Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Voor plagen in de landbouw geldt maar één radicale remedie : die van de stamping-out.

TOEN DE ROOMSE KUDDES in 1711 bedreigd werden door een epidemie van runderpest, verzocht paus Clementius XI zijn lijfarts Giovanni Lancisi om met een remedie te komen. Dokter Lancisi stelde als eerste de stamping-out voor : de vernietiging van àlle dieren die mogelijk besmet konden zijn. Tot dan bestond de traditionele behandeling uit het wassen van de koeientongen met een mengsel van knoflook en azijn. Na de Eerste Wereldoorlog was een heropflakkering van runderpest, veroorzaakt door uit India ingevoerde zeboe-koeien in Antwerpen, de aanleiding om de aanpak ook internationaal te coördineren.

Als gevolg van de dolle-koeienziekte wordt nu in Engeland over de slachting van drie miljoen of meer runderen gesproken. Omdat de negen erkende verbrandingsovens maar elk duizend karkassen per week kunnen verwerken, werd al geopperd om het vee ter plaatse in open lucht te verbranden : ?killing fields? op onze erven, schreef The Independent. In 1967 werd Engeland ook geteisterd door een plaag van mond-en-klauwzeer : toen gingen 212.000 runderen en nog 200.000 schapen en varkens de brandstapel op. Tijdens de Salmonellacrisis van 1988 vernietigden de Britten 3,5 miljoen kippen.

Nederland was er vorige week snel bij om een preventief slachtplan voor 64.000 ingevoerde Britse kalveren aan te kondigen. België besliste tot de tijdelijke blokkering van 27.000 kalveren. Ons land kende de voorbije jaren enkele van de grootste slachtingen uit de geschiedenis : bij de varkenspestepidemie in 1990 werden 1,2 miljoen varkens opgeruimd, en in 1993 volgden er nog eens 750.000. De coördinator van de uitroeiing was toen Piet Van Temsche van het ministerie van Landbouw.

PIET VAN TEMSCHE : De slachting in Engeland wordt een operatie zonder voorgaande, die enorme logistieke problemen schept. Stel u voor dat België een miljoen dieren zou moeten opruimen. Wij hebben één gespecialiseerd destructie-bedrijf, Animalia in Denderleeuw, dat een maximumcapaciteit heeft van ongeveer duizend ton per dag. Dat komt overeen met 10.000 varkens van honderd kilo of 2500 koeien van gemiddeld 400 kilo. Kortom, als wij Animalia helemaal zouden kunnen vrijmaken voor die opruiming, zou het ons nog vierhonderd weken of acht jaar kosten om één miljoen runderen te verwerken.

Ik kan mij dus goed voorstellen dat de Britten weer aan brandstapels denken zoals in 1967. Het is alleen de vraag hoe de bevolking daar op gaat reageren, want de voorbije dertig jaar is de gevoeligheid van het publiek toch grondig veranderd. Uit persoonlijke ervaring kan ik u zeggen dat een brandstapel een dantesk schouwspel is, dat erg agressieve beelden oplevert.

In 1990 is de varkenspest bij ons ook lelijk uit de hand gelopen, en toen bleek de capaciteit van Animalia tekort te schieten. Normaal gezien, zetten wij dan een doorschuifoperatie naar destructoren in Nederland op, maar Nederland sloot de grens voor mogelijk besmette karkassen. Wij hebben toen nog laten onderzoeken of wij de kadavers gewoon konden begraven, maar het bleek dat er slechts weinig plaatsen in België geschikt waren, vooral door de doorlaatbaarheid van de grondlagen. Begraven zou ook meer tegenstand oproepen.

Wij hebben toen een Britse brandstapelspecialist laten overkomen om de varkens te verbranden. Dat kostte erg veel geld, want je hebt grote hoeveelheden brandstof nodig. Eerst wordt een enorme sleuf gegraven, waaronder een luchtkoker wordt aangebracht. Daar wordt een laag stro ingelegd, dan een laag steenkool, dan een laag varkens, en daarover wordt een soort petroleum gegoten. Die specialist had de kunst om al die dingen in de juiste verhouding aan te brengen, want anders dooft de haard meteen weer uit. Na 24 uur branden bleef alleen nog een hoop as over.

Wij hebben dat maar drie keer gedaan, want we werden telkens omsingeld door milieudiensten, snuffelpalen en protesterende burgemeesters. De milieuhinder is natuurlijk een probleem, zeker in een dichtbevolkt gebied zoals Vlaanderen. Maar ik denk dat alle zomerse barbecues samen zeker meer vervuiling geven.

Garandeert de destructie dat ook alle ziektekiemen geëlimineerd zijn ?

VAN TEMSCHE : Onze destructie gebeurt in een continu-systeem. De kadavers worden eerst tot fijne deeltjes vermalen en gaan dan door buizen in een systeem, dat gedurende twintig minuten een temperatuur van 133 graden heeft. Het eindproduct, dat vooral voor veevoeders wordt gebruikt, is volledig steriel. Maar dit systeem zou niét voldoende zijn voor de dolle-koeienziekte. Daarvoor is verbranding en verassing nodig. In de plaats van de koeien zelf te verbranden, zou ik ze wel eerst in het Animalia-systeem verwerken, om dan het eindproduct te laten verassen. Aangezien een koe voor 95 procent uit water bestaat, heb je dan alvast het volume twintig maal verminderd.

In Engeland heb je echter niet die traditie van grote destructiebedrijven, die typisch zijn voor gebieden met intensieve veeteelt zoals België, Nederland en Noord-Frankrijk. De Britten hadden wel een traditie van knackers of vilderijen : plaatselijke bedrijfjes die kadavers verwerken, onder meer tot voedsel voor de meutes jachthonden. Maar het vernietigend systeem van die knackers was minder gestandardiseerd en minder gecontroleerd dan bij ons.

Het opruimen van gezonde dieren roept blijkbaar gewetensproblemen op. In Nederland bieden tientallen mensen zich aan om een kalf te redden ?

VAN TEMSCHE : Ja, maar ze moeten nu niet doen alsof die kalveren anders vreedzaam in hun bed zouden sterven. Die zijn sowieso voor de slacht bestemd. Ze worden anders even goed geëlektrocuteerd, gekeeld en verwerkt. Dààr denken de mensen niet aan op het moment dat ze kalfsvlees op hun bord krijgen. Maar er stelt zich inderdaad een dubbel ethisch probleem. Ten eerste is er het doden van die gezonde dieren. Dat moet volgens mij niet overroepen worden, precies omdat die dieren in feite toch maar levend vlees zijn. Maar ten tweede is er het aspect van de vernietiging van voedsel, terwijl er nog zoveel honger in de wereld is. In 1993 moest ik 750.000 varkens laten opruimen, dat is ruim dertig miljoen kilo vlees. Hetzelfde probleem stelt zich wanneer we tomaten naar het stort voeren, maar die beelden zorgen voor minder commotie. Zelf heb ik geen ethisch bezwaar tegen het doden van dieren maar wel tegen het vernietigen van voedsel.

In 1990 werden soldaten ingezet om varkens op te ruimen. Sommigen hadden achteraf psychologische hulp nodig ?

VAN TEMSCHE : Het is bijzonder moeilijk om mensen blijvend voor zo’n werk te motiveren. Dieren massaal opruimen, is afstompend. Men heeft ook de neiging om minder zorgzaam met die dieren om te gaan, omdat ze toch afgemaakt worden. Tijdens de opruimingen hebben we op bepaalde momenten het werk moeten stilleggen om de mensen tot bezinning te brengen en tot een degelijke behandeling aan te sporen. Bij de epidemie in 1990 werden inderdaad jonge rekruten in Animalia ingezet. Dat gaf ernstige psychologische problemen. Die soldaten waren ten eerste niet gewoon om met dieren om te gaan, en ten tweede zeker niet gewend aan het doden van dieren. Plotseling stonden die daar van ’s morgens tot ’s avonds tussen krijsende varkens die geslacht werden.

Hoe dood je zo’n aantallen dieren ? In Nederland werden nog gaswagens ingezet ?

VAN TEMSCHE : Dat is een nogal omslachtig proces, want het vergassen gebeurt met de uitlaatgassen van de auto zelf. Er zijn ook bij ons nog wel scenario’s geweest om gas te gebruiken, maar wij hebben altijd liever geëlektrocuteerd. Wij hebben zelfs elektrocutiewagens gebruikt : de dieren worden erop gedreven en lopen tegen kettingen die onder stroom staan. Maar de normale manier is om ze een tang, aangesloten op een transformator, op de kop te plaatsen. Varkens uit besmette bedrijven werden op het erf zelf geëlektrocuteerd, varkens uit andere boerderijen brachten wij naar een centraal vernietigingspunt. Biggen doden wij wel door euthanasie : we spuiten hen een product in. Elektrocutie geeft het minste lijden voor het dier en is een zeer kort stervensproces, terwijl inspuitingen langer duren en met meer stuipen gepaard gaan. In het kader van ons noodplan voor mond-en-klauwzeer hebben wij ook proeven gedaan om te weten hoe men runderen massaal moet doden en ook daar is elektrocutie als beste uitgekomen.

Waarom kiest Europa bij epidemieën zo radicaal voor de stamping-out, waarbij telkens niet alleen besmette maar nog veel meer gezonde dieren worden opgeruimd ?

VAN TEMSCHE : De filosofie is dat men bij een ziekte-uitbraak de infectieketen moet doorbreken. In 1993 hadden we in totaal maar een vijftigtal haarden van varkenspest. Maar wat deden wij ? Wij ruimden de besmette bedrijven op. Wij ruimden de bedrijven op binnen een bepaalde schutkring. En we ruimden buiten de kring ook die contactbedrijven op die in aanraking met besmette bedrijven gekomen waren. Dieren doden en bedrijven ontsmetten, daar komt het op neer. De bedoeling van die afslachtingspolitiek is om de voedingsbodem van het virus weg te nemen.

Voor epidemische ziekten zijn er maar twee benaderingen : ofwel volledige vaccinatie, ofwel volledige stamping-out. Op Europees aandringen hebben wij eind de jaren tachtig de vaccinatie voor zowel varkenspest als mond-en-klauwzeer stopgezet. Het probleem bij vaccinatie is dat je de laatste twee, drie procent niet opgeruimd krijgt. Dat er dus altijd ergens een residuair virus-reservoir overblijft. Dat heeft allemaal z’n economisch belang : de wereldhandel in dieren en dierlijke producten wordt in grote mate bepaald door de sanitaire voorwaarden, wat zich uit in een gezondheidscertificaat. De hoogste status is voor stamping-out zonder vaccinatie, dan krijg je overal toegang.

Zeker de Britten hebben ziektes altijd willen bestrijden zonder te vaccineren. Een eiland is natuurlijk gemakkelijker te isoleren. Vandaar die quarantaine-regels voor wie een dier wil invoeren. Hondsdolheid bijvoorbeeld, wat nooit is voorgekomen in Groot-Brittanië, is daar een echte fobie. De jongste twintig jaar kenden de Britten geen grote epidemies meer. Dat heeft hen misschien minder alert gemaakt. Zo hebben onze boeren veel geïnvesteerd in een geautomatiseerd identificatiesysteem van dieren, wat de Britten niet hebben. Wij weten precies op welke bedrijven onze runderen gepasseerd zijn, maar de Britten kunnen hun koeien nu minder goed traceren.

Waarom begint België nog niet aan het afslachten van Britse kalveren ?

VAN TEMSCHE : De besluitvorming rond de dolle-koeienziekte is zeer complex. Er is ten eerste de onzekerheid van de wetenschap, ten tweede de gevoeligheid van de consument, ten derde de weerslag op een hele economische sector. Wij vonden het dan ook niet fair dat Nederland haantje de voorste speelde zonder andere Europese landen te consulteren of te informeren. Dat slachtbesluit was ofwel paniekvoetbal, ofwel louter economische berekening. Nederland wou als eerste land tonen dat het clean was en zo de handel vrijwaren.

De roep om massaslachtingen is duidelijk een overreactie. Die enorme aantallen dieren moeten niet dood omdat er een wetenschappelijke reden voor is, maar omdat er een imagoprobleem is.

Chris De Stoop

Koeienverbranding : killing fields op het erf.

Varkenspest : Brits brandstapelspecialist in België.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content