Veroordeeld tot de bedelstaf

Kinderen van vier tot vijftien jaar stamelen Korangezangen. © ANNEMIE VAN ROEY

Koranscholen zijn wijdverspreid in Senegal. Duizenden leerlingen, sommigen amper vier jaar oud, moeten hele dagen Koranverzen opdreunen en worden gedwongen om op straat geld bijeen te bedelen. Misbruik, geweld en uitbuiting zijn schering en inslag in de Koranscholen.

Onder een tafeltje van een marktkraamster, boven op een berg afval ligt Lamine. Zijn hoofd is ingepakt in een blauwe plastic zak. ‘Tegen de kakkerlakken’, stelt Idi ons gerust. Hij strekt zich uit en gaat zelf languit in het afval liggen. De plastic zak gaat af. Lamine kijkt naar Idi als een hert dat in koplampen kijkt.

Idi is vrijwilliger bij Maison de la Gare, een opvangtehuis in de Senegalese stad Saint-Louis. Elke vrijdagnacht trekt hij de sloppenwijken in om leerlingen te zoeken die uit hun Koranschool zijn gevlucht. Ook de achtjarige Lamine is zo’n Koranleerling of talibé. Hij is gevlucht omdat hij die dag maar dertig eurocent had geschooid, zo’n tien eurocent te weinig. Hij was bang dat hij een pak slaag zou krijgen van zijn leraar. Op zijn knie gaapt een lelijke wonde waar etter uitkomt.

Niet alleen in Saint-Louis leven veel talibés in erbarmelijke omstandigheden. In de hoofdstad Dakar zijn er volgens de VN zo’n dertigduizend. De kinderen, tussen de vier en de vijftien jaar, schuimen met blikken potjes de straten af op jacht naar aalmoezen. Wat ze inzamelen, komt terecht bij de marabout, de leraar van hun Koranschool. Human Rights Watch spreekt van ‘hedendaagse slavernij en mensenhandel’.

De Koranscholen in Senegal zijn zo oud als de islam zelf – zo’n duizend jaar. De praktijk ontstond op het platteland, de talibés moesten op het veld werken na de les. Zo voorzag iedereen in elkaars levensonderhoud. Bovendien beschikten de ouders over een opvangnet voor ‘overtollige’ kinderen: door hun kind naar een marabout te sturen, was er alvast één mond minder te voeden.

Met de verstedelijking verhuizen veel Koranscholen mee naar de steden. Ver weg van de kritische ogen van de plattelandsgemeenschappen voelen sommige marabouts zich onaantastbaar en beginnen zichzelf illegaal te verrijken op de rug van de kinderen. Human Rights Watch haalt gevallen aan van marabouts die zo meer dan 100.000 euro per jaar ‘verdienen’. Een mooie som in een land waar meer dan een derde van de bevolking het stelt met één euro per dag.

Aalmoezen

Het is vijf uur ’s morgens en pikdonker in Guédiawaye, een smoorhete buitenwijk van Dakar. Plots overstemt het gerinkel van een bel het geruis van de vlakbij gelegen zee. Uit een houten hut komt een gebochelde man, die zich over de open patio beweegt en met een snelle beweging de deur van een krot openduwt. In een ruimte van vier meter op vijf liggen zo’n dertig kinderen te slapen, die met een harde tik van de voet van de man worden gewekt. Vijf minuten verstrijken voor iedereen in de slaapzaal wakker is en de man in het aanpalende krot verdwijnt.

Even later krioelt het van de kinderen op de binnenplaats. Het geluid van de zee is al lang niet meer te horen en heeft plaatsgemaakt voor Korangezangen. Incoherent, ieder stamelt maar wat voor zich uit. De gebochelde man staat in het midden en probeert er het beste van te maken. Hij stelt zich voor als maître coranique, het logistieke brein van de school. Bij afwezigheid van de marabout mag hij de Koran onderwijzen. Hij gebaart naar een grote plastic ton, vol met conservenblikken. Ook hier schooien kinderen om te overleven.

Even later vertrekken de kinderen in groepjes van vier, gehuld in vodden, blootsvoets. ‘God is de Heer’, roepen ze voor elke deur in de wijk. Soms gaat een deur op een kier, waarna een bewoner een handvol rijst, suikerklontjes of wat muntjes weggeeft. Maar meestal gebeurt er niets en druipen de kinderen af.

Eigenaardig genoeg is het net de islam zelf die dit systeem van georganiseerde bedelarij in stand houdt. Een van de pijlers van de islam is de ‘zakat’, de plicht om aalmoezen te geven, vertelt een gesluierde vrouw op straat. Zelf geeft ze altijd iets aan de talibés. ‘Zo kan ik mijn dag beginnen in het licht van de liefde van God’, verklaart ze. Ook haar eigen kinderen stuurt ze naar een Koranschool. ‘Een goede school, waar ze niet moeten bedelen.’

De volgende dag is de marabout aanwezig in de school. ‘Deze kinderen moeten bedelen, ik heb geen andere keuze’, zegt hij. De ouders blijven hem kinderen sturen, en hij kan ze niet weigeren. ‘Want’, zo citeert hij de Koran, ‘iedereen van jullie zal de Koran leren, en de besten onder jullie zullen hem ook onderwijzen.’ Voor hem ligt de oplossing voor de hand: meer middelen. ‘Mochten er meer middelen zijn voor de Koranscholen, in de vorm van staatssubsidies of giften van ouders, zouden de kinderen niet moeten bedelen.’ De marabout ontkent met klem dat in zijn school kinderen slaag krijgen, al weet hij dat het in andere scholen wel gebeurt.

Moslimbroeders

Nochtans heeft Senegal een wettelijk kader dat de talibés beschermt. Georganiseerde bedelarij is sinds 2005 bij wet verboden. Net als de veel zwaardere inbreuk mensenhandel. Toch duurde het tot 2010 voor negen marabouts effectief werden veroordeeld. Ze kregen zes maanden celstraf met uitstel en een boete van 150 euro. Hoewel het aantal talibés in het straatbeeld nadien zichtbaar verminderde, besliste toenmalig president Abdoulaye Wade kort daarop om de uitvoering van de wet op te schorten. Wellicht voelde hij de hete adem van de almachtige Moslimbroeders in zijn nek, in volle campagne voor de presidentsverkiezingen van 2012.

De Senegalese Moslimbroeders zijn een van de meest invloedrijke broederschappen in West-Afrika en tellen veel volgelingen onder de marabouts. De invloed van de Moslimbroeders op het dagelijkse leven in Senegal kan moeilijk worden overschat. Vooral de stad Touba is een bolwerk van radicale Moslimbroeders. Roken en drinken zijn er strikt verboden, wereldse frivoliteiten als muziek en dans zijn er taboe. Pal in het centrum van de stad ligt een van de grootste moskeeën van Afrika, gefinancierd door de Moslimbroeders. Meer dan twee miljoen volgelingen uit heel Afrika komen eenmaal per jaar naar dit pelgrimsoord en geven wat ze kunnen missen. Voor de meesten is dat slechts een handvol kleingeld, maar welgestelde Senegalezen geven ettelijke miljoenen. Ook ex-president Wade ging voor zijn verkiezing met zakken vol geld naar de moskee.

Senegal spendeert momenteel zo’n 5,6 procent van het bbp aan onderwijs, meer dan eender welk ander land in de regio. Maar de Koranscholen krijgen geen budget van de Senegalese staat, omdat de marabouts opereren onder de vleugels van de almachtige Moslimbroeders. De kaliefs hebben er geen belang bij om dat te veranderen, omdat hun Koranscholen dan zouden moeten voldoen aan de normen van het staatsonderwijs. Het zou handenvol geld kosten om de scholen te moderniseren en de marabouts een loon uit te betalen.

Ook Mamadou Wane, voorzitter van het Platform voor de Promotie en de Bescherming van de Mensenrechten, erkent dat politiek en religie in Senegal sterk verstrengeld zijn. Toch blijft hij ervan overtuigd dat de integratie van Koranscholen in het staatssysteem de enige manier is om het probleem aan te pakken. ‘Alleen zo kunnen we er zeker van zijn dat de kinderen iets leren en dat ze niet moeten bedelen. Alleen zo kunnen we er zeker van zijn dat niemand ze uitbuit voor eigenbelang.’

Op zaterdag 17/10 (20.10 uur) wijdt Canvas een aflevering van Vranckx aan de Koranscholen. De makers kregen de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.

DOOR ARNE GILLIS, FOTO’S ANNEMIE VAN ROEY

‘Mochten de Koranscholen meer middelen krijgen, staatssubsidies of giften van ouders, zouden de kinderen niet moeten bedelen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content