Ondanks de vredesbesprekingen blijft de toestand in Tadzjikistan labiel. Wat is er gaande in dat Somalië van de Pamir ?
NA MEER DAN vier jaar burgeroorlog kijkt de voormalige Sovjetrepubliek Tadzjikistan terug op een balans van zestigduizend doden, een half miljoen vluchtelingen en een verwoeste economie. Even leek het erop dat de oorlog aan het wegebben was, maar met de recente heropflakkeringen van het geweld tussen de islamitische rebellen en het regeringsleger weten de Tadzjieken wel beter. Het goede nieuws ? Dat is, dat de neocommunistische president Imomali Rachmanov en de enigmatische imam-rebellenleider Akbar Turazonzoda vredesbesprekingen hebben aangevat. Of die wat gaan opleveren, blijft de vraag. Maar hoop doet leven.
Ander goed nieuws is dat de Tadzjiekse brandhaard tot nu niet naar de rest van Centraal-Azië oversloeg. Dat is niet zo verwonderlijk : wat naar buiten toe overkomt als een ?heilige oorlog? van moslimfundamentalisten tegen neocommunisten, is in feite een onderlinge strijd tussen Tadzjiekse clans. En de inzet is niet van die aard om het land snel vrede en stabiliteit te brengen.
Om te beginnen, gaat het om politieke macht. Toen Tadzjikistan nog bij de Sovjetunie hoorde, was het niet alleen de armste republiek, bovendien was de politieke macht er erg ongelijk verdeeld. De clans van het noordelijk industriegebied Chodzent en de zuidelijke katoenprovincie Kuljab, die zowat het economisch zwaartepunt van het land vormden, leverden het grootste deel van de communistische nomenclatura. En ook vandaag nog heeft het neocommunistische regime van president Rachmanov haar machtsbasis in die provincies (de enige die de regering echt onder controle heeft). Dat is niet het geval met de provincie Kurgan-Tjube in het zuidwesten, de autonome regio Badachshani Kuhi en de Garm-vallei in het oosten, van waaruit de rebellen van de Islamitische Renaissancepartij en La’le Badachshan opereren. Die berggebieden bleven altijd erg geïsoleerd en onderontwikkeld, met het gevolg dat de armoede er veel erger is dan in de rest van het land. Bovendien kregen de clans uit die traditioneel sterk islamitische en meer op het nabije Afghanistan gerichte provincies onder het sovjetsysteem amper politieke macht. Met het gevolg dat ze die nu opeisen, daarbij geholpen door de Jamiat i Islami van de Afghaanse defensieminister Ahmed Sjah Massoed en de diplomatieke steun van Iran.
RUSSISCH PROTECTORAAT.
Vervolgens gaat het om grond. Meer dan de helft van de Tadzjiekse bevolking is actief in de landbouw. Maar door de sterke toename van de bevolking was er sinds eind van de jaren zeventig al een schrijnend tekort aan landbouwgrond, vooral in het bergachtige zuiden. Het waren trouwens landgeschillen die in 1992 een orgie van geweld hebben veroorzaakt tussen de clans uit Kuljab en die uit Kurgan-Tjube. En tenslotte bevechten verschillende maffiabenden en freelance krijgsheren elkaar de controle op de bloeiende drugshandel en de smokkel in uranium, die sedert enkele jaren op gang gekomen zijn.
Door de oorlog werd het ?onafhankelijke? Tadzjikistan herleid tot een soort Russisch protectoraat. Zo is de minister van Defensie een Russische generaal. En voor het bewaken van de lange en uiterst kwetsbare grens met Afghanistan en het bestrijden van de rebellen is Doesjanbe volledig aangewezen op een Russisch expeditiecorps van dertigduizend man. Zonder dat corps zou het kleine regeringsleger het niet lang uitzingen. Nochtans rijst de vraag in hoeverre Moskou nog zin heeft in een duur engagement in die uithoek van de voormalige Sovjetunie. Rusland heeft er wel belangen in het Tadzjieks uranium én in het voorkomen van een fundamentalistische ?olievlek? vanuit Afghanistan naar haar ?nabije buitenland?. Maar het heeft met Tsjetsjenië nu ook voldoende ellende op het thuisfront.
Afgezien van de toenemende demotivatie bij de Russische militairen, willen steeds hardnekkiger geruchten, dat Russische officieren actief bij de drugs- en uraniumsmokkel in de Pamir-regio betrokken zijn. En een smet meer op het al zo gehavende blazoen van het Russisch leger kan Moskou missen. En bovendien blijkt de Moskougezinde regering in Doesjanbe vrij labiel : sinds hardelijner Rachmanov eind 1994 president werd, schoof hij noblesse oblige meer en meer macht naar zijn clangenoten uit de Kuljab. Daardoor kwam hij al in aanvaring met de clans uit Chodzent, om het maar niet te hebben over een paar onopgehelderde aanslagen op regeringsleden en hoge ambtenaren. Want gemeenschappelijke fundamentalistische vijand of niet, in Tadzjikistan geldt nog altijd eigen clan eerst.
VINGER IN DE PAP.
Het islamitische facet in de bergen van Tadzjikistan is veeleer een vlag die de ware redenen tot oorlogvoeren versluiert (naar de traditie in Midden-Azië, van de Chinese grens tot Turkije en de Middellandse Zee). En de Tadzjieken zijn met al hun geruzie ver van Allah afgedwaald. Maar tegelijk staat vast dat de ongelukkige staat ook veel te dicht bij Afghanistan ligt. Ahmed Sjah Massoed, de talentrijkste van de Afghaanse mujahedin-commandanten en de militaire arm van het huidige regime in Kaboel, kan volgens menig waarnemer nooit echt staatshoofd in Afghanistan worden, om de simpele reden dat hij een Tadzjiek is. Maar hij heeft er wel belang bij het gewicht van zijn Tadzjiekse basis in het noorden van Afghanistan zoveel mogelijk te versterken, en eventueel een vinger in de pap te houden in Tadzjikistan. Het gevolg is dat de zuidelijke, oppositionele Tadzjiekse clans hun troepen grotendeels in Noord-Afghanistan hebben, onder de paraplu van Massoed. Opdat hij niet zou denken dat dit ongemerkt blijft in andere hoofdsteden, maakte de Russische luchtmacht in april vorig jaar de Afghaanse bazar van Taloqan met de grond gelijk Taloqan zijnde de geboortestad van Massoed.
Geen wonder dat Moskou, daarbij toegejuicht door Teheran, Rachmanov onder druk heeft gezet om tot een vergelijk te komen met de rebellen. Moskou redeneert immers dat, indien Rachmanov erin slaagt om de oorlog te doen ophouden, hij voldoende populariteit bij de oorlogsmoeë bevolking zal verwerven om het land bij elkaar te houden. De vraag is echter of het daarvoor niet te laat is. Los van de clanvetes binnen zowel de regering als het rebellenkamp, is het vrij twijfelachtig of Rachmanov en Turazonzoda hun achterban nog voldoende in de hand hebben om een eventueel akkoord ook in de praktijk te brengen. In het zuiden van het land wemelt het immers van milities en lokale potentaatjes die allemaal hun particuliere belangen hebben (in de drugshandel of elders), allemaal wel hun rekeningen te vereffenen hebben en uiteindelijk niemand meer gehoorzamen. En in het noorden, waar een omvangrijke Oezbeekse minderheid woont, ijveren politieke groepen om de provincie Chodzent maar meteen bij het stabiele Oezbekistan aan te sluiten.
Vergelijkingen maken, is altijd delicaat. Maar dit doet toch echt denken aan wat in Somalië is gebeurd. Ook Tadzjikistan is geen gezonde plek voor diplomaten en wapenstilstandsakkoorden.
Bruno De Cordier
Russische manoeuvres bij Doesjanbe, op 10 april 1996 : rookgordijnen behoren tot de traditie in de streek.