Het sociaal overleg in Vlaanderen heeft niet veel te betekenen. Té weinig bevoegdheden, onmachtige sociale partners en een nonchalante houding van de regering zijn daar de oorzaken van.
De minzame minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt (SP) was niet weinig gegeneerd. In de raadzaal van het kabinet van de Vlaamse regeringsleider aan het Brusselse Martelarenplein zat hij als minister moederziel alleen tegenover de sociale partners. Patrick Dewael had zich verontschuldigd, wegens zorgen in Limburg. Vier of vijf andere excellenties stuurden medewerkers, die in hun papieren poogden te ontdekken wat er er aan de hand was. De vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers bleven alleen uit sympathie met Landuyt zitten. Het sacrosancte Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité maakte een buiklanding. Het sociaal overleg zit vast.
Gaston Geens (CVP), de eerste Vlaamse regeringsleider, bouwde in de jaren tachtig de sociale overlegstructuren: het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité, de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. Het was zijn sociaal luik van de Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen met de politiek populaire Flanders Technologies. Bouwen is echter een zaak, het bouwwerk goed gebruiken een ander.
Voor zijn liberale nakomeling Patrick Dewael is sociaal overleggen ongewoon. De groene topvrouw uit het kabinet, minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen Mieke Vogels, handelt met de sociale partners als met een therapeutische zelfhulpgroep. Maar de klad zat al in het overleg vóór de veelkleurige regering het Martelarenplein innam. Sedert de herfsttijd van de vorige Vlaamse regering, de rooms-rode van Luc Van den Brande (CVP), scheerde het overleg al geen hoge toppen meer. Veel geblaat en weinig wol.
‘Wat we zelf doen, doen we beter.’ Kan Vlaanderen het sociaal overleg zelf doen en beter dan de nationale sociale partners, zoals de voormalige voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond Karel Vinck voorhield? De economieën van Vlaanderen en Wallonië groeien uit elkaar. De arbeidsmarkten van de beide regio’s zijn verschillend. Het socialezekerheidsgebruik is uiteenlopend. Maar de grondwettelijke mogelijkheden voor een eigen Vlaams sociaal-economisch beleid zijn zeer beperkt. De Vlaamse sociale partners hebben geen greep op het loonbeleid noch op de sociale zekerheid. Zij zijn wel bevoegd voor de vorming en opleiding van werknemers en werklozen en voor het arbeidsmarktbeleid. Hoewel, als het op de arbeidsmarkt serieus wordt, staat de federale minister van Werkgelegenheid Laurette Onkelinx klaar met haar Rosetta-startbanenplan. Het is ook die Waalse socialiste die de werktijdverkorting naar de vierdagenweek klaarstoomt.
PROMOTIE
Niet alleen de bij de staatshervormingen krenterig bemeten sociaal-economische bevoegdheidsoverdracht houdt het sociaal overleg in Vlaanderen aan de grond. Ook de sociale partners zijn nog niet tot wolle wasdom gekomen. De Vlaamse vakbonden zijn vleugellam. Secretaris Xavier Verboven van de Vlaamse intergewestelijke van het ABVV bijvoorbeeld, mag van het nationale socialistische vakbondsbureau niet over de mogelijkheid van autonome Vlaamse collectieve arbeidsovereenkomsten praten – van de Waalse en Brusselse bonzen dus niet. De Vlaamse vakbondsleider kreeg eerder Mia De Vits als voorzitter bijgezet. In haar dagelijks leven is De Vits de nummer twee van de Belgische, socialistische vakbond.
Bij het ACV is de overstap van het Vlaams naar het nationale leidersschap een promotie. Willy Peirens deed het en na hem Luc Cortebeeck. In nieuwere tijden vindt het Vlaams ACV haast geen topman meer, de ancien Vital Peeters moest inspringen. En Ferre Wyckmans kreeg het voorzittersschap, een troostprijs omdat hij de topfunctie bij de Landelijke Bediendencentrale misliep. De liberale ACLVB rekruteert twee derde van zijn leden in Vlaanderen, maar het Vlaamse overleg laat voorzitter Guy Haaze aan Jan Vercamst als bijbaan over.
Aan de werkgeverskant van de onderhandelingstafel liggen de zaken anders. Het Vlaams Economisch Verbond, de Unie van Zelfstandige Ondernemers, die tot voor kort nog NCMV heette en de Boerenbond, zijn Vlaamse verenigingen. De Boerenbond mengt zich weinig in het overleg. In Leuven kennen ze ‘hun plaats’, het sociaal overleg belangt de landbouw zelden aan. Gedelegeerd bestuurder Kris Peeters van de zelfstandigenvereniging Unizo draagt twee petjes, vier dagen per week dat van federaal sociaal partner, één dag het Vlaamse – hoewel hij dit jaar dan nog de beurtvoorzitter is van de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen. In zijn rechterflank krijgt hij druk van het Liberaal Verbond van Zelfstandigen, dat een fusie zoekt met het Algemeen Middenstandsverbond en het Nationaal Syndicaat van Zelfstandigen om zich als tweede Vlaamse middenstandsvertegenwoordiger op te werpen.
Guido Despiegelaere