In afwachting van zijn nieuwe carrière als senator blikt Pol Van Den Driessche in Over leven in de Wetstraat terug op een carrière van 25 jaar in de politieke journalistiek. Daarin staat hij onder meer stil bij zijn ‘incident’ met kroonprins Filip tijdens de nieuwjaarsreceptie in het paleis. En laat nu net diezelfde prins ook senator van rechtswege zijn.

Tot vandaag is het paleis als een soort mystiek lichaam in het Belgische politieke bestel. Het is altijd wel aanwezig, maar het valt moeilijk te begrijpen, nog minder te grijpen en veel gebeurt verborgen achter dikke muren. Er wordt ook steevast geheimzinnig over gedaan. Tenminste, officieel. Want de laatste jaren kwamen de tongen en de pennen los en is er een kentering merkbaar, vooral dan in de houding van politici en enkele media. Toch blijft het een haast onmogelijke opdracht een politicus van een machtspartij voor de camera te krijgen en hem zijn werkelijke mening over de werking van de Belgische monarchie te doen zeggen. Off the record sparen zij geenszins hun kritiek en spotten zij ongegeneerd met de beperkte intellectuele kwaliteiten van alvast sommige royals. Maar o wee als je hen vraagt die kritiek te herhalen on tape. Velen blijven bevreesd of willen de mythe in stand houden.

Een gezaghebbend en intelligent politicus zei me letterlijk, anno 2007: ‘Als ik ooit nog een topfunctie wil bekleden, dan mag ik niet zeggen wat ik werkelijk weet en denk over dat stel, daar bijeen aan de andere kant van het Warandepark.’ Collega’s van hem lachen die angst weg en roepen uit dat ‘Laken’ niks meer in de politieke pap te brokken heeft. Maar deze straffe verklaring even herhalen voor een microfoontje, hoort er dan weer niet meteen bij.

Samen met verschillende collega’s ging ik de voorbije jaren op zoek naar getuigenissen, reacties en standpunten. Met hen schreef ik verscheidene boeken over ons koningshuis. Ik ontving niet voor alle publicaties applaus achter de paleismuren. Nog steeds weten de paleisbewoners niet hoe de media vandaag werken, alle mediatrainingen en waarschuwingen van goedmenende adviseurs ten spijt.

Ook Michel Malherbe, die de voorbije jaren een van de betere woordvoerders van het paleis was, slaagde er slechts zeer moeizaam in zijn oversten te overtuigen van de gewijzigde verlangens en methodes van de pers. Hij kreeg overigens zelden de kans met de koning zelf te praten, een behoorlijk rare situatie voor een woordvoerder.

Het onbegrip tussen paleis en pers leidde soms tot onthutsende toestanden. Zo gingen er meer ‘incidenten’ vooraf aan de aanvaring die ik had met kroonprins Filip op 24 januari 2007.

Ik heb het bewust over ‘incidenten’, omdat het paleis dat begrip hanteert voor alles wat er ook maar gebeurt achter de hekken van Brussel, Laken of Belvédère. Toen de koning in juni 2007 bij een valpartij zijn heup had gebroken, belde zijn kabinetschef naar toonaangevende politici met de mededeling: ‘Er heeft zich recent een incident met de vorst voorgedaan in het Kasteel Belvédère.’ Enkelen schrokken zich een hoedje en dachten bij het woord ‘incident’ dat iemand de vorst had geslagen of nog erger…

Tijdens het concert ‘Ten Vrede’ in mei 2006 werd ik aangesproken door een vooraanstaande gezagsdrager uit mijn thuisprovincie. Met Willem Vermandere en Gorki-zanger Luc De Vos op de achtergrond, onder het symbool van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, zei die man me onomwonden: ‘Ik moet u waarschuwen, beste vriend. Het paleis is zeer ontstemd over de houding die u tegenover de koninklijke familie aanneemt. Kroonprins Filip is boos, prins Laurent haat VTM en ook de koning is not amused.’

Echt schokkend nieuws betekende dat niet voor mij. Ik wist al langer dat het paleis het niet begrepen heeft op kritische journalistiek. Dat ik de voorbije jaren ook het tv-programma Royalty leidde, zinde wel de kijkers maar niet het hof. Men begreep niet dat we braken met de traditie van een slaafse aanpak.

Ik viel in de gastenbar onder de IJzertoren bijna helemaal van mijn stoel toen de prominente persoon eraan toevoegde: ‘Men heeft mij gevraagd om u in te tomen. Ik zal noch kan dat natuurlijk doen, maar ik heb het u toch gezegd. U bent gewaarschuwd. Nog een fijne muziekavond!’

PERSVRIJHEID

Enkele maanden daarvoor had ook mijn grote baas, Christian Van Thillo, aan een groepje journalisten verteld over de rechtstreekse telefoontjes die hij van de kroonprins had gekregen om ‘iets’ aan of met mij te doen. Zoals bij andere intimidatiepogingen (van politici bijvoorbeeld) had de gedelegeerd bestuurder van De Persgroep helemaal niets ondernomen. Zolang een persoon zijn werk correct (en succesvol) doet, conform de afspraken, laat Van Thillo de persvrijheid bloeien.

Ook eerste minister Guy Verhofstadt werd rond die tijd door Zijne Koninklijke Hoogheid aangesproken, over hetzelfde thema en met hetzelfde resultaat. De premier had heus wel andere katjes te geselen dan een voor het paleis balorige journalist te ringeloren.

Na het vredesconcert liep ik hoofdschuddend van de IJzerbedevaartweide naar mijn wagen. Voor de derde keer in nog geen half jaar tijd mocht ik van niet-onbelangrijke mensen vernemen dat de kroonprins mij als journalist wilde doen zwijgen, althans over koninklijke kwesties. Ik overwoog hem een persoonlijke brief te sturen, maar je weet nooit of hij die wel zelf onder ogen krijgt. Ik kon ook mijn beklag doen bij de Vereniging van Vlaamse Journalisten, maar dat zou een publieke rel worden en daar stuurde ik niet op aan. Ik vertelde een en ander wel aan mijn directe chef Eric Goens. Maar ik vond toch dat iemand het hof duidelijk moest maken dat dit niet langer kon.

Ik ken Herman De Croo al ruim twintig jaar. We verschillen vaak van mening en waren het dikwijls roerend oneens. Hij is een diepblauwe liberaal, overtuigde belgicist en fervente royalist. Dat strookt niet echt met mijn politieke ideeën. Maar ik waardeer hem voor zijn liberale rechtlijnigheid en vooral als verdediger van de fundamentele rechten, zoals de vrije meningsuiting en de vrijheid van pers.

Na een Kamerzitting vroeg ik de Kamervoorzitter hem enkele minuten te mogen spreken. In zijn statige bureau boordevol dossiers luisterde hij naar mijn ervaringen met enkelen van zijn vrienden. ‘Ik zou het waarderen indien u het paleis zou willen wijzen op het feit dat we in de 21e eeuw en niet meer in het ancien régime leven’, zei ik tegen een van de machtigste politieke intimi van het Belgische hof. Hij streelde door zijn baardje en zijn ogen keken me doordringend aan van achter dikke brillenglazen. ‘U hoort nog van mij’, besloot hij kordaat ons gesprek.

Twee dagen later was dat ook zo. ‘Bon, ik heb gezegd wat ik moest zeggen. Ik denk dat ze het daar begrepen hebben.’ Details vernam ik niet, maar mijn bron in het paleis bevestigde me kort daarop dat De Croo in niet zo stille bewoordingen en vooral in zeer klare taal had gesteld wat hij van de handelswijze van sommige royals tegenover de pers dacht. Ik hoorde de daaropvolgende maanden inderdaad niets meer in die zin.

NIET MEER WELKOM

Tot woensdagmiddag 24 januari 2007, na ‘de Gestelde Lichamen’. Zo heet de traditionele nieuwjaarsreceptie die de koning aanbiedt aan ‘de Overheden van het Land’ en dat zijn er nogal wat. Om en bij de vijfhonderd politici, magistraten, vakbondsleiders, captains of industry, geestelijke gezagdragers en hoofdredacteuren luisterden er samen met de overige leden van de Koninklijke Familie naar de toespraken van de premier en van het staatshoofd.

Maar eigenlijk komt iedereen voor de verzorgde receptie waar de top van België gemoedelijk met elkaar keuvelt. Dat is een uitstekende gelegenheid voor de versterking van de eigen netwerken. Voor journalisten is het een ideale kans om hun mobiele telefoontje aan te vullen met enkele nummers en een aantal interessante afspraken te noteren. Er wordt ook altijd hartelijk gelachen, daar onder de honderdduizenden dekschilden van juweelkevers die kunstenaar Jan Fabre in de Spiegelzaal aanbracht. Zeker als het grapje van journalist Gui Polspoel zich verspreidt ‘dat we via dit koninklijke drankgelag alvast een deel van onze dotatie terugnemen’.

Pas later vernam ik dat de kroonprins meende dat ik hem persoonlijk uitlachte op het moment dat ik hem groette. In werkelijkheid had eerste minister Verhofstadt net een leuke anekdote verteld aan het gezelschap waar ik bij stond. Precies op dat moment passeerde prins Filip en zei ik hem goedemiddag, nog met een glimlach op mijn gezicht. Hijzelf had die ochtend slecht ontbeten, met de resultaten van een peiling die Le Soir had gepubliceerd, waarin de kroonprins slecht gequoteerd stond.

Enkele uren daarna botste hij op Yves Desmet, die al meermaals grote twijfels over zijn bekwaamheid had geuit in zijn commentaarstukken. En direct daarna ziet hij mij, de verfoeilijke rekel die hij verantwoordelijk acht voor al het negatieve dat over hem in de Vlaamse pers is verschenen. De rest van het verhaal is genoegzaam bekend. De prins veegde Desmet en mij de mantel uit. Filip dreigde ermee mij de toegang tot het paleis te ontzeggen als we nog zo over hem zouden berichten. Mijn beknopte uiteenzetting over wat persvrijheid eigenlijk betekent, ging helemaal aan de prins voorbij, tot stijgende ergernis van zijn gemalin en twee adviseurs die erbij stonden.

Onthutst liep ik de trappen af. Pas tijdens onze jaarlijkse ‘Gestelde Lichamen Lunch’ met Steve Stevaert, die traditioneel aansluit op deze happening, ebde mijn ergernis traag weg.

Toen het uitgebreide kernkabinet later die dag hoorde van deze dubbele aanvaring aarzelden de topministers – na overleg met het paleis – geen moment om prins Filip terug te fluiten. De eerste minister stuurde een vlammend communiqué naar het persbureau Belga. ’s Anderendaags, tijdens het vragen- uurtje in de Kamer, haalde vicepremier Laurette Onkelinx vernietigend uit naar de kroonprins. Zij verving die namiddag de premier die in Libanon zat.

GEVAARLIJKE ZIN GESCHRAPT

Nadien beweerden koningsgezinde politici dat Desmet en ik het conflict hadden uitgelokt om er vervolgens groot misbaar over te kunnen maken. De waarheid is anders, zo mag ook blijken uit het feit dat we de avond zelf op de eigen zender geen melding maakten van ‘het incident’. Ik werd die avond wel gebeld door leden van het kernkabinet met de vraag om uitleg. Sommige politici grepen dat feit aan om Filip erop te wijzen dat zijn houding onaanvaardbaar is, tenminste als hij de intentie blijft hebben op een dag koning te worden.

Negen maanden daarvoor had de eerste minister ook al moeten ingrijpen om erger te voorkomen. Wat was er gebeurd? Op donderdag 23 maart 2006 had prins Filip via de persdienst van het paleis laten weten dat hij instemde met de vraag van De Standaard om te reageren op de striemende kritiek die hij had moeten incasseren tijdens en na zijn economische zending naar Zuid-Afrika. De oudste zoon van de koning zou schriftelijk antwoorden op de vragen, op voorwaarde dat ook een Franstalige krant mocht meewerken. Blij met deze primeur kondigde La Libre Belgique op vrijdagmiddag 24 maart via haar website aan dat er in de zaterdagkrant een interview met de kroonprins zou worden gepubliceerd.

Dat was zonder het alerte kabinet van Verhofstadt gerekend. Zowel de premier als enkele topadviseurs wilden de tekst van het interview vooraf lezen, beducht voor een uitschuiver. Die vrijdag vond er echter ook een Europese top in Brussel plaats en dus had de eerste minister eigenlijk geen tijd om zich daar even rustig mee bezig te houden. De woordvoerder van het paleis verklaarde in de vooravond, onder druk van ‘de 16’ aan La Libre Belgique en aan De Standaard dat het interview moest worden uitgesteld. Hierop volgde groot misbaar van paleis-journalist Christian Laporte en uiteraard ook van de leiding van initiatiefnemer De Standaard.

Vele telefoongesprekken en koortsig overleg tussen de kabinetten van de koning, de prins, de eerste minister en de twee hoofdredacties leidden ertoe dat het zogeheten interview uiteindelijk wél verscheen in de weekendkrant. Maar bij het haastige corrigeerwerk tegen de journalistieke deadline aan, sloop een vieze dt-fout in de gepubliceerde versie. Bovenal zorgde de regeringsleider ervoor dat enkele ongelukkige uitspraken – door insiders stommiteiten genoemd – niet werden gepubliceerd. Zo schrapte het kabinet-Verhofstadt de kroonprinselijke vermaning dat iedereen zijn deontologie nu maar eens moest gaan respecteren.

Dat zou als een rechtstreekse aanval op vooral de Vlaamse pers geïnterpreteerd worden en hoogstwaarschijnlijk tot een nieuw incident met vervelende gevolgen hebben geleid.

Hoofdredacteur Peter Vandermeersch sloot zijn commentaarstuk bij dat unieke artikel als volgt af: ‘De antwoorden van prins Filip bewijzen paradoxaal genoeg dat de kroonprins – en zijn wel bestafte entourage van hoogopgeleide diplomaten – niet in staat is om op een normale manier met de moderne media om te gaan. Omdat de media inderdaad al te duidelijk zouden maken: deze man kan het niet.’

Sinds mijn ‘incident’ met de kroonprins kwam ik niet meer op het paleis. Na enige bemiddeling werd ik enkele weken na de ‘Gestelde Lichamen’ toch opnieuw geïnviteerd voor een feestje in de Troonzaal. Maar ik moest om andere redenen verstek laten gaan. Ik hoop de kroonprins binnenkort te mogen ontmoeten in de Senaat en met hem een open gesprek te kunnen voeren, met begrip voor elkaars visie. Als ‘waarde collega’s’ moet dat mogelijk zijn, niet?

POL VAN DEN DRIESSCHE: ‘OVER LEVEN IN DE WETSTRAAT – 25 JAAR POLITIEK JOURNALIST’, UITGEVERIJ VAN HALEWYCK, 160 blz., 16 EURO

DOOR POL VAN DEN DRIESSCHE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content