Van zaterdag 12 juni tot zondag 4 juli heeft in Portugal het Europees kampioenschap voetbal voor landenploegen plaats. Zet geen geld op België.
Wie spreekt? ‘Ik ben geboren in Lorenzo Marques, in de volkswijk van de mooiste stad van Portugees Oost-Afrika. Het was een dag zoals alle andere. Alleen in ons huis was een aparte sfeer. Het is me later vele malen verteld. Moeder Elisa zou wederom moeder worden, en de hele familie leefde in de ban van dit gebeuren. Op maandag 25 januari 1942 werd ik geboren. Opnieuw was er een nakomeling bij. We waren nu met acht kinderen, jongens en meisjes, en ik begon al vroeg mijn moeder te helpen. Mijn dagelijkse hulp bestond uit karweitjes zoals boodschappen doen. Ik kan zeggen dat deze loopjes mijn eerste avonturen waren, mijn eerste contact met de wereld die mij omringde en waarin ik zou gaan leven.’
Eusébio! Voluit Eusébio da Silva Ferreira. Held van onze jeugd, toen de zwart-wittelevisie in een verduisterde kamer magische beelden doorstuurde. Van Pelé in zijn op het scherm hagelwitte uitrusting. En van de jonge god Eusébio, die wij voor het eerst aan het werk zagen tijdens de finale van de Europacup in 1965, tussen Inter en Benfica. Uitgerekend in Milaan natuurlijk, waar Inter door 80.000 eigen supporters werd opgezweept, en met 1-0 won dankzij een goal van Jair. Eusébio werd toen wel tot ‘Europees voetballer van het jaar’ uitgeroepen.
Wij hebben op een pril verjaardagsfeestje een boek over hem gekregen, een vroegtijdige autobiografie, en wij hebben die van A tot Z en vice versa verslonden. Kunnen er nog uit het blote hoofd uit citeren. In stilte ook verliefd geworden op Flora, die destijds met het gymnastiekteam van de Afrikaanse Associatie naar Lissabon was gekomen, en vanuit Mozambique een kistje met kreeft van moeder Elisa voor haar zoon de voetballer had meegebracht. ‘Ze schonk me een glimlach die me altijd is bijgebleven’, vertelt Eusébio.
‘Jaja, dat zal wel’, denken wij nu, gelouterd door het eigen leven. Maar toen waren wij verkocht. Flora, die hij en wij Lola mochten noemen, was in onze jonge en onbezoedelde ogen een fee. Niet meer, en vooral niet minder. Vele jaren later zijn we haar in Lissabon eens tegen het lijf gelopen, toen Anderlecht er tegen Benfica moest spelen. Nu, dat viel wat tegen. Maar met evenveel recht mocht zij hetzelfde zeggen.
Nooit vergeten wij die eerst rampzalige en daarna glorierijke zaterdagnamiddag van 23 juli 1966, toen in Liverpool tijdens de kwartfinale van de wereldbeker Portugal, tot ieders ongeloof en tot regelrecht afgrijzen van uw jonge dienaar, bij de rust 0-3 achter stond tegen Noord-Korea. Tegen Noord-Korea, een grotere vernedering was gewoon niet denkbaar. Gebeden hebben wij, letterlijk. Tot de vonken eraf schoten en de muren daverden van de onzevaders en de weesgegroeten. Dat niemand ons nog komt vertellen dat er daarboven niet ‘iets’ of ‘iemand’ is, want in de tweede helft zette Eusébio met vier goals en één assist de situatie recht: 5-3. Dat de Portugezen in de halve finale met 2-1 door de thuis spelende Engelsen werden gewipt, ach ja… intussen hadden wij al geleerd dat het pad des levens niet over rozen gaat. En met negen doelpunten was Eusébio toch topschutter van het toernooi.
Gebrand op ons netvlies staat ook nog de verloren ‘belle’ tussen Benfica en het Ajax van de opkomende Johan Cruijff, aan wie wij lange tijd een hekel hebben gehad. En natuurlijk de Europacupfinale van 1968 tegen Manchester United. Weer in het hol van de leeuw, op Wembley, en wéér verloren: 4-1 na verlengingen. Voor Manchester schitterde George Best, de man die gemakkelijker een verdediging passeerde dan de deur van een pub. De wissel der idolen drong zich op. Halen wij hier enkel Angie aan, de eerste mevrouw Best: ‘Als hij gedronken heeft, is hij een zielig, afstotelijk, wansmakelijk, ordinair, gruwelijk en afschuwelijk stuk vuilnis.’
Hij werd onze nieuwe held. Want die Eusébio hebben wij eigenlijk alleen weten verliezen. Toen de naar verluidt grandioze Europacupfinale van 1962 tegen Real Madrid werd gespeeld, 5-3 voor Benfica, lagen wij al een uur of vier tussen drie teddyberen en een gehavend konijn in bed. In feite heeft Eusébio onze jeugd alleen gevuld met diepe rouw en treurnis.
Voetbal in Portugal, dat is Benfica en Sporting uit Lissabon, en FC Porto en Boavista uit Porto. Benfica beleefde in de jaren zestig grote successen dankzij spelers uit de kolonies Angola en Mozambique. De grootste twee waren Mario Coluna en Eusébio. De Hongaarse toptrainer Bela Guttmann legde de nodige tactische patronen in het elftal, en Benfica won twee keer de Europabeker voor Landskampioenen. In 1961 versloeg het in de finale in Bern FC Barcelona met 3-2. In 1962 won het de net genoemde spektakelfinale met 5-3 tegen het Real Madrid van Puskas, Di Stefano en Gento. Tegen Barcelona ontbrak Eusébio omdat hij nog maar pas was aangesloten, tegen Real was hij er wél bij en maakte het vierde en vijfde doelpunt.
Het hakje van Madjer
Zoals gezegd verloor Benfica nadien ook twee finales, een tegen Inter en een tegen Manchester United, en na het afscheid van Eusébio zakte de club in de jaren zeventig diep weg. Net als het nationale elftal trouwens. Met de onafhankelijkheid van Angola en Mozambique was Portugal zijn aanvoer uit de kolonies kwijt, en het land beleefde politiek woelige tijden met militaire staatsgrepen en anjerrevoluties.
De jaren tachtig brachten een heropleving. Benfica en Porto plaatsten zich opnieuw voor meerdere Europese finales, onder andere tegen Anderlecht, en Porto won dankzij toptalent Paulo Futre in 1987 de Europabeker voor Landskampioenen. Eenieder herinnert zich het beroemde hakje van de Algerijn Rabah Madjer, die Jean-Marie Pfaff en Bayern München te grazen nam. Het is het best dat hakje niet te vaak terug te zien, want zo sensationeel was het al bij al niet. Er zijn ondertussen tientallen mooiere goals met een hakje gemaakt. Maar goed: mythes zijn er niet om op de helling te zetten.
De nationale ploeg kreeg ook weer vleugels, onder impuls van talentvolle jongeren als Fernando Chalana, Joao Pinto en Diamantinho. Portugal bereikte op het Europees Kampioenschap ’84 in Frankrijk de halve finale, maar stuitte daar op de superieure thuisploeg, gedirigeerd door Michel Platini. Verder dan dat bracht de lichting Chalana het niet.
Iedereen in de nor
In de jaren negentig zakte Benfica opnieuw weg, gekweld door gigantische financiële zorgen. Bovendien werd voorzitter Joao Vale e Azevedo wegens fraude gearresteerd. FC Porto bleef wél op hoog niveau, en ook de nationale ploeg kwam weer boven water. Met een uitzonderlijke lichting jeugdig talent hadden de Portugezen in 1989 het EK voor min-zestienjarigen gewonnen, en in 1991 het WK voor min-twintigjarigen. Uit die generatie groeide het sterke team van Euro 2000, met Luis Figo als wereldvedette.
Maar weer stuitte Portugal in de halve finale op een sterker Frankrijk. Dat was de incidentrijke wedstrijd op de Heizel, waarin Abel Xavier in de verlenging op een voor de meesten onzichtbaar handsspel werd betrapt door de Slowaakse grensrechter Igor Sramka. De Oostenrijkse ref Günther Benkö legde de bal op de stip, zeer terecht zoals later uit de televisieherhalingen bleek. Zinedine Zidane zette de penalty om, en stuurde met deze golden goal de Fransen naar de finale en de Portugezen naar huis.
Abel Xavier, Nuno Gomez en Paolo Bento waren uitzinnig van woede en gingen wild tekeer tegen scheids- en grensrechter, wat hen respectievelijk negen, zeven en zes maanden schorsing kostte. En de Portugese bond kreeg een boete van honderdduizend euro. Vorig jaar ging het Portugese team van de min-21-jarigen zich na winst in een kwalificatieduel tegen Frankrijk te buiten aan verregaande agressie en vernielzucht. De jonge spelers sloegen de kleedkamer in Clermont-Ferrand kort en klein, en volgens de Franse coach Roland Domenech hadden ze gespeeld als wilden.
In zoverre dat velen zich vragen gingen stellen. Zeker omdat het Portugese voetbal ook in opspraak kwam met een dopingzaak rond Fernando Couto, de verdediger van Lazio Roma en een van de sterkhouders van de nationale ploeg. Begin dit jaar werd ook een andere international, Rui Jorge van Sporting Lissabon, op doping betrapt. ‘Een neusspray tegen astma’, verdedigde de dader zich, de clubdokter nam de schuld op zich, en de bond kon de zaak opgelucht als afgedaan beschouwen. Tussendoor werd Nuno Maniche van FC Porto betrapt op dronken rijden en enkele dagen in de gevangenis opgesloten.
Op de wereldbeker 2002 werd Portugal in de eerste ronde gewipt door thuisland Zuid-Korea. Weer een turbulente match waarin Joao Pinto al na een half uur werd uitgesloten omdat hij de Argentijnse scheidsrechter Angel Sanchez een mep had verkocht. Hij kreeg vier maanden schorsing. In diezelfde match vloog een half uur voor het einde ook Beto van het veld.
George Orwell schreef het: ‘Een ernstige sport heeft niets te maken met fair play. Wel met haat, boosaardigheid, bedrog, afgunst, intimidatie, minachting van alle regels, en een sadistisch genoegen in het plegen van geweld.’ Orwell was enthousiast geweest over het Portugese voetbal van vandaag, dat van superieure techniek is afgegleden naar tactisch en viriel spel, met overtredingen en woedereacties die vaak niet meer door de beugel kunnen.
Maar wat op het veld gebeurt, is nog redelijk beschaafd in vergelijking met wat zich ernaast afspeelt. Begin april werden zestien mensen aangehouden op verdenking van omkoperij van scheidsrechters. Onder hen enkele clubvoorzitters, de voorzitter van de profliga, en de voorzitter van de scheidsrechterscommissie. Met ‘Operatie Gouden Fluit’ wil justitie schoon schip maken met allerlei wantoestanden rond de arbitrage, en met diverse vormen van fraude in het besturen van de clubs. Dat valt aan te moedigen, maar anderzijds is het niet de beste manier om in de belangstelling te komen, zo kort vóór een prestigeproject als het EK.
Tot slot werd Portugal dit jaar ook nog opgeschrikt door de plotse dood van Benficaspeler Miklos Fehèr, een Hongaar van 24 die in januari tijdens de match tegen Vitoria Guimaraes dood neerviel. En een paar maanden later zakte de jonge Benficabelofte Bruno Baiao in een café in elkaar, en overleed later in het ziekenhuis.
Op kosten van de belastingbetaler
De Europese voetbalbond UEFA is er nu al zeker van dat Euro 2004 haar een smak geld zal opbrengen. Of dat voor de Portugese overheid ook het geval zal zijn, is twijfelachtiger. Voorlopig worden de Portugezen gesust met het discutabele cliché van het ’terugverdieneffect’, maar dat valt in de praktijk meestal zwaar tegen.
De UEFA heeft een samenwerkingsverband met de Portugese Voetbalbond en de Portugese regering gesloten, waarbij die laatste twee verantwoordelijk zijn voor de infrastructuur, en de UEFA voor de commerciële uitbating van de stadions. Bij Euro 2000 was die nog in handen van marketingbureau ISL, maar toen dat failliet ging, zag de UEFA heel wat inkomsten in rook opgaan. Daarom doet ze het nu liever zelf.
Om rendabel te zijn, moest 87 procent van de tickets verkocht worden, en dat was geen probleem. Tijdens Euro 2000 in België en Nederland werden meer dan negentig procent van de entreebewijzen aan de man gebracht. Daarnaast zijn de televisierechten nog maar eens verhoogd, en heeft de Portugese regering de premies die tijdens het toernooi worden verdiend belastingvrij gemaakt.
Een en ander maakt dat de UEFA op een grote winst afstevent. De zestien finalisten strijken samen 130 miljoen euro op, en ieder afzonderlijk is zeker van minimaal vijf en maximaal achttien miljoen euro. Dat is beduidend meer dan op Euro 2000 en het WK 2002. Het organisatiecomité van Euro 2000 sloot overigens af met een winst van 18,2 miljoen euro, te delen tussen de Belgische en Nederlandse Voetbalbond.
Of de Portugezen even gelukkig zullen zijn, valt af te wachten. De kosten voor dit toernooi zijn torenhoog opgelopen. Er zijn acht speelsteden en tien stadions, waarvan er zeven totaal nieuw zijn en drie grondig verbouwd werden. Een daarvan is het imposante Estadio da Luz van Benfica, waar de finale zal worden gespeeld. Benfica zelf, eigenaar van het complex, moet een kwart van de meer dan 120 miljoen euro dragen, maar spartelt al jaren in een financieel moeras. In Braga heeft men een nieuw stadion letterlijk uit de rotsen gehouwen. Een architectonisch hoogstandje van meer dan honderd miljoen euro. Voor zegge en schrijve twee groepswedstrijden: Bulgarije-Denemarken en Nederland-Letland!
Veel van de nieuwe stadions zijn te groot voor de gewone competitiewedstrijden waarvoor ze na het EK gebruikt zullen worden. Farense, de club die in het gloednieuwe Algarve-stadion van Faro zou moeten aantreden, is inmiddels failliet. Het stadion is met zijn capaciteit van 30.000 plaatsen dus gebouwd voor drie wedstrijden: Spanje-Rusland, Rusland-Griekenland, en één kwartfinale. Daarna zal er een derdeklasser in voetballen.
De prijs van alle stadionwerken, die met horten en stoten verliepen en meer dan eens voor politiek krakeel zorgden, is goed voor een plaatje van rond de 800 miljoen euro. Dat is nog weinig, vergeleken bij de vervroegde investeringen om de moorddadige Portugese wegen op te knappen, en om ziekenhuizen, hotels en transportmiddelen te moderniseren.
De totale uitgaven voor dit EK worden op 5 miljard euro begroot, nota bene een kwart meer dan de som waarvoor Bart Somers (VLD) de Olympische Spelen van 2016 ging organiseren. De Europese Unie schoot Portugal, vóór de uitbreiding de armste lidstaat, wel te hulp, maar meer dan een druppel op een hete plaat is die steun niet. De hoge kosten van het EK waren trouwens een centraal thema bij de verkiezingen in 2002. De socialisten, grote pleitbezorgers van Euro 2004, kregen een afstraffing. De rechtse PSD vormde een nieuwe regering, maar slikte alle campagnetaal tegen het EK snel in nadat de UEFA dreigde om de organisatie in extremis aan Portugal te ontnemen. De Portugees die straks op de tribune zit, doet er goed aan zich de longen uit het lijf te joelen, want hij zal er genoeg voor moeten betalen.
De tactiek van Scolari
Na de roemloze uitschakeling van Portugal op het WK 2002, werd bondscoach Antonio Oliveira vervangen door zijn naamgenoot Agostinho Oliveira. Die werd na vier oefenwedstrijden alweer bedankt voor zijn mogelijk goede bedoelingen, en vervangen door de Braziliaan Luis Felipe Scolari. Een man met wie lange tijd gelachen werd, tot hij met Grêmio en Palmeiras de Zuid-Amerikaanse Champions League won, en daarna in Japan zowaar wereldkampioen werd met Brazilië.
Scolari maakte schoon schip met de onderlinge vetes in de Portugese ploeg, en gooide zonder pardon een paar topvedetten van FC Porto uit de kern. Onder hen de in de Champions League uitblinkende doelman Vitor Baia en middenvelder Nuno Maniche, die zijn er dus geen van beiden bij. Ricardo van Sporting Lissabon staat onder de lat. En niemand van de wél geselecteerde Portospelers is zeker van zijn plaats.
Nochtans is FC Porto zonder enige discussie de beste Portugese ploeg van de afgelopen jaren. Het werd onder trainer José Mourinho begin mei voor de negentiende keer kampioen, de zevende titel in tien jaar. Vorig seizoen won het de dubbel in eigen land én de UEFA-cup. Dit jaar pakte het de Portugese titel, het verloor de bekerfinale tegen Benfica, maar won dan weer het hoogste van het hoogste: de Champions League. En dat met een budget dat niet groter is dan dat van Anderlecht: 25 miljoen euro, een peulschil in de Europese context.
Toen er ei zo na een revolutie uitbarstte wegens het niet selecteren van Baia, riep Scolari uit pure baldadigheid Bruno Vale op, de tweede reservekeeper van FC Porto. In het noorden maakt men zich met dergelijke fratsen weinig vrienden. Gelukkig speelt Portugal alleen zijn openingsmatch tegen Griekenland in Porto, of het zou nog zijn eigen publiek tegen kunnen krijgen. Alle andere duels, tot en met een mogelijke finale, werkt het af in Lissabon.
Op het veld opteert Scolari voor de voorzichtige tactiek met vier verdedigers en twee verdedigende middenvelders, die hij tot afgrijzen van de voetbalpuristen ook aan het Braziliaanse elftal had opgelegd. En niet zonder succes, want hij werd er wereldkampioen mee. ‘Romantiek is voor de dwazen, resultaat voor alles’, dat is het motto van Scolari. Toevallig ook dat van Knack.
Portugal won het afgelopen jaar in zijn oefencampagne alleen tegen zwakke tegenstanders, en Scolari riep zowat iedereen op die zijn schoenen kon vastknopen. Hij kreeg heel wat kritiek over zich heen, maar legde die hautain naast zich neer. ‘Ik garandeer Portugal een plaats in de finale,’ was zijn repliek, ‘si on me laisse faire’.
De vermaledijde veldbezetting van Scolari is dus een 6-2-2. Met voor de vier offensieve spelers de keuze uit Nuno Gomez van Benfica, Pedro Miguel Pauleta van Paris Saint-Germain, Rui Costa van AC Milan, de genaturaliseerde Braziliaan Deco van FC Porto, en Luis Figo van Real Madrid. Wie dat tussen de lijnen kan brengen, mag wel enige ambitie koesteren. Euro 2004 is voor de gouden generatie van Luis Figo de ideale maar ook laatste kans om een toptrofee te pakken. Dat zal de druk, die er voor een thuisspelende ploeg sowieso al is, nóg wat vergroten. Kijk dus niet verrast op, als het in de matchen van de Portugezen nu en dan uit de hand loopt.
Door Koen Meulenaere
‘Met vier goals en één assist zette Eusébio de situatie recht.’
‘Meer dan 100 miljoen euro voor zegge en schrijve twee matchen.’