‘Als het over mijn mensbeeld gaat, dan spreek ik ook als mens, en niet als ambtenaar’, zegt Glenn Audenaert. Een superflik over de zin van het leven, de bron van de misdaad en de speurtocht naar terroristische netwerken. ‘Wij genieten in België de hoogste achting van onze buitenlandse collega’s. Maar we zitten stilaan op de grens van ons kunnen.’

gesprekken over de mens

‘Ik ben ervan overtuigd’, zegt hij, ‘dat iedere mens goed geboren wordt. Er zijn natuurlijk genetische factoren die veel bepalen, maar de sociologische factoren geven de doorslag. Waar je wieg staat, heeft vandaag meer dan ooit een cruciale invloed op de rest van je leven. Dat geldt voor België, en dat geldt nog veel meer voor de rest van de wereld.’

Glenn Audenaert begon ruim dertig jaar geleden zijn carrière bij de rijkswacht. Vandaag is hij directeur van de federale gerechtelijke politie. Maar voor hetzelfde geld, lacht hij, was het helemaal anders gelopen. ‘Als je veel zware criminelen ontmoet, kom je echt wel sympathieke kerels tegen, in wie je jezelf herkent. Ik moet bekennen dat ik diep vanbinnen weleens heb gedacht: als mijn wieg ergens anders had gestaan, dan had ík hier de gangster kunnen zijn.’

Hij schudt het hoofd. ‘Dus een door en door sléchte mens? Nee, nog nooit ontmoet.’

Vreemd, voor iemand met uw beroep.

GLENN AUDENAERT: Begrijp me niet verkeerd. Ik heb mensen ontmoet die zware feiten hebben gepleegd. Ondenkbare, onbegrijpelijke feiten. Maar vaak gaat het dan om mensen die als kind al gevangen zaten in een vicieuze cirkel. Dat rechtvaardigt niet wat ze gedaan hebben. Maar het leert ons wel dat de oplossing niet ligt in het domein van politie en justitie, maar wel in het domein van de geneeskunde, de psychologie, de psychiatrie, de sociologie. We moeten proberen dat soort vicieuze cirkels te doorbreken.

Zijn er geen mensen die met een defect geboren worden?

AUDENAERT: Zeker. De absolute sociopaat zal wellicht met een defect geboren zijn. Dus moeten we hen op een of andere manier uit de maatschappij verwijderen, maar op een humane manier. Maar ik wil niet zover gaan om te zeggen dat zulke mensen slécht geboren zijn. Als je lang genoeg in dit beroep zit, begin je criminaliteit te begrijpen als een fenomeen dat gelinkt is aan de kwaliteit van de maatschappij waarin die criminaliteit zich voordoet. Elke maatschappij heeft de criminaliteit die ze verdient. Om dat te illustreren, leg ik altijd de link naar de criminaliteit die wordt gepleegd door jonge allochtonen.

Hoe langer hoe meer hét gespreksonderwerp in onze steden.

AUDENAERT:(knikt) Het houdt ons inderdaad enorm bezig. Niet onterecht, want het is een realiteit. Ik zou iedereen ook willen vragen om elk voorval echt aan te geven, ook als het om steaming gaat, bijvoorbeeld. Ik hoor van jongeren dat zij zich in de Brusselse metro in groep moeten verplaatsen, om niet aangevallen te worden. Dat is allemaal ontoelaatbaar. We mogen en we zullen niet toelaten dat er ook maar één vierkante centimeter wetteloosheid bestaat. Maar ik weiger de link te leggen tussen criminaliteit en ras, criminaliteit en godsdienst, criminaliteit en cultuur. Die link bestaat niet.

Sommige sociologen beweren van wel.

AUDENAERT: Dan vergissen zij zich. Er is vooral een link tussen criminaliteit en kansarmoede. Eind jaren zeventig, toen ik nog een jonge rijkswachter was, heb ik dat al aan den lijve ondervonden. Als de Union Cottonière op vrijdagavond haar arbeiders uitbetaalde, waren er bepaalde kwartieren in Gent waar we beter niet konden komen. Als je daar dan toch ging patrouilleren, dan wist je dat je incidenten uitlokte. En dat waren allemaal brave autochtone Belgen.

Wat is er vandaag dan aan de hand?

AUDENAERT: Het probleem van veel allochtone jongeren begint bij hun geboorte in een kansarm milieu. Ze hebben al een taalachterstand opgelopen voor ze naar het eerste leerjaar gaan. En in de middelbare school glijden ze meteen af naar het technisch en beroepsonderwijs. Hoewel ze een intrinsieke intelligentie hebben die hen zou toelaten om andere studies te doen. Andere studies, die dan hun énige hefboom zouden zijn om sociale promotie te maken. Dus wat krijg je dan? Scholen vol met leerlingen die intellectueel én materieel niet aan hun trekken komen. Zulke jongeren kunnen afglijden naar de kleine criminaliteit. De oplossing is: onderwijs, onderwijs, onderwijs.

Speelt er toch geen culturele factor mee? Sommigen van die jongeren lopen een taalachterstand op omdat hun moeder geen Nederlands spreekt.

AUDENAERT: Dat is juist. Maar we mogen twee problemen niet met elkaar verwarren: de redenen die jongeren hebben om zich in de criminaliteit te begeven, en de redenen die mannen hebben om zich onder de vlag van hun godsdienst een traditionele bruid te zoeken in het land van herkomst. Dat laatste heeft alles te maken met het consolideren van de hegemonie van de man op de vrouw. (fel) Maar ook dát is ons niet vreemd. Sinds wanneer hebben vrouwen stemrecht in België? Sinds 1948, we waren bij de laatsten in Europa. Sinds wanneer mag een vrouw een eigen bankrekening hebben? Sinds wanneer is ze haar man geen gehoorzaamheid meer verschuldigd? Allemaal nog niet zo lang geleden. Ook bij ons hebben de mannen maar mondjesmaat en met veel tegenzin hun macht over de vrouwen opgegeven.

Net daarom is het toch jammer dat sommigen een stap terug lijken te zetten, niet?

AUDENAERT: Daar ben ik het absoluut mee eens. Alleen mogen we van die gemeenschap niet vragen om te evolueren met de snelheid van het licht. De vroegere Franse president François Mitterrand, een groot staatsman, heeft ooit gezegd: Il faut laisser le temps au temps, we moeten de tijd de tijd laten. En zeker geen intentieprocessen maken, zoals we dat dreigden te doen na de moord op Joe Van Holsbeeck.

Vandaar uw excuses toen bleek dat de vermoedelijke moordenaar uit Polen kwam?

AUDENAERT: Als vertegenwoordiger van de overheid heb ik mij toen verontschuldigd bij de moslimbevolking in dit land, voor al diegenen die mogelijkerwijs in de fout waren gegaan. En daar bedoelde ik niets of niemand mee. Ik vond het gewoon een daad van behoorlijk bestuur om dat te doen. Luister, er zijn in verhouding evenveel autochtonen die in aanraking komen met criminaliteit als allochtonen. Alleen is het niet dezelfde soort criminaliteit. Ik moet dertig procent van mijn middelen besteden aan de bestrijding van financiële misdrijven. (fijntjes) En ik moet u zeggen dat bijzonder weinig Marokkanen dat soort misdrijven plegen.

Handtassendiefstal maakt mensen bozer dan belastingfraude.

AUDENAERT: Maar wat is moreel het meest te veroordelen? Iemand die een handtas steelt, of iemand die honderden miljoenen uit de zakken van de belastingbetaler steelt?

Nu vertolkt u de klassieke linkse visie.

AUDENAERT: Ik wil daar het woord links niet opplakken. Voor mij is het de enige mogelijke visie. De andere visie leidt tot polarisatie in de maatschappij die ik dien. En polarisatie leidt onherroepelijk naar geweld. Wie daarvoor kiest, zal dat zonder mij moeten doen. Want ik zeg u klaar en duidelijk: confrontatie zal de veiligheid van onze bevolking niet verhogen! Integendeel, confrontatie leidt tot totalitaire maatregelen. En dan gaat het democratisch gehalte van onze maatschappij naar beneden. Dat is niet links, dat is niet rechts, dat is een feit.

Is onze democratie in nood?

AUDENAERT: Er zijn een aantal stemmen in onze maatschappij die drijven op onveiligheid. Die kan ik niet identificeren, want ik mag geen politieke uitspraken doen. De regels zijn duidelijk: als ambtenaar mag je alleen spreken over zaken waarvoor je bevoegd bent. Als ik over iets anders dan mijn beroep spreek, dan doe ik dat als mens. Dat mag ik wel, de wet laat mij dat toe. Maar politieke uitspraken? Nee. Maar ik kan u wel zeggen dat veiligheid veel en veel te hoog op de politieke agenda staat. En daarin spelen ook de media een belangrijke rol. Ik mis bij bepaalde media soms een beetje intellectuele eerlijkheid. Onveiligheid verkoopt goed, dat is nu eenmaal zo.

Wat baart u het meest zorgen? Is dat het terrorisme?

AUDENAERT: Ja. De grootste bedreiging van onze maatschappij op dit ogenblik is zonder enige twijfel het islamfundamentalisme. En de toestand verergert stelselmatig. De radicalisering van een aantal geledingen in de moslimgemeenschap gaat altijd maar verder. Door omstandigheden waar de Belgische politiek geen enkele impact op heeft. Ik heb na de recente oorlog in Libanon meteen een rapport besteld bij mijn diensten, een evaluatie van de graad van radicalisering van onze bevolking. En de redenen waaróm men radicaliseert.

Welke redenen zijn dat? Toch geen kansarmoede, want terroristen zijn doorgaans goed opgeleid en vaak zelfs goed geïntegreerd.

AUDENAERT: Mensen die radicaliseren, identificeren zich met de gevoelens van frustratie en vernedering. De Arabische volkeren zitten al te lang in het kamp van de verliezers. Dat leidt, terecht of ten onrechte, tot gevoelens van vernedering en frustratie. Maar we mogen onszelf niets wijsmaken: het islamitisch fundamentalisme heeft de vernietiging van de westerse maatschappij voor ogen. Het gaat niet over de integratie van de islam in de westerse democratie, het gaat niet om de rechten van het Palestijnse volk – nee, deze mensen beogen de vernietiging van de westerse maatschappij.

Klopt het dat ook onze gevangenissen tegenwoordig oorden van radicalisering zijn?

AUDENAERT: Ja, er zitten een aantal moslimfundamentalisten opgesloten rond wie een ware idoolcultus bestaat. Dat zijn charismatische figuren, die een grote impact hebben op jonge moslims die op het verkeerde pad terechtgekomen zijn. Door zich te bekeren tot de islam, krijgen die jongeren als het ware een nieuwe onschuld, een nieuwe zuiverheid. En zo beschikken islamfundamentalistische groeperingen van slag om slinger over meesterinbrekers, meestervervalsers, enzovoort. Dat is allemaal niet zonder gevaar. Daarom ben ik voorstander van een aparte gevangenis voor fundamentalisten.

Een cordon sanitaire rond fundamentalisten.

AUDENAERT: Een schutskring, inderdaad. Al is dat natuurlijk een dure oplossing.

Is een aanslag in België uw grootste nachtmerrie?

AUDENAERT: Absoluut. Al zou dat nog niet noodzakelijk willen zeggen dat we gefaald hebben. We zullen misschien gefaald hebben als maatschappij. Maar als politiedienst doen wij, in nauwe samenwerking met de veiligheidsdiensten, al het menselijk mogelijke, met alle middelen die te onzer beschikking staan. Prioriteiten moeten we stellen, dat is logisch.

Hebt u de toestand enigszins onder controle?

AUDENAERT: Ik zou wel gek zijn mocht ik dat garanderen. Maar we proberen dat. Tot vandaag is er nog geen enkele aanslag gepleegd in België, dus blijkbaar doen we ons werk goed. We hebben al minstens twee aanslagen verijdeld, zelfs. Vandaag is de situatie ernstiger dan een paar jaar geleden. Of we echt direct gevaar lopen? Dat zou ik niet durven zeggen. Maar de situatie is wel ernstig.

Om hoeveel mensen gaat het eigenlijk? Tientallen, honderden, duizenden?

AUDENAERT: Zeker niet om duizenden. Het zijn geen grote getallen. Maar dat hoeft ook niet. Onze nachtmerrie is de eenzame wolf, die een aanslag pleegt zonder daar ooit met iemand over te hebben gesproken. Daar is niemand tegen opgewassen. Maar wij doen alles wat mogelijk is. En de politiek heeft tot dusver ook oor gehad voor onze verzuchtingen, we hebben bijkomende mensen en middelen gekregen. Die worden optimaal gebruikt. Wij genieten in België de hoogste achting van onze buitenlandse collega’s. Maar we zitten stilaan weer op de grens van ons kunnen. We moeten almaar meer dossiers opstarten, en we kunnen ze niet allemaal prioritair behandelen. En we kunnen nooit garanderen dat we de juiste keuzes maken. Die daders van de aanslag in de Londense metro zaten in een dossier waaraan onze Britse collega’s een lage prioriteit hadden gegeven. Je weet het nooit helemaal zeker.

Bent u een voorstander van een camera op elke straathoek?

AUDENAERT: Ik herinner mij nog de schok toen ik als jongeman 1984 van George Orwell las. Vandaag zeg ik: we zijn er niet ver meer vanaf. Big brother is op komst. Iedereen vindt het noodzakelijk dat er meer camera’s komen. Iedereen gaat akkoord dat er een chip op onze identiteitskaart komt. Ik wil wel, hoor. Ik ben ook niet blind voor de grote voordelen van dat soort maatregelen. Maar ik heb er mijn vragen bij.

U zou die camera’s toch net moeten toejuichen? Maken zij uw werk niet gemakkelijker?

AUDENAERT: En toch ben ik blijkbaar een van de weinigen die ook nog weerwerk durft te bieden. Als dát geen paradox is. Ik ben niet tegen camera’s, maar ik mis het maatschappelijk debat. De bevolking moet aan de overheid laten weten wat ze met die camera’s wel en wat ze er niet mee mag doen. Dáár gaat het over. Je mag de overheid nooit te veel macht geven. Je mag ze gepaste macht geven, om de democratie te dienen, maar niet meer, en zeker niet te veel. En uitzonderlijke toestanden mogen geen uitzonderingsmaatregelen uitlokken. Een democratie in nood heeft niet minder, maar meer democratie nodig.

Dan bent u geen voorstander van etnische screenings in luchthavens, bijvoorbeeld.

AUDENAERT: Ongehoord vind ik dat, etnische screenings. Je moet screenen op uiterlijke tekenen van fundamentalisme, niet op etnische afkomst. Of gaan we weer mensen in kampen steken, zoals na Pearl Harbour? Komaan zeg! Je moet dat helemaal anders aanpakken. Als je zicht wil krijgen op de radicalisering in een gemeenschap, moet je ervoor zorgen dat je medewerking krijgt van de gemeenschap zelf. Als je etnische screenings organiseert, krijg je geen medewerking, maar weerstand. En hoe meer weerstand, hoe meer radicalisering en hoe minder controle. En als je de controle verliest, krijg je aanslagen.

Dan zitten we momenteel zonder enige twijfel in een bijzonder gevaarlijke dynamiek.

AUDENAERT: Helaas. De war on terror is een verkeerde aanpak. Denk maar aan de war on drugs: er zijn nog nooit zoveel drugs geweest als vandaag. Een war on werkt niet. Fight against? Dat wel. Je moet heel oordeelkundig je middelen en maatregelen kiezen. En duidelijk blijven communiceren. Daarom zal ik nooit zeggen dat we elke aanslag kunnen tegenhouden, want dat is niet waar. Zeker niet als we steeds ingrijpender en ingrijpender maatregelen treffen. Want waar eindigt dat? Een verbod op de islam?

Behoort u tot diegenen die vinden dat godsdienst vooral onheil sticht?

AUDENAERT: Godsdienst behoort bij de fundamentele rechten van ieder mens op deze planeet. Godsdienst als sociologisch element om de verhouding tussen mensen te inspireren, heeft ons uit de nacht der tijden gebracht. Maar godsdienst als politiek middel, dat leren we ook uit de nacht der tijden, heeft nog nooit iets goeds opgebracht. Meer dan ooit moet er een scheiding bestaan tussen godsdienst en politiek, tussen Kerk en Staat. We mogen op de verworvenheden van de Franse Revolutie geen énkele toegeving doen. Wat we vandaag zien, is dat godsdienst weer een politiek instrument aan het worden is. En dat is geen vooruitgang.

U klinkt als een echte vrijmetselaar.

AUDENAERT:(lacht) Dat is mogelijk, maar ik bén geen vrijmetselaar.

Men zegt nochtans van wel.

AUDENAERT: En toch is het niet zo. Ik kan u verzekeren dat ik in mijn functie de absolute neutraliteit moet bewaren, zowel politiek als filosofisch als communautair. Ik heb mijn handen vrij. Ik zal mijn regering ook altijd loyaal dienen, welke partijen er ook deel van uitmaken. (kordaat) Behálve.

Behalve?

AUDENAERT:(lacht) Behalve. Meer zeg ik niet.

Behalve als het VB er deel van uitmaakt?

AUDENAERT:(onverstoorbaar) Nu, wat de vrijmetselarij betreft, zal ik toegeven dat de meesten van mijn vrienden wél bij de loge zijn. Vrijmetselaars noemen mij weleens een broeder zonder schort. Ik kan mij dan ook vinden in de kern van hun gedachtegoed: niet dogmatisch denken. Nooit dogmatisch denken.

Bent u eigenlijk godsdienstig opgevoed?

AUDENAERT: Amper. Ik ben gedoopt, maar een grote rol heeft dat nooit gespeeld in mijn leven. Mijn ouders hebben altijd vooral onze intellectuele nieuwsgierigheid aangemoedigd. Ik kom uit een bescheiden milieu, maar de politieke discussie was bij ons altijd aanwezig. Vooral mijn moeder stimuleerde dat enorm. Mijn vader was bij de politie, en mijn moeder had de ondankbare taak mijn broer en mijzelf op te voeden. Dat was niet alle dagen feest. We werden streng opgevoed, maar politieke discussies werden aangemoedigd. Mijn broer is drie jaar ouder dan ik, wij zijn dus allebei opgegroeid in de periode van de Koude Oorlog. Hij was een fervent voorstander van de these van het Oostblok, ik verdedigde het Westen.

Hij was de communist, u de kapitalist?

AUDENAERT: Nee, dat is veel te sterk uitgedrukt. Laten we zeggen: hij de collectivist, ik de individualist. Maar we waren allebei progressief, we hebben nooit de rechterzijde gekozen. Wij waren een rebelse generatie. In 1968 was ik dertien, net oud genoeg om naar de Franse studentenleider Daniel Cohn-Bendit te luisteren. Ik heb die periode, eind jaren zestig, zeer bewust beleefd.

Hoe kijkt u daar nu op terug?

AUDENAERT: Ik vind dat je die periode kunt vergelijken met de politiehervorming die wij de afgelopen jaren in België hebben gekend. Hier zag je in het politielandschap ook een aantal verkrampte reacties van reactionaire krachten die niet vooruit maar achteruit wilden. Eind jaren zestig was dat juist hetzelfde. Je voelde aan je water dat je op de drempel stond van een uniek tijdsvenster. En je had zin om erin te stappen, maar je werd tegengehouden. Door conservatieve krachten, die bang waren voor verandering. Verandering roept weerstand op, dat is nu eenmaal des mensen. Denk alleen nog maar aan het ontluikende discours over seksualiteit. Ik ging naar een katholieke school, en ze hebben ons alle wetten van de natuurkunde goed uitgelegd. (lacht) Maar seksualiteit, dat was het onbespreekbare. En ik tuimelde van dat onbespreekbare regelrecht in dé slogan van die tijd: Il est interdit d’interdire, verboden te verbieden.

En toch bent u rijkswachter geworden.

AUDENAERT: Ja, maar vanuit hetzelfde idee: verboden te verbieden. Ik ben er niet aan begonnen als een idealist, ik beschouwde de politie van meet af aan als een noodzakelijk kwaad. Als politieman moet je proberen jezelf overbodig te maken.

Was het een roeping voor u?

AUDENAERT: Helemaal niet. Ik studeerde rechten, en ik was van plan om na mijn studies in de politiek te gaan. Maar toen werd mijn verloofde zwanger en een paar maanden nadien had ik een kepie op mijn hoofd. Uit pure noodzaak, er moest brood op de plank komen. Mijn toenmalige verloofde, met wie ik 25 jaar getrouwd ben geweest, was de dochter van een koloniale ambtenaar. Ze kwam uit Kinshasa en mocht aanvankelijk niet hier blijven, ze moest terug naar de kolonie. Ik heb mijn eerste zoon pas gezien toen hij twee jaar oud was. Maar ondertussen had ik ervoor gezorgd dat mijn gezin een basis had om op terug te vallen.

Ik blijf het vreemd vinden: een rebel die rijkswachter wordt.

AUDENAERT: Het wás ook een enorme cultuurschok voor mij. Maar het plichtsbesef was er bij mij ingehamerd. En de rijkswacht was volop aan het rekruteren, anders had mijn vader mij wel geadviseerd om bij de politie te gaan. Een opleiding als rijkswachter betekende trouwens dat je betaald werd vanaf dag één. Je tekent en je begint te verdienen: 13.200 frank per maand was dat toen, in 1975. Maar het betekent wel dat je drie jaar lang met tien man op één kamer zit, met twee toiletten en tien wasbakken voor in totaal 180 man.

Zat u zich in die kazerne soms niet af te vragen…

AUDENAERT:Mannekes, wat doe ik hier?(lacht) Zeker! Maar in zulke omstandigheden kun je twee dingen doen. Ofwel berust je in je lot. Ofwel draai je de situatie om in een opportuniteit. De verschrikkelijke dwingelandij niet te na gesproken, was het inhoudelijk een van de meest performante vormen van onderwijs die ik ooit heb genoten. Ik heb onmiddellijk de beslissing genomen om zoveel mogelijk te leren, en zo snel mogelijk door te groeien. Omdat dat bij de rijkswacht nogal moeilijk was, ben ik begin jaren tachtig zelfs overgestapt naar de gerechtelijke politie. Niet simpel, dat kan ik u verzekeren. Maar ik heb altijd hard gewerkt, en natuurlijk een vleugje geluk gehad. Ik ben mijn gesternte dankbaar. Als de zaak-Dutroux niet had geleid tot een totale hervorming van ons hele politieapparaat, dan zat ik vandaag niet waar ik nu zit. Ik heb geen spijt van de weg die ik heb afgelegd. Maar als ik mijn leven kon herbeginnen, zou ik rechten studeren en in de politiek gaan.

Waarom eigenlijk?

AUDENAERT: Precies om datgene te doen wat ik nu ook kan doen: dingen voorzichtig veranderen. De maatschappij sturen, verbeteren. Daarvoor is de politiek het middel bij uitstek.

Nog even terug naar 1968: het moet u als flik toch vaak hebben gestoord dat men in die periode het respect voor autoriteiten overboord heeft gegooid, niet?

AUDENAERT:(kordaat) Foute redenering. Het respect moet nu verdiend worden. Je krijgt het niet meer zomaar, niet als mens, en ook niet als instituut. Dát is veranderd sinds de jaren zestig. En maar goed ook. Mijn vader was nog van de generatie die zei: Waarom? Daarom! Die tijd is voorbij. Het absolute karakter van autoriteiten is verdwenen. Ook de overheid wordt nu bekritiseerd. En dat hoort verdomme zo! Vroeger moest de bevolking bang zijn van de overheid. Vandaag is het veeleer omgekeerd. De overheid moet zich er voortdurend van bewust zijn dat ze bestraft kan worden door de bevolking. Elk individu heeft het recht om de overheid ter verantwoording te roepen, via de geijkte democratische kanalen. De bedoeling van de overheid moet toch zijn om de bevolking gelukkig te maken, niet?

Is dat niet té ambitieus?

AUDENAERT: Laten we zeggen dat de overheid de omstandigheden moet creëren waarin iedereen de keuze kan maken om gelukkig te worden. Denk maar eens aan de manier waarop de sleutelmomenten in het leven in korte tijd fundamenteel veranderd zijn. Bij de geboorte: het kind kan de naam van de moeder krijgen. Het huwelijk: ook mogelijk voor homoseksuelen. En bij de dood heeft iedereen de mogelijkheid om voor euthanasie te kiezen. Allemaal verfijningen van onze democratie.

Zou u zelf kiezen voor euthanasie?

AUDENAERT: Ja. Ik wil mijn waardigheid niet verliezen, dat weet ik zeker. Mijn broer en ik hebben dat ook met elkaar afgesproken. Omdat we onze moeder hebben zien sterven als een beest. (stil) Ze had longkanker, en de arts die haar behandelde had zijn praktijk in een katholiek ziekenhuis. Te zijner verdediging moet ik zeggen dat de euthanasiewet nog niet bestond, maar die man heeft ervoor gekozen om mijn moeder te laten creperen. Toen hebben wij gezegd: dit mag met ons niet gebeuren.

Tijd voor de slotvraag: wat is de zin van het leven?

AUDENAERT: Opdat het leven zin zou hebben, moet ieder mens in de eerste plaats aanvaarden dat het eindig is. Het leven is een one way ticket. En dus moeten we proberen om, gedurende de korte periode dat we hier zijn, een meerwaarde te creëren. Dat is voor ieder van ons een morele plicht. Ook als menselijke soort hebben we die plicht. Dat wij hier zijn, in dit universum, is toeval. Maar nu we er tóch zijn, dragen wij als denkende wezens een verpletterende verantwoordelijkheid voor de natuur en de andere levende wezens rondom ons. Ik geloof ook dat het onze historische lotsbestemming is om het heelal te koloniseren, en op zoek te gaan naar andere beschavingen.

Gelooft u dat die bestaan?

AUDENAERT: Dat kan praktisch niet anders, gelet op de omvang van het heelal. Maar ze bevinden zich nog buiten ons bereik. En wij bevinden ons buiten dat van hen. Maar ooit verlaat de mens de aarde om zich te verspreiden over de rest van het heelal, dus vroeg of laat zal er wel contact zijn. Daar ben ik van overtuigd. Ik vind het alleen jammer dat ik een paar duizend jaar te vroeg geboren ben, want dat zou ik graag hebben meegemaakt.

Homo sapiens

Een interviewserie waarin prominente stemmen, elk vanuit hun eigen invalshoek, praten over een prominente vraag:

De mens, wie is dat eigenlijk?

Deze week met:

Glenn Audenaert (51)

Directeur van de federale gerechtelijke politie

DOOR JOëL DE CEULAER / FOTO’S CHARLIE DE KEERSMAECKER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content