel ophef weer het warm water uitvindt.
Uw warm water.
VAN DEN BRANDE: Ik was in 1992 misschien een week minister-president toen er al voor de deur van mijn kabinet werd betoogd: allerlei beschaafde lieden, onder wie veel onderzoekers, vroegen meer overheidsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling. Ondanks de buitengewoon moeilijke budgettaire omstandigheden heb ik daar toen een aanzet toe gegeven. Bij de vorming van mijn tweede regering hebben we zelfs vastgelegd dat er los van de begrotingsbesprekingen elk jaar 4 miljard Belgische frank extra zou worden vrijgemaakt. Paars-groen heeft al die inspanningen weggevaagd. Dat ze nu beseffen dat ze back to basics moeten, maakt dat niet ongedaan.
Kunnen de geplande investeringen een en ander rechttrekken?
VAN DEN BRANDE: Natuurlijk hoop ik dat de regering de kennisontwikkeling in Vlaanderen eindelijk ernstig neemt en daar ook de noodzakelijke investeringen aan verbindt. Maar op dit moment ziet het er niet echt goed uit. Hoewel de ministers beweren dat we op één been de Europese doelstelling zullen halen om tegen 2010 drie procent van het Vlaamse bbp aan onderzoek en ontwikkeling te spenderen, kunnen we dat met de huidige budgetten onmogelijk halen.
Heeft het paars-groene economische beleid volgens u over de hele lijn gefaald?
VAN DEN BRANDE: Natuurlijk niet. Maar deze regering heeft een kapitale fout gemaakt door potentiële investeerders en starters geen houvast te bieden. Vergeet niet dat we de afgelopen vier jaar vier verschillende ministers van Economie en Buitenlands Beleid hebben zien passeren. Daardoor werden discussies eindeloos herhaald en wist niemand op den duur nog waar hij aan toe was. Ondertussen voerde de regering een ‘aankondigingsbeleid’ zonder die beloftes ooit te implementeren. Kom binnen! Kom binnen! Het circus gaat beginnen! Dát is het motto van deze regering.
Tijdens de begrotingsbesprekingen werd onlangs wel 100 miljoen euro vastgelegd voor een sociaal-economisch relanceplan.
VAN DEN BRANDE: Er zitten een aantal positieve elementen in dat plan. Alleen moet de regering nu nog uitvoeren wat ze heeft aangekondigd. Het wordt in elk geval moeilijk om de volgende acht maanden in te halen wat ze vier jaar lang heeft nagelaten.
De werkgelegenheidsconferentie moet ondertussen de weg effenen voor 200.000 nieuwe banen in het hele land.
VAN DEN BRANDE: (lacht) Wat zou dat een feest zijn! We moeten natuurlijk het resultaat afwachten, maar ik maak me nu al zorgen over de impact op Vlaanderen. De Vlaamse sociale partners zijn niet eens uitgenodigd en de Vlaamse ministers mochten vijf minuten lang aanwezig zijn tijdens de openingszitting. Dat is onbegrijpelijk voor een bevoegdheid zoals werkgelegenheid die in het zuiden van het land heel andere problemen met zich meebrengt dan bij ons. Met andere woorden: op de werkgelegenheidsconferentie gaan ze een medicijn ontwikkelen dat zowel in Vlaanderen als in Wallonië maar voor de helft werkt.
En dan durft Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt (SP.A) nog te beweren dat de federale overheid in Vlaanderen voor jobs moet zorgen als de Vlaamse overheid meehelpt met de schuldafbouw. Dat is toch godgeklaagd? Die knaap en de rest van de regering hadden beter een beetje initiatief aan de dag gelegd door zelf, los van de federale verkiezingen, hun doelstellingen op het vlak van werkgelegenheid te bepalen. Dan kon op de werkgelegenheidsconferentie worden onderzocht hoe de federale overheid die plannen, die op maat van de Vlaamse behoeftes zijn gesneden, kan ondersteunen. Maar ze doen net het omgekeerde: Landuyt zit passief te wachten tot de federale overheid met banenplannen op de proppen komt.
Minister Landuyt gaf ook aan dat er geen geld is voor de afbouw van de overheidsschuld én een omvangrijk banenplan. Tevreden dat uw partij eindelijk gelijk krijgt over het Vlaamse kasboek?
VAN DEN BRANDE: Ik had liever geen gelijk gehad. Jarenlang heeft de Vlaamse regering het parlement verblind met een glazen kist vol muntstukken zonder de groeiende stapel onbetaalde facturen te laten zien. Daarom hebben Eric Van Rompuy (CD&V) en ik er tijdens de zomer voor gewaarschuwd dat de Vlaamse financiën helemaal aan het ontsporen zijn. Niet dat we zo dringend de boodschappers van een droevig verhaal wilden zijn, maar een politicus heeft de plicht om te zeggen waar het op staat. We hadden ook gehoord dat Vlaams minister van Begroting Dirk Van Mechelen (VLD) een rondzendbrief had gestuurd om alle Vlaamse departementen en instellingen aan te manen veel minder uit te geven. Het resultaat is dat in het laatste kwartaal onder meer een aantal toelagen voor land- en tuinbouw niet kan worden betaald en dat het geplande ritme in de woon- en gehandicaptensector niet wordt gehaald. Uiteindelijk zal de regering die ontsporing niet meer kunnen verhullen, maar ik vrees dat de ontmaskering er weer niet voor de verkiezingen zal komen.
U vindt dat deze regering veel heeft beloofd en weinig gedaan. Is het dan niet frustrerend dat de populaire dames en heren op 18 mei toch beloond zijn?
VAN DEN BRANDE: Dat heeft gedeeltelijk met hun positieve ‘verhaal’ te maken: alles moet leuk zijn. Daar heb ik op zich niets op tegen, zolang de inhoud niet wordt verwaarloosd. De cheques voor buurtfeesten die de overheid naar aanleiding van 11 juli 2002 heeft uitgedeeld, vind ik bijvoorbeeld prima. Alleen vind ik het jammer dat de vele internationale wetenschappelijke congressen die waren voorbereid toen ik nog minister-president was opzettelijk zijn afgevoerd.
Wel geloof ik dat het tijdperk van de spindoctors zo langzamerhand ten einde loopt. De Nederlandse minister-president Jan Peter Balkenende, die niet meteen de meest flashy politicus is, blijft populair en de peptalk van Tony Blair lijkt niet meer aan te slaan.
Vindt u het niet positief dat het flitsende imago van de Vlaamse regeringsploeg op het hele Vlaamse niveau is afgestraald?
VAN DEN BRANDE: Oppervlakkig gezien klopt dat misschien wel, maar ondertussen is het Vlaamse bestuursniveau wel irrelevant geworden doordat alle wezenlijke dingen federaal worden gedicteerd. Op de binnenlandse politiek wegen we amper nog, en over het buitenlandse beleid hebben we niets te zeggen. Bart Somers wil Vlaanderen op de kaart zetten door hier in 2016 de Olympische Spelen te organiseren, terwijl we net helemaal van de kaart zijn verdwenen. SP.A-voorzitter Steve Stevaert wil het zelfs niet over buitenlandse politiek hebben ‘want dat verstaan de mensen niet’. Ik begrijp niet hoe je als socialist kunt beweren dat geen enkel internationaal perspectief je deert.
Op communautair vlak bleef het de afgelopen jaren veel rustiger dan tijdens uw regeringen: Patrick Dewael (VLD) liet zijn hond niet met een plastic haan spelen en deelde geregeld joviale schouderklopjes uit aan zijn Waalse collega.
VAN DEN BRANDE: Voor alle duidelijkheid: die geschiedenis met de hond was een totaal misplaatste grap van een journalist, die me blijkbaar zal blijven achtervolgen.
Wie dingen wil veranderen en lijnen wil trekken, moet zo eerlijk zijn om onze partners – want dat zijn de Walen – duidelijk te zeggen waar we voor staan. Het is heel gemakkelijk om samen high tea te houden, geen enkel moeilijk thema aan te snijden en dan te concluderen dat alles perfect verloopt. Onlangs hebben Bart Somers en zijn Waalse collega Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) elkaar ontmoet om over een aantal punten zoals de Kyoto-norm te praten. Wat is er afgesproken? Dat er iets zal worden afgesproken.
Verwacht u dat er volgend jaar nog belangrijke stappen worden gedaan naar meer Vlaamse autonomie?
VAN DEN BRANDE: Ik hoor toenmalig minister-president Dewael nog zeggen dat de kern van het Vlaamse programma in het laatste regeringsjaar, na de federale verkiezingen, zou kunnen worden uitgevoerd. Wat blijkt? In het nieuwe federale regeerakkoord staat nog minder over communautaire dossiers dan in het vorige. Nu luidt het dat die punten na de Vlaamse verkiezingen van 2004 aan bod zullen komen. Maar laten we realistisch zijn: nieuwe stappen kunnen er alleen komen in het kader van een federaal regeerakkoord. Verhofstadt is veel te blij dat hij onder auspiciën van Louis Michel (MR) premier mag blijven en hij heeft geen enkele marge om Vlaamse eisen naar voren te schuiven. Het ziet er dus barslecht uit, tenzij de kiezers bijkomend vertrouwen geven aan de Vlaamse christen-democraten.
De Vlaamse verkiezingen worden nu al voorgesteld als een titanengevecht tussen Steve Stevaert en Bart Somers. Maakt u zich geen zorgen dat er geen christen-democraat bij te pas zal komen?
VAN DEN BRANDE: Nu de socialisten en de liberalen niet meer op de kap van de groenen kunnen zitten, hebben ze een andere tactiek bedacht: ze positioneren zich loodrecht tegenover elkaar. Op die manier proberen ze het hele terrein te bezetten en het voor anderen onmogelijk te maken nog door het beeld te lopen.
En die anderen zijn de christen-democraten?
VAN DEN BRANDE: Voilà. Wij mogen ons daar in elk geval niet door laten vangen. In plaats van er de hele tijd op te wijzen dat de meerderheidspartijen onderling ruziemaken, moeten we uitleggen waar we zélf voor staan.
Moet CD&V dat anders aanpakken dan in de aanloop naar de federale verkiezingen?
VAN DEN BRANDE: De situatie is sindsdien veranderd. Toen geloofden de mensen ons niet als we durfden te beweren dat alles niet perfect liep in ons land. Nu beginnen de schellen hen van de ogen te vallen: de economische toestand laat te wensen over en de gratispolitiek is niet langer geloofwaardig.
Natuurlijk moeten we onze aanpak ook bijschaven. Tijdens de vorige campagne hebben we te veel de kool en de geit willen sparen. Dat komt voort uit de overtuiging dat we als volkspartij de instemming van iederéén nodig hebben. We moeten beseffen dat we maar werfkracht hebben bij ongeveer 50 procent van de bevolking, en vervolgens duidelijke keuzes maken. Op die manier kunnen we 25 tot 30 procent overtuigen om ons daadwerkelijk hun stem te geven. In de aanloop naar de Vlaamse verkiezingen zullen we in vier of vijf punten helder uiteenzetten waar CD&V vandaag voor staat. Sommige mensen zullen ons in bepaalde dingen niet volgen, maar je kunt nu eenmaal niet warm en koud tegelijk blazen.
Maar alle christen-democraten moeten wel in dezelfde richting blazen?
VAN DEN BRANDE: De rijkdom van de christen-democratie is net dat ze nooit aan een vorm van eenheidsdenken is gebonden. Dát is net wat mij destijds zo in de CVP heeft aangetrokken. Natuurlijk moet iedereen achter de grote lijnen van de partij staan, maar daarbinnen is variatie mogelijk. Ik besef bijvoorbeeld heel goed dat niet elke CD&V’er even ver wil gaan in de Vlaamse autonomie als ik. Dat is geen enkel probleem. Zolang ze maar beseffen dat de partij op het congres van Kortrijk voor het confederalisme heeft gekozen en daardoor gebonden is.
U hecht niet aan rechtlijnigheid?
VAN DEN BRANDE: Waar is de rechtlijnigheid van de liberalen? Of van de socialisten? Ja, hun mandatarissen vertellen meestal wel hetzelfde, maar dat heeft vooral met de hiërarchische structuur van die partijen te maken. Bij de SP.A heeft één man het voor het zeggen: Steve Stevaert. Die mentaliteit willen wij niet in onze club.
Moet de nieuwe, heldere boodschap van CD&V straks door nieuwe mensen vertolkt worden?
VAN DEN BRANDE: De vernieuwing moet in elk geval worden voortgezet. Ik zou graag zien dat onze jonge mandatarissen en militanten op het tapijt komen in vrije tribunes, tijdens debatten en andere confrontaties.
Dan moeten die eerst wel bij CD&V belanden: een partij zonder beleidsverantwoordelijkheid is minder aantrekkelijk voor jonge mensen met ambitie.
VAN DEN BRANDE: Een fantastisch perspectief toch? Dat zou betekenen dat we alleen maar jongeren aantrekken die uit overtuiging en heel geëngageerd bij onze partij komen. Niet dat ik toen we nog in de regering zaten merkte dat mensen zich alleen maar bij ons aansloten in de hoop een job te krijgen, maar geen enkele machtspartij ontsnapt aan een zekere ‘aanvetting’ .
Als jonge politici een kans krijgen, moeten ervaren partijgenoten vaak een stap opzij zetten. Yves Leterme zei onlangs in ‘De Standaard’: ‘Zelfs iemand als Luc Van den Brande heeft nu geen garantie.’
VAN DEN BRANDE: Dat is evident. Ik ben eigenlijk blij dat Yves die uitspraak heeft gedaan: zo geeft hij jongeren een signaal dat we een open club zijn waar niet alles op voorhand door een paar mensen is uitgemaakt. Mijn generatiegenoten en ikzelf, die ondertussen al ruim vier jaar ex-minister zijn, staan daar helemaal achter. Ik heb nooit in hiërarchie geloofd en dat doe ik nog steeds niet. Ik beschouw iedereen met wie ik rond de tafel ga zitten, of dat nu medewerkers of jonge politici zijn, als mijn gelijke. Een goed idee moet altijd kunnen wijken voor een nog veel beter idee, maar dan moet dat er wel zijn. Bij de lijstvorming is dat net zo.
Hebt u nog ambitie om zelf weer in een regering te stappen?
VAN DEN BRANDE: Op persoonlijk vlak vond ik het niet erg om naar de oppositie te verhuizen. Na jaren als minister-president was het voor mij een ‘luwtestage’. Wel kreeg ik het er moeilijk mee toen ik zag wat de nieuwe regering aanrichtte. Ik zal dan ook vol overtuiging aan de verkiezingen deelnemen omdat ik de dingen die deze regering verknoeid heeft weer ten goede wil keren. Of ik dat in de regering of in het parlement zal doen, hangt helemaal van de kiezer af. Dat lijkt natuurlijk een vrijblijvend antwoord, maar ik ben daar eerlijk gezegd nog geen seconde mee bezig geweest.
U blijft een politicus en politici hebben toch per definitie ambitie?
VAN DEN BRANDE: Natuurlijk, maar eigenlijk ligt de boeiendste opdracht in het parlement. Mijn grootste ambitie is op dit moment om samen met mijn partij een alternatief voor de huidige regering te bieden. Het zal een ongelooflijke inspanning vergen, maar ik geloof echt dat we een kans maken. Mijn vingers tintelen al. Gelooft u me: voor u zit een jonge kandidaat-Vlaams volksvertegenwoordiger.
Ann Peuteman
‘Kom binnen! Kom binnen! Het circus gaat beginnen! Dát is het motto van paars-groen.’