Beknopt woordenboek van de mondige kiezer (2):
niet de kiezers, maar de politici zijn onzeker.
VOLGENDE WEEK: Multiculturaliteit (v.; -en).
De kiezer die even niet heeft opgelet, zal danig schrikken wanneer hij op 18 mei de stembrief openvouwt. Drie partijen, CVP, SP en Volksunie, in 1999 nog goed voor bijna de helft van de Vlaamse stemmen, zal hij niet meer terugvinden. Ze dragen ofwel een nieuwe naam of treden in een nieuwe configuratie aan, zoals het VU-overblijfsel Spirit in het kartel met SP.A. Vertrouwde politieke tenoren verhuisden naar andere partijlijsten. Een tip voor wie iemand ‘kwijt’ is: zoek bij de VLD, vrijwel altijd prijs.
Van ‘merk’ veranderen, is erg drastisch voor mensen en organisaties die voortdurend naar de publieke gunst dingen. Maar er staat dan ook veel op het spel. Er heerst crisis in de Wetstraat en omstreken. Voor wie het wil geloven, is de democratie in ademnood, zo al niet op sterven na dood, want het vertrouwen tussen kiezer en politiek is helemaal zoek. De VUB-socioloog Mark Elchardus heeft dat wantrouwen, volgens hem het gevolg van een breed maatschappelijk onbehagen, uitvoerig beschreven. Ziedaar de ‘kloof met de burger’.
Het blijvende succes van het Vlaams Blok, die de klassieke democratie geen warm hart toedraagt, was het eerste ‘signaal’ van die kloof. Opiniepeilingen hebben het fundamentele wantrouwen alleen maar bevestigd. Politieke partijen zagen hun ledenbestand tussen 1980 en 1999 met 22 procent inkrimpen. Het partijlandschap versnippert; de klassieke politieke families haalden in 1958 95 procent van de stemmen, in 1999 slechts 64 procent. Steeds meer kiezers veranderen van partij: minder dan 20 procent in de jaren 1980, 35 procent nu. En in 1999 verdeelde 30 procent zijn stem over meerdere partijen. Ziedaar de wantrouwige, onzekere, zappende kiezer.
Het lijkt een crisis van de representatie: mensen herkennen zich niet meer in hun mandatarissen en denken van de weeromstuit dat politici alleen uit zijn op gesjoemel en eigenbelang. Ze voelen zich machteloos en denken dat beslissingen over hun hoofden heen worden genomen. Representatie is eigen aan de massademocratie. In de negentiende eeuw, toen alleen de burgerij stemrecht genoot, herkenden de kiezers zichzelf perfect in hun mandatarissen; dat waren burgers net als zij. Sindsdien is het parlement sociaal geen afspiegeling van het electoraat meer. Politiek is een vak geworden, iets voor professionals.
Maar klopt het beeld wel? Zeker is dat de verschijnselen zich ook buiten België voordoen, dat ze niet altijd correct worden geïnterpreteerd, terwijl het vaak allerminst om iets nieuws gaat. Al in zijn Contrat social uit 1762 stelt Jean-Jacques Rousseau dat een burger tussen twee verkiezingen door slechts ‘een slaaf, niets’ is. De democratie heette wel vaker in crisis te zijn, in de jaren 1890 en 1930. Al zeker een eeuw duikt periodiek de klacht op dat er een kloof gaapt tussen de bevolking en de politiek. En dat politici slechts zakkenvullers en carrièrejagers zouden zijn, is wel een heel oud Vlaams vooroordeel.
Het gaat met dat wantrouwen om een generatieverschijnsel. Politieke instellingen en gewoonten veranderen traag, trager dan de rest van de samenleving, die de voorbije tien, vijftien jaar wel heel snel is geëvolueerd. De politiek kan niet meer volgen en raakt buiten adem. En als die zich niet tijdig aanpast, gaat het wringen, met crisisgevoelens tot gevolg. Dat was laatst zo in de jaren ’60, toen de al van 1944 aan de macht zijnde generatie van Achille Van Acker en Gaston Eyskens van geen wijken wilde weten en steeds meer op verzet stuitte, vooral bij jongeren. Daar dankte de Volksunie haar opgang aan. Politieke verandering gebeurt schoksgewijs – nu bijvoorbeeld.
De kiezer is vandaag inderdaad mondiger, kritischer, zelfstandiger, beter geïnformeerd, individualistischer, meer geëmancipeerd, ‘lastiger’ en minder voorspelbaar. Hij voelt zich niet meer gebonden door trouw aan traditie of aan de klassieke zuilen. Hij wil autonoom beslissen, ook over wie hem politiek vertegenwoordigt. Al blijft dan de vraag hoe reëel die autonomie is. Vandaag is minder dan een derde van het electoraat een gewoontekiezer. Wat enigszins denigrerend een zappende kiezer wordt genoemd, is inderdaad soms een onverschillige, die het niks kan schelen, geen politieke verantwoordelijkheid opneemt en maar lukraak een bolletje rood maakt. Maar hij kan net zo goed een alerte burger zijn, die langdurig afweegt wie zijn vertrouwen verdient. Vandaar dat velen de knoop pas op het laatste moment doorhakken, wanneer ze letterlijk al in het kieshokje staan.
ZEKERHEID VOOR DE POLITIEK
De grotere mondigheid heeft ook de tolerantiedrempels verlaagd. Mensen ondergaan de politiek niet langer, ze stellen er eisen aan, steeds meer zelfs. Ze verwachten méér van de politiek en vergeven minder gauw wanneer het fout loopt. Politici hoeven vandaag dus niet onbekwamer of corrupter te zijn dan vroeger. Maar omdat van hen meer wordt verwacht, soms tot het onredelijke toe, valt het oordeel sneller negatief uit. Achteraf bekeken, is bijvoorbeeld de dioxinecrisis van 1999 de CVP wel héél zwaar aangerekend.
Het is ook makkelijk geworden om als kiezer een zapper te worden. In de politiek bestaan nog nauwelijks keuzen tussen wit en zwart. Sinds de meeste partijen in het politieke centrum gingen schuilen, liggen veel partijprogramma’s erg dicht bij elkaar. Wie van de ene naar de andere partij overstapt, moet daarvoor zelden enig geloof of fundamentele principes afzweren. Zelfs het extremistische Vlaams Blok doet hard zijn best om zich als redelijk, beschaafd en gematigd te vermommen.
Het gestegen wantrouwen bracht wel de politici erg in de war. Ze zijn hun lot niet meer zeker. In stilte wantrouwen zij dan weer de volgens hen onberekenbare of zelfs ondankbare kiezer. De overloperij van de voorbije jaren tekent die zenuwachtigheid. Ook de dubbelhartigheid van de zogeheten nieuwe politieke cultuur is daarvan het gevolg. Zo is ervoor in het parlement nooit enig enthousiasme gebleken. Was de bedoeling ervan om de bevolking meer macht te geven, het resultaat viel net omgekeerd uit. Of de vernieuwing bleef louter cosmetisch. Voor ze tot CD&V vervelde, lette de CVP er bijvoorbeeld zorgvuldig op dat de ‘bijenkorven’ waarmee ze zich wilde vernieuwen, buiten de partijstructuur bleven. Idem voor de VU met ID21, een dubbelzinnigheid waaraan de partij trouwens kapot ging.
Gaat het om een crisis van de representatie, dan kreeg de burger enkele instrumenten voor meer directe democratie. Zoals het referendum – maar alleen in de gemeente en het is niet eens bindend. Rechtstreekse verkiezing van de burgemeester? Via systemen als een verkiezing in twee ronden, de running mate of de inperking van het mandaat, zullen de partijelites er wel voor zorgen dat precies hun mannetje zal worden verkozen.
Veel partijen beweren hun leden meer inspraak te geven in het programma en de kandidatenlijsten. Maar nog nooit hebben de partijelites de aanwijzing van de kandidaten zo onder controle gehouden als nu, zeker doordat de lijsten bulken van de kandidaten die, eens verkozen, niet eens hun mandaat zullen opnemen, waardoor massaal met opvolgers moet worden gegoocheld. En als het VLD-congres besluit tot meer Vlaamse autonomie en minder macht voor de koning, verklaart de partijtop doodleuk dat hij zich daarvan niets aantrekt.
De kiesdrempel van vijf procent – een futiele maatregel aangezien, behalve in Antwerpen, een zetel méér dan vijf procent van de stemmen ‘kost’ – wil letterlijk kleine partijen weren en zo vernieuwing via nieuwe formaties tegenhouden. De halvering van het gewicht van de lijststem geeft de kiezer, via de voorkeurstem, meer greep op wie hem zal vertegenwoordigen, maar ze verandert de samenstelling van het parlement met niet eens drie procent. En dan is er de invoering van de provinciale kieskringen en de daaraan gekoppelde afschaffing van de apparentering, die ertoe leidde dat zetels wel eens erg onvoorspelbaar tussen de oude kieskantons bleven zweven. Kon tevoren, zo berekende De Financieel-Economische Tijd, met bijna zekerheid de helft van de namen van de nieuwe volksvertegenwoordigers vóór de stembusgang al worden voorspeld, met de uitschakeling van de apparentering is dat nu drievierde geworden. Het nettoresultaat van al deze vernieuwingen is dat alleen de politieke elites aan zekerheid hebben gewonnen.
Marc Reynebeau
de politiek vernieuwt zich met schokken.