Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Flirten met de dood, in het hart van Imagenes del Mexicano in Bozar.

Macario speelt het klaar om een hele kalkoen op te eten, en heeft het lef om zowel God als de Duivel een stuk te weigeren. Alleen de Dood mag proeven, en die bedankt door de jongen een medicijn te schenken waarmee hij iedereen kan genezen. Behalve dan de onderkoning van Mexico, zo blijkt. Macario moet de benen nemen, en belandt ’s nachts bij de Dood die hem een vallei vol brandende kaarsjes toont – eigenlijk mensenlevens. Telkens als er eentje uitdooft, is er weer iemand dood. Als Macario z’n eigen uitgaande kaarsje ziet, grist hij het weg, en slaat op de vlucht. De kaarsjesscène uit de film Macario (1960) van Roberto Gavaldon is een sterk moment op de expo Imagenes del Mexicano in Bozar, Brussel.

Opzet of toeval, maar alle sterke momenten op deze visuele verhandeling over het (zelf)beeld van de Mexicaan, hebben te maken met de dood. Van het Aztekenbeeldje van Cihuateteo, die tijdens haar bevalling sterft en dan de verwoestende blik van een oorlogsgodin krijgt, tot en met de vertrappeling door paarden van de mooie jonge revolutionairen in Sergei Eisensteins onvoltooide film Que viva Mexico! (1931). De kapittels over de levenden zijn veeleer didactische illustraties van de nationale identiteitsconstructie. Alsof na de Spaanse verovering (1521) de inspiratie bij kunstenaars van alle rassen en standen alleen nog vitaal reageerde op dode botten.

De tragikomische episode van het tweejarige Tweede Keizerrijk (1865-1867) met Maximiliaan van Habsburg en Charlotte van België, lijkt gedocumenteerd door een filmjournaal van het huwelijk van het keizerlijke paar. Beelden konden toen echter nog niet bewegen. Misschien schuilt achter het verschrikte gezicht van Charlotte dat van actrice Bette Davis, achter de geëxalteerde blik van Maximiliaan die van Brian Aherne. Helaas nergens bevestiging dat het om Juarez, een film van William Dieterle uit 1939, gaat.

Geen tijd voor klachten, want zaal 7, gewijd aan de geportretteerde dood, slaat met verstomming. Anonieme Mexicaanse schilders en autodidacten bekwaamden zich in de negentiende eeuw in het schilderen van gestorven kinderen. Daarbij slaagden ze erin om geen slapende schaapjes af te beelden, maar echte dode wezens: open ogen, lijkkleur of verslapte spieren. Alleen Francisco Torres, met bloemenkrans om het hoofd, lijkt staande te slapen. Maar zo diep, als alleen een dode kan. Nergens naturalisme alleszins, sporen van ontbinding interesseerden niemand. Francisco Gonzalez Crussi, in de catalogus, kent de dood als persoon een prominente plaats toe in de Mexicaanse cultuur. En de aflijvigen zelf zijn er ‘wezens die, zelfs indien herleid tot hun zuiverste geraamte, nog altijd tequila drinken, eten, dansen, flirten, ruziën, lachen, betogen, grote gebloemde hoeden dragen of elkaar om zeep helpen’.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content