‘Vlaamse politici dwingen geen respect af. Integendeel’
Wat hij te vertellen heeft, is als vanouds tegendraads, eigenzinnig en gedurfd, maar getuigt vooral van een grote eruditie en universele belangstelling. En ook dit gesprek met Gerard Mortier gaat al gauw – wie zal het verbazen – over de verhouding tussen kunst en politiek.
Terwijl in Madrid een miljoen mensen betogen tegen de besparingsmaatregelen van de regering, ontvangt Gerard Mortier ons voor een ontbijtgesprek in het poepchique Ritz-hotel. Ook de artistiek directeur van het Teatro Real ontsnapt evenwel niet aan de Spaanse bezuinigingswoede: zijn operahuis moet ongeveer twintig procent inleveren. Mortier, ooit berucht omdat hij bij de Brusselse Munt een financiële put achterliet, heeft intussen zijn les geleerd en bewezen dat hij kan besparen. Hij liet vier miljoen euro achter in de Ruhr – waar hij de Triënnale uit de grond stampte – en 30 miljoen euro in Parijs, waar hij vijf jaar leiding gaf aan de Opéra. Maar hoewel het personeel van het Teatro Real zijn duit in het zakje doet en het orkest bijvoorbeeld de zondagsvergoeding laat vallen, zal de bezuiniging nog een zware klus worden voor de man die de Madrileense opera grondig dient te vernieuwen.
Als u in de politiek was gegaan, zou u ongetwijfeld premier zijn geworden, heeft Louis Tobback ooit gezegd. Zou u voor de politiek gekozen kunnen hebben in plaats van voor de kunst?
Gerard Mortier: Ik heb geen spijt. Ik denk dat door de mediatisering van de politiek en de banalisering van de media mensen zoals ik geen kans hebben. Je kunt alleen maar stemmen winnen als je met je kiezers op café gaat. En dat kan ik niet. Ik ben opgegroeid in een werkvolkomgeving op de Muide in Gent. Het werkvolk kwam in onze winkel, waar ik veel met mijn moeder heb gewerkt. Ik heb een zeer grote waardering voor de werkmens. En ook voor mijn ouders die een brede interesse hadden, al waren ze maar tot hun veertien jaar naar school geweest. Ik ben daar zeer marxistisch in: het werkvolk kun je door educatie verheffen. Maar op dit moment kun je niet op tegen de tv, die zo verloederd is. Ik hou van politiek, omdat je de dingen alleen kunt veranderen als je macht kunt uitoefenen.
Dingen veranderen, dat is nu precies wat de populisten ook willen, maar van hen bent u helemaal niet gediend.
Mortier: In het Prado hangt een schilderij van Goya: El Gran Cabron, de grote bok, figuurlijk de grote klootzak. De menigte op het doek zit hem verdwaasd aan te kijken. Wat een symbool! Kijk naar de verdwazing van de Tea Party in de VS, de verdwazing van de volgelingen van Marine Le Pen, van de Nederlanders met Geert Wilders. Dat zijn gran cabrons die met simplistische slogans het publiek naar de mond proberen te praten. Het menselijk dier is nu eenmaal egocentrisch en niet sociaal denkend.
Wat kun je daartegen beginnen?
Mortier: Daartoe is de kunst natuurlijk hét middel. Als we aan Europa denken, is de grote fout van de politici dat ze de Europese kunst niet benutten om de Europese gedachte te verdedigen. Dat Europa geen uitvinding is van de twintigste eeuw maar al meer dan tweeduizend jaar bestaat, sinds de Grieken. De nationale staten zijn een verschijnsel van de achttiende en negentiende eeuw. Ze zijn niet eeuwigdurend. Na de feodale maatschappij was de nationale staat zeer modern. Nu is ze zeer reactionair. Als iemand zegt dat hij nationalist is, dan is hij een reactionair. Dat geldt ook voor de Vlamingen. Kijk eens wat Frankrijk aan Duitsland te danken heeft en omgekeerd. De romantiek kwam uit Duitsland naar Frankrijk door Madame de Staël. Het rationalisme kwam dan weer uit Frankrijk naar Duitsland dankzij Voltaire en Frederik II van Pruisen. Als je zoals ik in Madrid woont, dan zie je hoe Spanje niet alleen heel Europa, inclusief Vlaanderen, heeft beïnvloed, maar ook hoe Spanje interessant is door de aanwezigheid van de Arabische cultuur.
Die domme Wilders gaat tekeer tegen de islam, maar alle religies zijn fanatiek. Men spreekt van de taliban, maar de joodse orthodoxen zijn even brutaal tegen vrouwen als de taliban. Bedenk wat de katholieke kerk de vrouwen heeft aangedaan! Het fanatisme is eigen aan religie omdat in een religie altijd een waarheid als de enige waarheid wordt verdedigd. Maar er bestaat niet zoiets als één enkele waarheid. Alleen door verschillende gezichtspunten te zien, kun je begrijpen wat de waarheid zou kunnen betekenen. Er zijn vele waarheden, zoals de Afrikaanse filosoof uit Mali Hampâté Ba zegt, en al die waarheden samen zeggen ons iets over dé waarheid.
Misschien is het toch jammer dat u niet voor de politiek hebt gekozen.
Mortier: Ik heb mijn hele leven aan politiek gedaan, via het theater. Ik ben geen organisator van variété, hè. Wel was ik graag voor één regeringsperiode Vlaams minister van Cultuur geweest. Het cultuurbeleid in Vlaanderen staat nog in de kinderschoenen. De ministers die we tot nog toe hebben gehad, waren meestal dilettanten, die eigenlijk een andere portefeuille hadden gewild – op Hugo Weckx na misschien.
De probleemstelling is duidelijk: wat moeten we ondersteunen, volgens welke mechanismen en hoe bevorderen we de participatie? De samenleving is de laatste decennia zozeer veranderd dat het subsidiesysteem, dat nog dateert uit de negentiende eeuw, herdacht moet worden. De mechanismen voor de beslissingen kunnen niet verlopen langs de adviescommissies, daarvoor is Vlaanderen te klein. Iedere cultuurwerker zit wel in een van die commissies en heeft dus onvermijdelijk zijn eigen agenda, zijn jaloezieën, zijn vriendjes en noem maar op. Het zijn de Vlaamse cultuurbaronnen – Jerry Aerts van deSingel voorop – die uit vrees voor concurrentie het Forum in Gent (een hartenwens van Mortier, nvdr ) mee hebben gekelderd. Als ik bedenk dat de adviescommissie voor dans aan Alain Platel, op het hoogtepunt van zijn artistieke kunnen, slechts voor twee jaar een positief advies heeft gegeven, dan vraag ik me af wat er aan de hand is. Tot ik enkele leden van die commissie ontmoet en geconfronteerd word met hun gebrek aan kennis en aan inzicht in algemeen maatschappelijke probleemstellingen.
Beslissingen over subsidies moeten worden genomen door de minister, op basis van wat uitstekende adviseurs en ambtenaren hem of haar zeggen. De participatie ten slotte is een kwestie van samenwerking met de minister van Onderwijs. De leerprogramma’s moeten wat cultuur betreft helemaal worden herdacht, zoals Jack Lang dat in Frankrijk heeft voorgedaan.
Is uw beleid dan een politiek statement?
Mortier: Dat is het altijd geweest. Maar met het ouder worden heb ik duidelijker gezien wat het belang van het theater in de maatschappij is en wat ik met het theater kan meedelen over mijn gemeenschap.
Bijvoorbeeld door een opvoering van Alain Platels C(h)oeurs te programmeren, met een duidelijke afwijzing van het nationalisme à la Bart De Wever. Maar ooit hebt u openlijk uw bewondering uitgesproken voor de N-VA-voorzitter.
Mortier: Ja, ik was een van de weinige intellectuelen die Bart De Wever hebben gesteund. Hij heeft de macht van het Vlaams Belang gebroken en dat is zeer belangrijk geweest. De Wever is geen fascist. Maar zijn negatieve houding tijdens de regeringsonderhandelingen bewees dat hij dan toch niet het formaat heeft om zich af te zetten tegen de extremisten in zijn eigen achterban. Zo heeft hij zichzelf, vermoedelijk voor vele jaren, buitenspel gezet. Je moet een krachtig partijprogramma hebben, maar regeren betekent in een democratie met anderen samenwerken, zonder je eigenheid te verliezen. Dat maakt de grote staatsman. De grote staatsman die alleen zijn eigen programma wil doorzetten, is een dictator.
Bart De Wever verwijt de culturele elite dat ze misprijzend neerkijkt op de volkscultuur. Omdat ze ‘niet in onze naam’ roept tegen zijn nationalistisch programma. Is dat inderdaad een verschil met vroeger, toen kunstenaars en cultuurmensen eensgezind de Vlaamse Beweging steunden?
Mortier: De Vlaamse Beweging is altijd in de eerste plaats een cultureel project geweest. Later is het ook een politiek project geworden. Ik heb daarover in 2010 een groot artikel in El Pais geschreven, een dubbele bladzijde. Javier Solana, de vroegere secretaris-generaal van de NAVO en Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken, belde mij toen op om te zeggen dat hij voor het eerst het conflict begrepen had.
Waarom is Vlaanderen belangrijk? Dat begint al bij Van Eyck en de Vlaamse Primitieven. Filips de Goede stichtte in Vlaanderen de Orde van het Gulden Vlies. Rubens was niet alleen een geniale schilder, maar ook een belangrijk Vlaams ambassadeur. Hugo van der Goes bracht een revolutie teweeg in de schilderkunst en betoverde de Portinari’s in Florence. Die rijke geschiedenis was de voedingsbodem voor het verzet van Vlaamse intellectuelen en kunstenaars tegen de Brusselse vrijmetselaars die na de omwenteling van 1830 uitriepen dat ‘la Belgique sera latine ou elle ne sera pas’ (‘België zal Latijns zijn of zal niet zijn’). Het succes van mensen als Hendrik Conscience, Stijn Streuvels, Peter Benoit, Constant Permeke of George Minne was niet dat zij Latijnse spreuken van buiten leerden, maar dat ze de Vlaamse taal zowel in woordenschat als stijl ontwikkelden, dat ze componeerden met een talent dat Liszt naar Harelbeke bracht, dat ze schilderden en beeldhouwden op een niveau dat niet onder hoefde te doen voor dat van Blaue Reiter als Gustav Klimt of Max Ernst.
Nooit hoor ik de Vlaamse populistische politici over die kunstenaars spreken. Hebben zij ooit Rodenbach gelezen? Claus’ Het verdriet van België vertelt me meer over de problematiek van de Vlaamse Beweging dan het gezwets van het Vlaams Belang. En als Vlaanderen in het buitenland niets van zijn prestige heeft verloren, is dat niet dankzij Bart De Wever, maar dankzij mensen als Alain Platel, Anne Teresa De Keersmaeker, Serge Dorny, Jan Fabre en zovele anderen.
Maar al de mensen die u noemt, bekennen zich niet tot het flamingantisme. Misschien omdat de Vlaamse emancipatie voltooid is en er geen behoefte meer bestaat aan Vlaamsgezindheid?
Mortier: Beweren dat de Vlaamse emancipatie is afgewerkt, is naïef. Dat is misschien zo op economisch en gedeeltelijk ook op politiek vlak, maar zeker niet in het culturele domein. Zolang de familie Pfaff meer aantrek heeft dan Hugo Claus, staan we in de kinderschoenen op het gebied van culturele emancipatie. VTM bewijst dat op beschamende wijze.
De Vlaamse kunstenaars gedragen zich niet als een elite, wel integendeel. Maar het Vlaamse onderwijs- en cultuurbeleid heeft ervoor gezorgd dat de Vlamingen geen historisch gefundeerd cultureel bewustzijn hebben. Het excuus was dat er geen tijd was voor cultuur en dat er andere prioriteiten waren: Voeren, B-H-V, de staatshervorming, noem maar op. Gevolg: nauwelijks dertig procent van mijn studenten aan de Gentse universiteit wist nog wie Faust was. Over Goethe heb ik het dan nog niet eens.
Populistische figuren hebben nooit van kunst en cultuur gehouden. Sarkozy net zo min als mevrouw Le Pen of de onuitstaanbare Wilders. Die houding is het huidige probleem van Europa. Als er geen totale ommekeer plaatsvindt, gaat niet alleen onze cultuur maar ook onze welvaart en democratie ten onder.
Stemt dat u pessimistisch?
Mortier: Nee, dat maakt mij opstandig. Zeg tegen de Vlaamse politici dat het tijd wordt dat ze de boeken van Rik Pinxten op hun nachttafel leggen. Dat ze luisteren naar Philip Herreweghe en zijn Bachcantates. Dat ze Cassiers zien in de Scala, Jan Fabre in het Louvre en Perceval in München. Dat ze kennis nemen van het sociale engagement van Jan Goossens in de KVS en de verjonging van de Bozar dankzij de fulminante directie van Paul Dujardin, nog een Vlaming. En dat ze ermee ophouden de intellectuelen als een elite te bestempelen. Zo gedragen ze zich immers zelf: als een elite, met heel lange tenen waar je nooit op mag trappen. Ze vragen respect, maar niets in hun houding dwingt dat af. Integendeel. Ze delen mandaten uit met een liefde voor nepotisme zoals we dat alleen kennen in Afrikaanse dictaturen of in de tijd van het royalistisch absolutisme.
Het ergste is dat de politici zich zo door de markt hebben laten beheersen dat de markt nu dicteert wat ze moeten doen. Dat is natuurlijk het einde van het kapitalisme. Veel mensen waren blij om het ineenstorten van het communisme en hebben er niet aan gedacht dat het kapitalisme moest volgen. De twee grote ideologieën van de twintigste eeuw zijn samen gestorven. En nu moeten wij proberen – en dat is de moeilijkste opdracht – nieuwe visies voor de toekomst te creëren. Lees het boek van Habermas, Zur Verfassung Europas, waarin hij pleit voor een ’transnationale democratie’ in plaats van een ‘postdemocratische executieve federatie’, wat nu gebeurt met Merkel en Sarkozy.
Vindt dan geen enkele politicus genade in uw ogen?
Mortier: Toch wel, er zijn politici die ik enorm waardeer, ook in België. Ik vind het fantastisch als Guy Verhofstadt zich afvraagt wie nu het Front National leidt: Nicolas Sarkozy of Marine Le Pen. Ik gun Karel De Gucht zijn mooie huis in Toscane omdat hij niet alleen een uiterst gecultiveerd man is maar ook een onconventioneel politicus, een liberaal die niet in het wilde kapitalisme gelooft en die als minister van Buitenlandse Zaken de dingen bij hun naam durfde te noemen. Uiteraard hou ik ook van de onpopulaire stijl van Mark Eyskens. Misschien nemen enkele Vlaamse politici nu een voorbeeld aan de nieuwe Duitse Bondspresident Joachim Gauck. Van zulke politieke figuren kunnen ook kunstenaars leren. Dat zijn de voorbeelden, die ons moed geven en doen beseffen dat alles nog niet verloren is.
U bent dus hoopvol voor de toekomst?
Mortier: Ja. Omdat de mens ongelooflijk creatief is. Er is een mooi Vlaams spreekwoord: ‘De meeste mensen leren maar als ze hun hand aan de stoof verbranden.’ En daar zijn we volop mee bezig. Het is jammer dat we niet leren op het moment dat we gelukkig zijn.
GERARD MORTIERS NIEUWE PRODUCTIE, THE LIFE AND DEATH OF MARINA ABRAMOVIC VAN DE AMERIKAANSE REGISSEUR ROBERT WILSON (MET ABRAMOVIC ZELF EN WILLEM DAFOE IN DE HOOFDROLLEN) KOMT OP 28, 29 EN 30 JUNI NAAR DESINGEL IN ANTWERPEN.
DOOR KRIS SMET EN WALTER ZINZEN
‘Als Vlaanderen in het buitenland niets van zijn prestige heeft verloren, is dat niet dankzij Bart De Wever, maar dankzij mensen als Jan Fabre.’
‘Ik was graag één regerings-periode Vlaams minister van Cultuur geweest.’