Mijnheer Claes, de Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker heeft, met een vlammende toespraak in het Europees parlement, het EU-voorzitterschap doorgeschoven naar zijn Britse collega Tony Blair. Die houdt zelf een pro-Europese redevoering.
WILLY CLAES: Juncker heeft gelijk als hij stelt dat Europa zich in een diepe crisis bevindt, en dat vooral het Britse egoïsme daarvoor aansprakelijk is. Hoewel andere lidstaten, zoals Nederland, ook een deel van de verantwoordelijkheid dragen. Het project grondwet is voor een groot deel begraven, en een akkoord over de financiële perspectieven 2007-2013 is ver weg.
Blair heeft gerepliceerd met een zowel handige als verstandige peroratie. Hij heeft zich voorstander verklaard van de politieke dimensie van Europa, heeft gepleit voor een sterk sociaal Europa, en heeft erop gewezen dat het in het begin van deze ‘eeuw van de kennis’ ongehoord is dat er zeven keer meer wordt uitgegeven aan landbouw dan aan wetenschap, technologie, research en innovatie. Hij heeft de nadruk gelegd op het bestaan van 20 miljoen werklozen, die aantonen dat Europa lang niet de meest competitieve economie in de wereld is, wat toch het goede voornemen was van de top van Lissabon in 2000. Hij heeft gesproken over de noodzaak van het moderniseren van de economie en de opleidings- en opvoedingssystemen. En hij heeft gesproken over het probleem van de onveiligheid, de illegale immigratie en de internationale criminaliteit.
Hij heeft dus eigenlijk veel goede vragen gesteld, zij het soms in valse termen, maar antwoorden heb ik veel minder gehoord. Ik lees in Blairs beleidsverklaring een pleidooi voor een superliberaal programma, met een sterke flexibiliteit van de arbeidsmarkt, met een verdere afbouw van publieke subsidies en van de openbare sector, en met een verdere liberalisering van de energiemarkt, waarvan ik de gunstige resultaten nog moet zien.
De toespraak van Juncker was een oplawaai voor Blair, en zal lang nazinderen. Juncker heeft erop gewezen dat het landbouwbeleid het enige totaal gefederaliseerde beleid is, en dus noodzakelijkerwijs al zijn fondsen uit de Europese begroting moet trekken. Bovendien is de landbouwpolitiek van vandaag niet meer te vergelijken met die uit de jaren zestig en zeventig. De hulp gaat niet meer naar de productie maar naar het inkomen, de steun aan de export is afgebouwd, er zijn ecologische en sanitaire normen ingevoerd, en in de toekomst zullen de uitgaven dalen. Research daarentegen is géén zuiver Europese bevoegdheid, en je moet dus een optelsom maken van het Europese en de nationale budgetten. Dan blijkt dat in Europa wél meer wordt uitgegeven aan onderzoek & ontwikkeling dan aan landbouw.
De essentiële vraag blijft altijd dezelfde: gaan we met Europa de Britse weg op van een veredelde interne markt, of opteren we voor een politiek verdiepte unie, met een voluntaristisch sociaal-economisch beleid, en met een gezamenlijk buitenlands en veiligheidsbeleid? Het is de hoogste tijd om die keuze eindelijk en ondubbelzinnig te maken.
Over een week heeft op de schitterende golfbaan van Gleneagles in Schotland de top van de G8 plaats. Krijgen we daar opnieuw een clash tussen Blair en continentale EU-landen als Frankrijk?
CLAES: Daar ziet het naar uit, voor de zoveelste keer. Blair is al maanden intensief bezig met de voorbereiding van deze G8-top. Ook daaruit blijkt zijn politieke handigheid. Hij is aan de haal gegaan met een klassiek diplomatiek thema van Frankrijk: de kwijtschelding van schulden van de armste landen. Hij is er zelfs in geslaagd om de Amerikanen over de streep te trekken, hoewel president George Bush er geen voorstander van was. Blair heeft hem van mening doen veranderen, en daarvoor verdient hij lof. Maar het dreigt wel nieuwe wrijvingen op te wekken tussen Parijs en Londen, wat het Britse voorzitterschap van de EU nog meer zal hypothekeren.
In Brussel is een internationale conferentie over Irak gehouden. Met als boodschap aan de Iraakse regering om de soennieten beter bij het bestuur te betrekken.
CLAES: Dat was geen echte donorconferentie, hoewel de EU weer ettelijke miljoenen euro op tafel heeft gelegd, maar toch vind ik het jammer dat er geen concrete vooruitgang is geboekt in dossiers over giften en kwijtschelding van schuld. Positief was dat er een tachtigtal landen aanwezig waren, die de huidige Iraakse regering willen helpen in haar pacificatieopdracht.
Die opdracht is aan het mislukken, want er komt geen einde aan de dagelijkse terreuraanslagen. Irak is meer dan ooit een oefenterrein voor het internationale terrorisme, vandaar de publieke waarschuwing van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice aan Syrië. De Iraakse regering slaagt er ook niet in om bij de ontwikkeling van politieke instellingen een representatief evenwicht tot stand te brengen. De soennieten, die de verkiezingen geboycot hebben, maar wel twintig procent van de bevolking uitmaken, zijn zwaar ondervertegenwoordigd. Wat minder wordt gezegd maar evengoed speelt, is een sterk sektarisme, dat wortels schiet in het verleden en veel macht geeft aan een boel clanhoofden die het onderling niet eens worden. Het blijft ook onduidelijk of men in de nieuwe grondwet zal opteren voor een echte democratie naar westers model, of toch maar voor een islamitische staat.
De conferentie van Brussel heeft geen antwoord gegeven op dé primordiale vraag: hoe herstel je de veiligheid in dat land? De sociaal-economische situatie is allerminst verbeterd: een kwart van de bevolking leeft nog steeds van de voedselpakketten van de VN, de water- en elektriciteitsbevoorrading is verre van hersteld, en zelfs de olieproductie geraakt door voortdurende sabotages niet op peil. Dat alles zorgt voor een gevaarlijk gevoel van ontmoediging in de internationale gemeenschap.
De olieprijs haalt dezer dagen recordhoogten zonder dat de OPEC, de organisatie van olieproducerende en -exporterende landen, ingrijpt.
CLAES: Op 21 juni is een record van 60 dollar voor een barrel betaald, maar terzelfder tijd is ook het productiepeil van 85 miljoen barrels per dag nog nooit zo hoog geweest. En dát is zeer verontrustend. Het doet me herhalen dat de vraag niet is óf de petroleumvoorraden ooit uitgeput geraken, maar wannéér ze uitgeput geraken. De technieken voor exploratie en exploitatie verbeteren voortdurend, wat experts doet zeggen dat de nu bewezen reserve van duizend miljard barrels nog kan verdubbelen. Maar mij doet het zeggen dat we zullen moeten leren leven met dure fossiele brandstoffen, en in de eerste plaats met dure petroleum. Dat legt een fameuze hypotheek op het ontwikkelingspotentieel van onze economieën.
Het verontrust mij dat de publieke opinie daar niet meer van wakker ligt, in tegenstelling tot bij de eerste oliecrisis van 1973. Ik wil hier een noodkreet lanceren voor de specifieke situatie van Europa. Europa zal tegen 2030 voor zijn algemene energiebevoorrading voor zeventig procent van de buitenwereld afhangen. Wat het gas betreft voor tachtig procent, en wat de olie betreft voor liefst negentig procent. Ik weet niet of iedereen zich daar goed van bewust is.
Ik ken het groenboek van de Europese Commissie, dat zegt dat we minstens twintig procent van ons energieverbruik kunnen terugschroeven. Dat zou een besparing betekenen van zestig miljard euro, wat één miljoen jobs zou kunnen opleveren, ons concurrentievermogen verhogen, en ons dichter bij de doelstellingen van Kyoto brengen. Maar dat groenboek zijn slechts goede voornemens, de vraag is of die ook resulteren in concrete investeringen, nu er toch geen druk komt van de publieke opinie of van de politieke wereld. Ik denk echt dat het vijf voor twaalf is voor onze Europese energie. We moeten dringend een veel stringentere structurele politiek voeren.
De VN vieren de zestigste verjaardag van het charter van San Francisco. Is er veel reden tot vieren?
CLAES: Niet echt, hoewel ik een passionele verdediger blijf van zowel het idee als de organisatie van de Verenigde Naties, het enige ontmoetingspunt waar alle landen van de wereld in een vrij ontspannen atmosfeer met elkaar van gedachten kunnen wisselen. We belichten misschien wat te veel de mislukkingen, en wat te weinig de successen van de VN. Niet alleen enkele geslaagde peacekeeping-operaties, maar ook de realisaties van de Wereldgezondheidsorganisatie, van Unicef, van het UN Development Programme, en ondanks de kritiek ook van sterke instellingen als de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. Ik denk ook aan de grote conferenties die Boutros Boutros-Ghali in het leven heeft geroepen: over de demografie, over de positie van de vrouw, over duurzame ontwikkeling, en andere.
Het grote probleem van de VN is de Veiligheidsraad, en zijn verlammende vetorecht voor de vijf permanente leden. De G4, bestaande uit Duitsland, Brazilië, Indië en Japan, is flink aan het lobbyen voor een uitbreiding met zes permanente en vier niet-permanente leden. Die zes zijn zijzelf plus twee Afrikaanse staten. Ik ben gewonnen voor dat voorstel, omdat we een meer representatieve Veiligheidsraad moeten hebben. Maar ik zou liever hebben dat die zes nieuwe permanente leden géén vetorecht kregen, en dat bovendien het bestaande vetorecht van de vijf huidige permanente leden geleidelijk wordt afgebouwd.
De VN is nog lang geen wereldregering, maar er is geen beter alternatief voorhanden. Laten we de VN dus maar koesteren, en streven naar een efficiëntere werking ervan. En laten we er ons over verheugen dat George Bush er voorlopig niet in slaagt om de aanstelling van VN-scepticus John Bolton als Amerikaans VN-ambassadeur door de Senaat te krijgen.
Mogen wij u, en uw collega-Kroonraadleden, op het einde van dit tiende seizoen danken voor de medewerking. Prettige vakantie.
Koen Meulenaere
Willy Claes : ‘Blair is al maanden bezig met de top van de G8.’