Van slavenhandelaar tot koloniale sultan

Sultan Djabir in zijn uniform van de Force Publique. © AP.0.0.187, collectie KMMA Tervuren; foto F.L. Michel, 1894

Kongo-Vrijstaat onderdrukte de Congolese bevolking. Niet elke Congolees was echter een slachtoffer. Voor mensen als Djabir bood Leopolds kolonisatieproject heel wat opportuniteiten.

Slavenhandelaar

Djabir werd rond 1850 geboren in Uele, een regio in het uiterste noorden van Congo. In de jaren 1870 bezetten slavenhandelaars uit Egyptisch Sudan zijn geboortestreek. Als onbeduidend lid van de regerende Abandia-clan klom Djabir op de sociale ladder door de zijde van de Sudanezen te kiezen. De alliantie was voordelig voor beide partijen. Djabir mocht regeren over een deel van de Abandia. De Sudanezen gaven hem ook de nodige militaire steun en vuurwapens om zijn macht te consolideren. In ruil betaalde Djabir een tribuut van slaven en ivoor. Hij en zijn manschappen assisteerden de Sudanezen ook bij slavenraids, zuidelijker in het Congobekken.

In de jaren 1880 maakte de Mahdi-revolte een abrupt einde aan het verbond tussen Djabir en de Sudanezen. Die opstand tegen het Egyptische gezag in Sudan verstoorde voor lange tijd de handelsrelaties tussen Congo en Noord-Afrika. Daarom richtte Djabir zijn pijlen op het zuiden.

Ongeveer tegelijkertijd met de Sudanezen bouwden slavenhandelaren van de Swahilikust hun macht uit in Oost-Congo. In de jaren 1880 vestigden die Oost-Afrikaanse handelaars zich in Stanley Falls onder leiding van de beruchte Tippo Tip. Vanuit die machtsbasis kochten en roofden ze slaven en ivoor. Zodra de eerste karavanen Uele bereikten, sloot Djabir een alliantie met de Swahili. Opnieuw leverde hij slaven en ivoor in ruil voor vuurwapens en munitie. Zo kon Djabir zijn macht en rijkdom verder uitbouwen. Andere lokale leiders volgden zijn voorbeeld.

Via de Swahili kwam Djabir in contact met een nog machtigere bondgenoot. In 1889 leidde hij een karavaan met ivoor en slaven naar Stanley Falls. Daar ontmoette hij Léon Roget. Die officier van Leopold kocht ivoor van de Swahili, die op dat moment in naam van de Vrijstaat het oosten van Congo bestuurden. Djabir zag meteen in dat de Europeanen machtiger en rijker waren dan de Swahili. Zoals vele Congolese leiders sloot hij een alliantie met de Vrijstaat.

Sultan

Het verbond met de Vrijstaat legde Djabir geen windeieren. Hij wist Leopolds mannen te overtuigen dat hij de sultan was van alle Abandia. Samen met de Force Publique – het koloniale leger – onderwierp Djabir zijn rivalen. Hij schilderde ze af als opstandelingen die zijn rechtmatig gezag niet erkenden. De Vrijstaat en Djabir voerden ook oorlog tegen hun oude bondgenoot, de Swahili. Die handelaren waren in ongenade gevallen bij Leopold omdat ze te machtig werden en weigerden meer ivoor-tribuut te betalen. Na een aantal jaren regeerde Djabir dankzij de steun van de Vrijstaat over een gebied zo groot als België. Hij werd zelfs benoemd tot officier van het koloniale leger.

Kongo-Vrijstaat bouwde een staatspost vlak naast Djabirs residentie.
Kongo-Vrijstaat bouwde een staatspost vlak naast Djabirs residentie.© AP.0.0.88, collectie KMMA Tervuren; foto F.L. Michel, 1894

Net zoals met de Sudanese en Oost-Afrikaanse slavenhandelaars was de samenwerking tussen Djabir en de Vrijstaat voor beide partijen voordelig. Zoals de meeste Congolese leiders die voor de Vrijstaat werkten, kon hij in praktijk doen en laten wat hij wilde, zolang hij maar tribuut betaalde in de vorm van ivoor, rubber en slaven. Die slaven werden door de Vrijstaat ‘vrijgekocht’. In ruil moesten de ‘bevrijde’ slaven jarenlang als drager of soldaat werken voor de Vrijstaat. De Vrijstaat betaalde Djabir rijkelijk voor zijn diensten. Leopold betaalde voornamelijk in wapens en munitie. Zo werd de sultan steeds machtiger.

Smokkelaar

Tot 1894 had de Vrijstaat heel wat manschappen gelegerd in Uele vanwege een aanslepend grensconflict met Frans-Congo. Nadien verloor Leopold langzaam interesse in het noorden. De koning trok zijn manschappen terug. Djabir en de Vrijstaat verloren geleidelijk aan het contact.

De relaties tussen de sultan en het koloniaal bestuur verslechterden in snel tempo vanaf 1900. De Vrijstaat probeerde tevergeefs meer controle te krijgen over Djabirs sultanaat. De sultan betaalde echter steeds minder tribuut. Leopolds ambtenaren merkten dat steeds meer van zijn mannen geweren droegen. Die wapens konden niet allemaal door de Vrijstaat geleverd zijn. Zo ontdekten Leopolds agenten dat Djabir helemaal geen trouwe bondgenoot was. Net zoals met de slavenhandelaren uit Sudan en van de Swahili-kust voordien, had Djabir geen moment geaarzeld om nieuwe horizonten op te zoeken toen hij voelde dat zijn relatie met de Vrijstaat verzuurde.

In 1899 versloegen de Britse en Egyptische troepen de laatste Mahdi in Sudan. Met de rust keerden ook de Sudanese slavenhandelaars weer. Bovendien bereikten steeds meer karavanen uit Tsjaad het noorden van de Vrijstaat. Onder de neus van Leopolds administratie verkocht Djabir heimelijk ivoor en slaven aan die Noord-Afrikaanse handelaars. Maar er was meer aan de hand. In 1898 vestigde de Société des Sultanats zich net over de grens in Frans gebied. Ook aan dat bedrijf verkocht Djabir rubber en ivoor. Veel van de goederen die de sultan eigenlijk als tribuut moest betalen aan de Vrijstaat verdwenen op die manier over de grens.

Rebel

In 1905 drong het in Brussel eindelijk ten volle door dat Djabir van meerdere walletjes at. Er moest ingegrepen worden. Een strafexpeditie moest de sultan tot de orde te roepen. Djabir nam echter het heft in eigen handen en viel als eerste aan. Hij werd verslagen. Daarop vluchtte Djabir met een deel van zijn familie en vertrouwelingen naar Sudan. Een reeks bijkomende militaire campagnes waren nodig om de regio te zuiveren van alle opstandige elementen. Pas in 1913 keerde de rust volledig terug in Uele.

Het opdoeken van Djabirs sultanaat creëerde een politiek vacuüm in het noorden van Congo. De koloniale overheid plaatste tientallen nieuwe chefs op de troon. Bestuurlijke chaos was het gevolg. Pas in de jaren 1920 kreeg België opnieuw grip op de regio. Ironisch genoeg door Djabirs sultanaat herop te bouwen. Leden van de Djabir-clan – onder wie Akabati, zoon van Djabir – werden de nieuwe chefs. De sultan zelf maakte dat moment niet meer mee. Hij overleed in 1920 in Sudan.

Partner Content