Van de hervorming van de VDAB die Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt in 1999 aankondigde, is niets in huis gekomen. Maar dat zet geen rem op de moderniseringsdrift binnen de dienst en die jaagt het personeel in de gordijnen.

Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt (SP.A) diende na de vergadering van de Vlaamse regering vorige week vrijdag opgewarmde kost op. Zo zullen werknemers en werkzoekenden in de toekomst een ‘ervaringsdiploma’ kunnen verwerven om sociale promotie te maken of hun loopbaan een wending te geven. Dat diploma honoreert competenties en vaardigheden die ze op de werkplek of elders buiten het formele opleidingscircuit verworven hebben. Maar die ‘nieuwigheid’ stond ook vorige zomer al prominent op de agenda van de Vlaamse regering.

Daarnaast mocht Landuyt voor de derde keer in drie maanden tijd in het lang en het breed uitleggen dat er 33 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor een betere begeleiding van werkzoekenden. Met dat geld worden bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsmiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) 110 nieuwe ’trajectbegeleiders’ aangenomen. De dienst zal ook 3000 opleidingen meer kunnen aanbieden en 800 werkervaringsplaatsen bij creëren. Deze inspanningen vormen de tegenhanger voor de strengere werklozencontrole waarover federaal minister van Werk Frank Vandenbroucke (SP.A) begin februari een akkoord bereikte met de werkgeversorganisaties en de vakbonden.

Het korte mediaoffensief van Landuyt liet de minister toe om te scoren met enkele concrete dossiers ‘voor de mensen’. Meteen ontweek hij vervelende vragen over een andere, minder mediagenieke beslissing van de Vlaamse regering, namelijk de goedkeuring van een ontwerpdecreet dat in het kader van haar project ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ van de VDAB ‘een extern verzelfstandigd agentschap’ zal maken. Dat ontwerpdecreet trekt definitief een streep door een plan dat Landuyt in 2000 ontvouwde om de VDAB fundamenteel te hervormen.

In juni van dat jaar pakte de minister uit met zijn beleidsnota ‘Regisseren en acteren’. Daarin formuleerde Landuyt de ambitie om inzake arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding de verhouding tussen de VDAB (als publieke dienst) en de ‘intermediairen’ uit de privé-sector grondig te veranderen. In het Vlaamse regeerakkoord van 1999 was al afgesproken dat ‘de rol van de VDAB moet verschuiven van centrale actor naar centrale regisseur’.

De nota was sterk geïnspireerd door Landuyts kabinetschef, Fons Leroy, een gerespecteerd werkgelegenheidsspecialist van de Vlaamse socialisten en adjunct administrateur-generaal van de VDAB. In de tekst werd gezegd dat de VDAB te veel taken vervult en vermengt (de dienst bepaalt, ondersteunt en coördineert het arbeidsmarktbeleid, én het voert dat beleid ook zelf uit). De VDAB lag ook onder vuur vanuit de privé-sector voor zijn betalende diensten op het vlak van uitzendarbeid, outplacement en ondersteuning van personeelsmanagement.

Om een en ander uit te klaren, werden drie hervormingssporen getrokken. De commerciële activiteiten van de VDAB zouden worden afgesplitst en volledig aan de regels van de marktwerking worden onderworpen. De VDAB zelf zou worden opgesplitst in twee nieuwe diensten. De ene zou dan opdrachtgever voor het arbeidsmarktbeleid worden, met ook een taak als universele dienstverlener via lokale werkwinkels. De andere dienst moest als opdrachtnemer voor arbeidsbemiddeling en opleiding in concurrentie treden met bijvoorbeeld non-profitorganisaties, uitzendbedrijven en andere dienstenondernemingen die ook op die terreinen actief zijn.

Landuyt kreeg voor zijn plan niet alleen groen licht van de Vlaamse regering en het Vlaams parlement. In het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité bereikte hij ook een consensus met de Vlaamse werkgeversorganisaties (die sterk pro waren) en de vakbonden (die zich terughoudend opstelden). Dat de sociale partners in het beheer van de hervormde werking een stevige vinger in de pap zouden behouden, was daaraan niet vreemd.

Maar van dan af liep het raderwerk vast. Het personeel van de VDAB kwam in opstand en ging voor het eerst in de geschiedenis van de instelling in staking. Consulenten, opleiders, begeleiders en andere VDAB-werknemers voelden zich bovendien gesteund door hun grote baas, administrateur-generaal Yvan Bostyn. Die wilde de beoogde regiefunctie eventueel overlaten aan de Vlaamse administratie voor werkgelegenheid, maar hij had geen zin in een sluipende ontmanteling van het VDAB-aanbod voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding. Niet veel later nam ook minister Landuyt, aangestoken door het SP.A-discours over gemeenschapsvoorzieningen, afstand van de visie van zijn kabinetschef. Bij die pirouette van Landuyt ging een andere factor meespelen: vanaf 2000 sloeg de economische conjunctuur om en door een rist grote en kleine bedrijfssluitingen keken velen weer in de richting van de VDAB voor de begeleiding en (her)scholing van het groeiende aantal Vlaamse werklozen.

WERKWINKELS

Slechts één onderdeel van de aangekondigde hervorming overleefde de stille dood van het plan Landuyt-Leroy. Op 1 oktober 2002 werd de commerciële poot van de VDAB (uitzendarbeid, outplacement, werving en selectie, enzovoorts) ondergebracht in de vennootschap T-Groep. De band tussen dit privé-bedrijf en de VDAB wordt gesymboliseerd door de voorzitter van de raad van bestuur, Bostyn. De winst die T-Groep maakt, wordt gebruikt voor vormen van sociale tewerkstelling. T-Groep begeleidt momenteel onder meer de afgedankte werknemers van Ford-Genk naar een nieuwe baan.

Voor de rest is er van de geplande splitsing van de VDAB niets meer in huis gekomen. Minister Landuyt heeft ondertussen volop de kaart van de lokale werkwinkels getrokken. In zo’n werkwinkel richten de VDAB, het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap (dat van de federale RVA afhangt) en de lokale overheid (gemeente of stad en OCMW) een gezamenlijk loket in voor werkzoekenden en voor bedrijven met vacatures. Samen moeten ze in een Forum Lokaal Werkgelegenheidsbeleid ook de buurt- en diensteneconomie stimuleren. Landuyt zet vaart achter zijn concept van lokale werkwinkels. Door de beslissing van vorige week over de bijkomende begeleiding van werkzoekenden krijgen ze nog meer de wind in zeilen. Voor de verkiezingen in juni wil Landuyt er een 150-tal geopend hebben.

Vooral aan werkgeverszijde leidt deze evolutie – er wordt hardop gesproken over ‘een recuperatiepoging’ – tot zure reacties over de VDAB. Zo blijft Federgon, de federatie van uitzendbedrijven en ondernemingen die bezig zijn met werving en selectie, outplacement en interim-management, erop hameren dat de vrije markt meer moet spelen voor de (loopbaan)begeleiding van werknemers en werkzoekenden. Van het dossier van de dienstencheques heeft Federgon in elk geval geleerd dat een offensieve houding op termijn loont. Het Vlaams Economisch Verbond (VEV) heeft veel kritiek op het opleidingsaanbod van de VDAB. ‘Een aberratie op de markt van het leren’, zo luidt het. ‘De VDAB wijst opdrachten toe op de opleidingsmarkt en biedt tegelijkertijd zelf opleidingen aan. Dat is een onhoudbare vorm van belangenvermenging.’

Federgon, VEV en andere pleitbezorgers van een meer marktgerichte werking van de VDAB zullen daarom graag het advies lezen dat de Inspectie van Financiën eind januari gaf over het ontwerpdecreet om de VDAB om te vormen tot een extern verzelfstandigd agentschap van de Vlaamse overheid. In scherpe bewoordingen wordt de VDAB een ‘zwaarlijvige mastodont’ met ‘diverse kostenvermeerderende gevaren’ genoemd. De inspectie meent ook dat er ‘onafhankelijke’ bestuurders in het beheer moeten komen. Nu hebben alleen vertegenwoordigers van de sociale partners zitting in het beheerscomité van de VDAB. ‘Zij vertegenwoordigen concrete groepsbelangen en kunnen via de VDAB gratis diensten voor hun leden organiseren. Daardoor komt het algemene belang in het gedrang’, aldus de inspectie. ‘De in de structuur van een moloch ingebakken belangenconflicten tussen regisseur en actor schreeuwen als het ware om onafhankelijke bestuurders.’ De inspectie ziet alleen maar argumenten om de VDAB op te delen. De dienst is te groot geworden om ‘op afdoende wijze door het management geleid te kunnen worden’, zo luidt het.

Maar minister Landuyt heeft met dat advies geen rekening gehouden. Zijn ontwerpdecreet begraaft de hervorming. Het actualiseert alleen de taken van de VDAB. Een nieuwe opdracht wordt de arbeidsbemiddeling en trajectbegeleiding van personen met een handicap (4500 tot 9000 jobs per jaar). Ten slotte zorgt het decreet voor een wettelijke verankering van de lokale werkwinkels, want die was er totnogtoe ook niet.

CONSULENTENOPROER

Voor VDAB-baas Bostyn, die in september met pensioen gaat, zal de landing van Landuyt een geruststelling zijn omdat ze helemaal in de lijn van zijn visie ligt. Bostyn – en dat wordt eigenlijk door niemand tegengesproken – heeft de VDAB uitgebouwd tot een van de meest performante publieke voorzieningen. Met ongeveer 4500 personeelsleden en een jaarlijkse ‘omzet’ van 325 miljoen euro realiseert de VDAB ruim 7 miljoen contacten met werkzoekenden en 350.000 contacten met bedrijven. Per jaar worden meer dan 200.000 jobs via de VDAB aangeboden en 80.000 trajectbegeleidingen met werkzoekenden gestart. Bostyn gaat er prat op dat hij de VDAB tijdig heeft aangepast aan de informatiemaatschappij met online dienstverlening (VDAB op het internet, databanken voor vacatures en sollicitanten, ‘zelfinschrijvingscomputers’ in de werkwinkels, enzovoorts). Sinds april 2000 heeft de VDAB ook een callcenter of belcentrum.

Die aanpak wil Bostyn voor zijn pensionering nog snel uitbreiden bij een nieuwe modernisering van de arbeidsbemiddeling. Een sleutelrol is daarbij weggelegd voor het belcentrum van de VDAB (nu in Brussel, maar in de toekomst komen er ook belcentra in Roeselare, Sint-Niklaas en Midden-Limburg). Vacatures zouden alleen nog aan een belcentrum kunnen worden gemeld en vervolgens automatisch aan het profiel van werkzoekenden worden getoetst en afgehandeld.

Dat voorstel heeft inmiddels protest van een 150-tal vacatureconsulenten uitgelokt. Hun ongenoegen wordt vooral verwoord door de christelijke overheidsvakbond CCOD. De consulenten vinden dat automatische arbeidsbemiddeling een tijdrovende omweg is, want zij worden pas in tweede orde ingeschakeld. ‘Werkgevers en werkzoekenden moeten de keuze hebben tussen elektronische dienstverlening en een persoonlijk contact met een consulent. Het afhandelen van een vacature is niet louter administratief werk’, zo luidt het. Volgens de CCOD mag het gebruik van informatica door werkgevers en werkzoekenden ook niet overschat worden. ‘Als de arbeidsbemiddeling steeds meer op een geïnformatiseerde, anonieme manier verloopt ten koste van face to face-contacten, dan verslapt de klantenbinding van de VDAB. En dat is nu net een van onze troeven, zeker ook voor lagergeschoolde en andere werkzoekenden die we moeilijk aan een baan kunnen helpen.’ Maar veel oren naar de kritiek heeft Bostyn niet. De personeelsvakbonden stoten integendeel op een autoritaire afwijzing.

In essentie draait deze discussie rond de efficiëntie, de kosten en de doelmatigheid (in termen van werklozen die een baan vinden) van de VDAB. Dat is tegelijkertijd de kern van het dispuut dat Bostyn heeft met de voorstanders van een grotere marktwerking van de VDAB. Volgens hen zou die ingreep de instroom van werkzoekenden naar de arbeidsmarkt verbeteren en goedkoper maken. Binnen de Vlaamse regering is dat overigens ook de overtuiging van de VLD die graag een grotere rol aan de uitzendsector zou toebedelen.

Daarom willen de liberalen de hervorming van de VDAB bij de komende Vlaamse regeringsformatie opnieuw op tafel leggen. Dat punt zal dan ongetwijfeld gekoppeld zijn aan de opvolging van Bostyn. Twee namen circuleren al langer. De ene is die van Fons Leroy – maar hij zou meer zien in een beleidsvoorbereidende rol aan de top van de Vlaamse administratie voor economie en werkgelegenheid. De andere heet Dirk Vanderpoorten, adjunct administrateur-generaal bij Kind&Gezin, regeringscommissaris bij de VDAB en momenteel expert op het kabinet van vice-premier Patrick Dewael (VLD). Maar inmiddels beseffen ze ook bij VLD en SP.A dat het beter is om te wachten op de verkiezingsuitslag van 13 juni vooraleer topfuncties en ingrijpende hervormingsplannen als politieke pasmunt worden gebruikt.

Door Patrick Martens

De liberalen zouden graag een grotere rol aan de uitzendsector toebedelen.

De Inspectie van Financiën noemt de VDAB ‘een zwaarlijvige mastodont’ met ‘diverse kostenvermeerderende gevaren’.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content