De snelle ontwikkeling van het onlangs nog socialistische land, zonder erg veel samenhang, voert naar diepe tegenstellingen.
DIT is een onoverzienbare vlakte. Rijdend uit Saigon verandert allengs het landschap, van een tamelijk klassieke Oost-Aziatisch boerenlandschap, doorsneden, veel bomen, naar een ander, kennelijk moeilijker gebied, dat dan overgaat in de Plain of Reeds, de Rietvlakte, duizenden hectaren traditioneel onbruikbare mangrove-grond, met twee wegen maar ontelbare waterlopen er doorheen, een vlakte die tweemaal per jaar overstroomd wordt met brak water en waarvoor, afgezien van bandieten, guerrillero’s en brakwaterbiologen, tot voor kort niemand veel belangstelling had.
Omdat met rijst alles begint, zijn we met agronoom Olivier Husson op stap in de Mekongdelta. Om vijf uur ’s ochtends in het donker vertrekken, vóór het echte verkeer in en uit Saigon op gang komt, laat toe een uur sneller uit de stad te zijn. (Op dezelfde manier begint ’s avonds rond vijf uur een rit tegen de klok om de stad terug in te zijn voor de vrachtwagens de agglomeratie binnenmogen, die dan urenlang alle verkeer stapvoets zullen maken.) Husson, een Fransman, werkt voor de ontwikkelingsorganisaties FOS en FADO, Belgische NGO’s, die in de Rietvlakte een project hebben dichtbij (voor wie oud genoeg is om zich de oorlog te herinneren) de Papegaaiebek. Er zijn twee wegen die daar uit de zuidelijke havenstad Saigon naartoe lopen, en in het voorbije natte seizoen hebben die allebei drie maanden lang onder water gestaan. Nu zijn ze droog maar, zoals Husson al waarschuwde, ?er zou aan beide kanten veel water te zien zijn”.
Met rijst is het hele verhaal begonnen. Eind jaren zeventig voerde Vietnam er honderdduizenden tonnen per jaar van in uit de Sovjetunie aanvankelijk als broederlijke hulp, later aan steeds hogere prijzen. Begin jaren tachtig was ondervoeding veralgemeend en omdat het toch een redelijk egalitaire maatschappij bleef, waren de kleine kinderen van partijleden even ondervoed als die van niet-partijleden. In 1986 bleek voor iedereen de maat vol. In China was Deng Xiaoping al jaren bezig met zijn economische hervormingen die begonnen waren met meer vrijheid voor de boeren ; in de Sovjetunie was het jaar tevoren Mikhaïl Gorbatsjov aan de macht gekomen. Die zou de perestroika lanceren en liet in Vietnam de broeders weten dat ze ook maar moesten hervormen, want dat ze anders evengoed de socialistische hulp konden vergeten. Daarmee stond de Vietnamese leiding voor het blok. Zeker was ze wat graag alléén doorgegaan op de steile maar deugdzame weg van het harde en zuivere socialisme (zoals de oude oorlogsveteranen dat dan zagen). Maar wat met de honger, wat met de inflatie die 800 procent op jaarbasis bereikt had, wat met de boatpeople die het regime in de wereld te schande gemaakt hadden, en wat met het langzaam doorsijpelende inzicht dat het allemaal mettertijd niet zou beteren, aangezien het Vietnamese regime, sinds het niet meer tegen de Amerikanen vocht maar het tegen het eigen volk, tegen Cambodjanen, tegen China en de Asean-coalitie moest opnemen, al zijn krediet en zijn sympathie in de wereld verloren had ?
OPENING.
De oorlog kon gedaan zijn, de boycot, geleid door de Amerikanen, bleef duren. En de Vietnamese leiding besloot, op het partijcongres in december, haar reformist Nguyen Van Linh terug te roepen, die ze in 1982 de laan uitgestuurd had. Dat was het begin van de Doi Moi, de ?Nieuwe weg”, wat in hoofdzaak een reeks economische hervormingen behelst. De handel werd vrijer gelaten, buitenlandse investeringen gezocht in joint-ventures met Vietnamese staatsbedrijven (we kunnen ons voorstellen hoe beperkt die bevrijding moet geweest zijn, hoe microscopisch die joint ventures), maar, vooral, in 1988 werd de collectieve landbouw afgeschaft en werden de voedselprijzen losgelaten. En de rijst deed het hem : drie jaar later was Vietnam een van de grootste drie rijstexporterende landen op wereldvlak.
Er is natuurlijk geen betere prikkel om op de ingeslagen weg verder te gaan ( ?Nee, die leidt niét naar het kapitalisme !”, zingt de oude leiding bij hoog en bij laag, terwijl alle stedelingen in Hanoi weten dat de kroost in het vastgoed zit en luxe-hotels laat bouwen). De stalinistisch gecentraliseerde economie werd opengegooid voor vreemde invloeden, zoals ook de Chinezen en de Sovjets gedaan hadden. Er is wat trial and error aan te pas gekomen, en een aftasten van de mogelijkheden, eer de samenwerking met het vreemde kapitaal echt op gang kwam nog steeds zijn alle moeilijkheden verre van opgelost. En would be-investeerders zeggen dat het allemaal nog heel traag gaat : na de aanvankelijke rush op Vietnam is de geestdrift behoorlijk afgenomen, eens men begrepen had dat daar aan het eind van de regenboog geen pot met goud stond, maar een uit de kluiten gewassen bureaucratie , maar dat werd ook van China gezegd en nu heet de Volksrepubliek, tien jaar later, wel degelijk het nieuwe eldorado te zijn.
De Delta biedt wel een onwaarschijnlijk mooi landschap, waarin het ?serieuze” transport via de waterwegen gebeurt, met lange kano’s met een kleine buitenboordmotor, grote aken met een grote buitenboordmotor, duwkonvooien van een tros drijvende kasten rond een duwer al naar gelang van de breedte en diepte van het water. Grote delen van het jaar komt dat water uit het noorden van de grote stroom die Mekong heet, in China ontspringt en door Thailand, Birma, Laos, Cambodja en Vietnam loopt die van de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh een zeehaven maakt , en andere seizoenen is het de zee die haar water het land in stuurt, heel de vlakte onder water zet, en alles schoon spoelt. Het ?beheer” van de Mekong, een notie die er niet is maar er, vindt iedereen, wel zou moeten zijn, heeft trouwens na veel discussie aanleiding gegeven tot het Mekong Secretariaat, bij de Council of the River Mekong Commission, waarin al de landen waar de stroom doorheen loopt, zitting in hebben, en waarin mogelijke ingrepen op de stroom al dan niet besproken worden. Het belang van de Mekong is zo immens dat het geopolitiek wordt. En als de River Mekong Commission tot nog toe relatief weinig belast was (maar er komt een man bij), is dat veeleer omdat de economische ontwikkeling in haar lidstaten nog niet echt aan ingrepen op de rivier toe was, dan omdat daar niets te beleven valt. Met de snelle ontwikkelingen in de Chinese Volksrepubliek, in Thailand en Vietnam (de andere landen zullen dan wel volgen) zal een groot aantal problemen snel explosief worden.
MAQUIS.
Wat lange tijd explosief geweest is in de letterlijke betekenis van het woord, maar nu alweer enkele jaren gekalmeerd is, dat is precies dat web van kreken en kanalen onderaan de Papegaaiebek een vogelkopachtige uitstulping van Cambodja in Vietnamees grondgebied, waarover tussen Khmers en Vietnamezen al menig conflict uitgevochten is. Juist omdat het zo’n barre streek was die tegelijk met bootjes toegang bood, voor de Khmers tot in Saigon (dat op een ander punt in de geschiedenis Khmer-gebied was) en voor de Vietnamezen tot in Phnom Penh en verder, is dit de regio waar in de lange oorlog van de Vietnamezen het langst gevochten is. Hier begon het zuidelijke maquis van de Viet Minh, later van de Viet Cong. Hier eindigde het befaamde al half mythische Ho Chi Minh-pad, langswaar wapens en troepen van Noord- naar Zuid-Vietnam gingen en terug, hier vielen de troepen van Saigon Cambodja binnen, juist om dat niet bestaande ?pad” te onderbreken, en maakten, na de Amerikaanse bombardementen, het land klaar voor de machtovername van Pol Pot en de Khmer Rouge.
Vanop een bruggetje reikt het zicht kilometers ver, de zon die ondergaat in de moerassen is een onvergetelijk vredig en toch woest gezicht maar gezeten in een houten kano op het wateroppervlak zelf, beweegt men tussen twee groene muren van riet, onzichtbaar en bijna onhoorbaar in een dampend labyrint. Dat riet is onuitroeibaar, één van de weinige planten die gedijen op de zure mangrove-grond van de delta, die op zich zelfs giftig is. Om daar rijst op te gaan kweken, zegt Olivier Husson, is niet evident. Er zit teveel gif in de grond (ijzer, aluminium en wat nog), het is te moeilijk, zeg maar onmogelijk werken : eer een boer een akker heeft moet hij het riet eruit halen, vaak tot aan zijn middel in het water, en als hij dan net even te lang wacht, kan hij helemaal opnieuw beginnen want dan is het riet er terug. Bovendien wou, zelfs ondanks de periodieke overstromingen, zelfs de rijst op die grond niet groeien.
De regering heeft het verscheidene malen laten proberen. Tot het FOS-project het probeerde met een speciaal uitgekiende overdosis superfosfaat-meststof, die nu toch het gewenste resultaat lijkt te hebben. Husson, een boerenzoon, heeft hier een jaar in een bamboehut geleefd met zijn voeten in het water en zijn kop tussen de muggen. (?Nee, in de Mekongdelta is geen malaria.”), Hij komt nu nog eens kijken alvorens, zijn termijn voorbij, terug te gaan naar Europa en is blij als een kind als hij een boer opmerkt die, totaal uit vrije wil, bezig is een stuk land te bewerken zoals hij, Husson, het de mensen heeft proberen bij te brengen. ?Als die vent dat doet, gelooft hij er ook in, dan zijn er volgend jaar vier of vijf die het hem nadoen !” En dan is het project gelukt, kan het spontaan verder drijven als een olievlek, tot de hele Rietvlakte een rijstvlakte geworden is.
Als het lukt, is de Viëtnamese regering, die al jaren probeert in deze kwetsbare buurt iets van de grond te krijgen dat hier volk naartoe zou kunnen trekken en het er houden , in een strategisch opzet aan het slagen. Mensen worden aangemoedigd om hier te komen boeren, in een soort Nieuwe Economische Zone, waar dan misschien niet het dwingende karakter aan vast zou zitten als aan de Nieuwe Economische Zones van de jaren na de oorlog (alleszins worden hier geen stadsmensen neergepoot), ze krijgen de grond en een beetje hulp (ten dele van de NGO’s, die ook een bescheiden kredietsysteempje voor de boeren ontwikkeld hebben), en ze mogen het proberen. Eén keer ?
?Niemand probeert het twee keer,” zegt Husson. ?Een boer die hier mislukt, is alles kwijt. En het is beestachtig werken. Ik heb respect voor deze mensen, dat zweer ik je.”
ONTSLUITING.
Natuurlijk kan de regering, als ze één keer een buffer van werkende boeren in de delta heeft, aan volgende stappen denken. Op papier staan al twee wegen, die de gebieden aan weerskanten van de Papegaaiebek ontsluiten (niemand ontgaat intussen de politieke, en ook militaire, betekenis van zo’n wegen vlak achter de grens). Er wordt gedacht aan het uitbaggeren van een Mekongarm om grotere schepen dieper het land in te krijgen, het bouwen van bruggen om de overzetboten te vervangen en de marktstad Can Thô bereikbaarder te maken. Er zijn, eigenlijk, meer plannen in Vietnam dan de Vietnamezen de eerstkomende tijd uitgetekend zullen krijgen.
Het is een groot en vooral zeer langwerpig land, met vaagweg het model van een naar onder uitgezakte zandloper. Een beetje groter dan Italië, met 3.451 kilometer kustlijn aan de oost- en zuidkant, 1.700 kilometer van noord naar zuid, is het een land met een hoop communicatie- en transportmoeilijkheden. De noordelijke hoofdstad, Hanoi, is met het zuidelijke Saigon verbonden via 1.750 kilometer spoorlijn. De treinen, trots van de revolutie, zijn bijna altijd blijven rijden. De gewone weg, naast de spoorlijn, is vaak onderbroken geweest.
Het zou logisch lijken het grootste transport per schip te doen, en veel gebeurt ongetwijfeld al op die manier, maar Vietnam heeft een schrijnend tekort aan diepzeehavens wat betekent dat écht grote boten er bijna nergens kunnen aanleggen. De haven van Saigon is, heet het, verzadigd. De noordelijke haven van Haiphong is te klein en van de zee gescheiden door een ondiep kanaal. Er zijn ook Belgische plannen om daar een redelijke diepzeehaven te bouwen. Maar die zijn er ook voor de baai van Halong, het Vietnamese equivalent van Guilin, een toeristisch wereldwonder. Het hangt ervan af met wie men praat : soms lijkt de regering goed te weten waar ze mee bezig is, en soms lijkt het een uitgemaakte zaak dat het hele zogenaamde Vietnamese ontwikkelingsbeleid een mengeling is van improvisatie, koppigheid en corruptie. Ofte, de zaak van de raffinaderij.
Vietnam heeft offshore petroleumvelden, waarvan niet bekend is hoe rijk ze precies zijn. Eigenlijk liggen die in het zuiden. Om de aardolie te verwerken, wil de regering een raffinaderij laten bouwen, en wel in de buurt van Danang, in het midden van het land, een kleine duizend kilometer van de vindplaats dus. Niemand van de klassieke investeerders wou daaraan beginnen, tot een grote Koreaanse onderneming dan toch toezegde, in ruil voor de toewijzing van nog een paar andere projecten.
GROEI.
Anders gezegd, de Vietnamese leiding denkt de grote bocht genomen te hebben, van potdicht naar helemaal open, en wil nu de andere landen uit de regio achterna concurrerend in productie, maar ook in infrastructuur. Alleen heeft ze daar de middelen niet voor, en heeft ze er ook nog niet goed over nagedacht hoe ze bij dit alles te werk moet gaan. Als resultaat geeft dat, dank zij de werkkracht en de talenten van het Vietnamese volk, een zeer snelle groei die van alle kanten spetters maakt 9,5 procent op jaarbasis , en die in het hele land met het blote oog merkbaar is maar die bij nader toekijken incoherent is.
Onsamenhangend omdat, zegt een waarnemer, Vietnam in essentie een apolitiek land is. Het stalinisme had ook elders de politiek afgeschaft, zo ook in Vietnam. En nu weet men niet echt wat politiek is. Men kent alleen economie. Het partijcongres in juni kan een gelegenheid bieden, aan de leiding, om daar eens over na te denken. Zolang ze daar niet uit zijn, blijft het improviseren.
?Dus moeten ze hun administratie hervormen, opdat ze doeltreffend, dus sneller, zou werken. Maar ze kunnen geen politiek uitwerken, omdat ze er geen notie van hebben hoe ze gegevens moeten inwinnen.” Alle gegevens in Vietnam zijn verkeerd, altijd. ?Maar zoals het nu gaat, kan het ook niet blijven duren. Ze moeten de sociale gevolgen van hun markteconomie aanpakken, daarmee zullen ze nog een paar droeve en moeilijke zaken te verwerken krijgen. Problemen waar ze geen antwoord op hebben, vragen om geregeld te worden. Bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. Die zouden ze willen regelen maar, zoals gezegd, ze hebben geen data. Geen CAO’s, geen vakbonden. En als ze er wel zouden hebben, en ze zouden regels maken, dan zouden ze die niet kunnen opleggen.
Omdat de wetgeving totaal tegenstrijdig is. Er zijn wetten van vóór het communisme, uit de koloniale tijd. Er zijn wetten van onder het communisme. Er zijn wetten van sinds de Doi Moi. Die spreken elkaar vaak tegen, de ene wet heft de andere op maar niemand die ze allemaal kent. Dus past elke ambtenaar de wet toe die hij toevallig kent. Meestal in volle illegaliteit want, bijvoorbeeld, richt de regering bij wet een Administratief Gerechtshof op en dan kan ze dat niet doen werken omdat ze de besluiten niet genomen heeft om er de mensen voor aan te stellen. Zo eindigt iedereen buiten de wet. Maar omdat in Vietnam alles verboden is wat niet uitdrukkelijk bij wet is toegelaten, moeten er dus duizenden wetten gemaakt worden om al de tienduizend dingen te beschrijven die toegelaten zijn. Daar raakt niemand nog wijs uit.
Pas op, dit is geen ouderwetse dictatuur. Natuurlijk is er overal politie, word je overal afgeluisterd, zijn pluralisme en vreedzame evolutie schuttingwoorden maar het is een zachte dictatuur. Ze zijn eigenlijk heel modern. Wat ze willen, is een sociale welvaartsstaat als in Zweden, met veiligheidsvoorschriften bij de arbeid, milieubescherming… Maar ze zitten op het niveau van Tanzania.”
Het is zacht gezegd. En de verwijzing naar de microfoons was misschien niet gratuit. De beschreven kloof is overal zichtbaar : ofwel werkt het niet aan de basis, ofwel werkt het niet aan de top. Soms lijkt het of er twee verschillende landen dooreen leven. Niet alleen Zuid-Vietnam en Noord-Vietnam (dat taboe-onderwerp bij uitstek, maar dat niet eens besproken hoeft te worden, omdat elk schoolkind het verschil tussen de twee kan zien), niet alleen arm Vietnam en rijk Vietnam, officieel Vietnam en reëel Vietnam, maar nu ook het Vietnam van de administratie en de regering, waar men reglementen maakt en wetten schrijft en tracht daaruit wijs te worden, en het Vietnam van de Vietnamezen, die daar allemaal niet op kunnen wachten en al lang onderweg zijn. Al lang.
REVOLUTIE ?
?De kern van de zaak is,” zegt dr. Duong Quinh Hoa, ?dat dit hier toch ook een beetje ónze revolutie was. Dat we dat toch niet zomaar kunnen laten gaan. Heel ons leven hebben wij tegen prostitutie gevochten. Want, toen wij jong waren, was het een schande zich te prostitueren. Nu is er discussie over of prostitutie moet gelegaliseerd worden of niet : het is toch een goed betaalde stiel, die trouwens bijna officieel erkend is ?”
Mevrouw Hoa, zoals de halve wereld haar kent, is een veteraan van die revolutie. Ze is de enige in Vietnam gebleven dochter van een rijke familie en geniet, ongetwijfeld omdat zij zo’n diepgaande ervaring heeft met het regime van de Partij, een eigenaardig soort immuniteit voor de grillen van het regime. Niet alleen mag zij zeggen wat ze van de regering denkt (en haar minachting brandt gaten), nu al meer dan vijftien jaar, maar bovendien kan ze haar werk blijven doen in het kinderziekenhuis in Saigon. Dat is nog steeds een pediatrisch ziekenhuis, maar het is ook een centrum waar Hoa haar campagne voert, tegen armoede en onderontwikkeling, voor hygiëne en gezondheidszorg, zoals in de oorlog. Ze heeft een soort netwerk opgebouwd van donors en NGO’s, in Frankrijk en elders in Europa en in de wereld, die financiering naar Vietnam brengen voor welbepaalde ontwikkelingsprojecten. Tegenover dat internationale net staat het Centrum voor Pediatrisch Onderzoek, Ontwikkeling en Gezondheidszorg, met een reeks projecten, testgevallen, verspreid in verschillende provincies van Vietnam.
Met een minibusje van het centrum meerijden, met een arts erin, een researcher van het centrum, een assistente van Hoa, is naar een ander Vietnam op stap gaan. De gast leert er het verschil kennen tussen een medische post en een ziekenhuis, een ziekenhuis en een groot ziekenhuis en het verschil tussen voor en na : een lagere school voor restauratie van de klaslokalen (er zijn er nog een paar van, ze staan op instorten), of na de restauratie (er blijft nog een stukje grond onbeheerd, waar vuilnis rondzwerft : het Centrum neemt notitie). De bezoeker leert tevreden artsen zien, die weliswaar ontwijkend doen over aids, maar opgemonterd zijn door de gigantische vooruitgang van een ziekenhuis waar ze een jaar geleden nog een schoonmaakploeg heen moesten sturen, en dat nu als op rolletjes draait. Men leert, ook hier, een bescheiden kredietsysteempje kennen, dat opgezet is onder de vrouwen van het dorp (wie, wie zou een man met geld of organisatie alleen laten ?) om families uit de nood te helpen, en waar de terugbetaling van de (kleine) kredieten gegarandeerd wordt door zuivere sociale druk van de vrouwen ondereen. En men leert het pragmatisme van dr. Hoa appreciëren, die van het ene regime in het andere bezig blijft geld naar Vietnam te slepen en het daar te besteden aan het enige dat telt : de Vietnamezen. De rest heeft ze achtergelaten toen ze in het maquis ging.
Sus van Elzen
Vietnam ingeschakeld in de wereld.
Rijstvelden in de delta : onafzienbaar.
De mangrove-grond levert voor de eerste keer rijst.
In een voedingscentrum wordt de kleine bijgevoed.
In de gerestaureerde school.
Treinstellenatelier in Hanoi : spoorwegen met toekomst ?
Dr. Duong Quynh Hoa : een beetje ook haar revolutie.